Alles over kunst

Essay | Inzicht  HART Nr. 209

Gouden platen en kartonnen dozen

Bedenkingen bij tijdscapsules
Pieter  Vermeulen

Praktische info

Wesley Meuris stelt tot 24 januari tentoon bij Annie Gentils Gallery. www.anniegentilsgallery.com

Pray for us, who once, too, thought we could fly.
Margaret Atwood, ‘Time Capsule Found on the Dead Planet’ (2009)

I had monuments made of bronze, lapis lazuli, alabaster… and white limestone… and inscriptions of baked clay… I deposited them in the foundations and left them for future times.
Esarhaddon, koning van Assyrië, 7de eeuw v.C. (1)

Wesley Meuris, Debris, 2020, Print on Photo rag / framed Afromosia wood with museum glass

Het was een fait divers in het nieuws. Bij renovatiewerken in de Antwerpse Sint-Jacobskerk trof een werkman een luciferdoosje aan, verborgen in een sluitsteen van een van de gewelven. Het bevatte een briefje gedateerd 1941 en gesigneerd door vier vakschilders van de dienst stadsgebouwen: “Ik geef onze nakomelingen den goede raad als het nog eens oorlog word in de levensloop zorgt goed, voor een voorraad in huis, zoo als rijst koffie, bloem, tabak, tarwe, graan voor u in ‘t leven te houden!!! Geniet vol op van ‘t leven, neemt bijtijds een ander vrouwtje, voor degene die getrouwd zijn pas op ‘t huis!!! Salut mannen!!!”

De toon is weliswaar aandoenlijk, maar de boodschap is niet mis te verstaan. Het is een waarschuwing die zich uit het verleden tot ons richt, als toevallige ontvangers, en ons adviseert om vooruit te kijken. Helaas is ook onze tijd out of joint. Het heden houdt ons te gegijzeld om te kunnen denken aan morgen. Tegelijk leeft het latente besef van een nakend einde. We staan op de rand van de afgrond en durven niet naar beneden te kijken. Gelaten dobberen we tussen hoop en vrees. Nochtans is het perspectief op de toekomst waar de echte uitdagingen liggen. Hoe trotseren we die lethargie, hoe gaan we op zoek naar nieuwe horizonten?

Gouden platen

Tijdscapsules zijn een bij uitstek modern fenomeen, “instrumenten van een dynamische cultuur die weet dat zij permanent dingen vernietigt, en die in een compacte verpakking een set artefacten wil bewaren voor toekomstige tijden.” (2) Een van de radicaalste voorbeelden blijft wel de Voyager Golden Record. We schrijven 20 augustus en 5 september 1977 wanneer twee ruimtetuigen – Voyager genaamd – het firmament worden ingeschoten met elk een gouden grammofoonplaat aan boord. Op elke plaat staan meer dan honderd foto’s, van de mensheid, onze planeet en beschaving, gepaard met negentig minuten van wat voor de beste muziek op aarde moet doorgaan. De afspeelinstructies staan er als symbolen in gegraveerd. Verder ook een audio-essay getiteld Sounds of the Earth met begroetingen in bijna zestig talen – waaronder die van walvissen – en alledaagse geluiden als een onweersbui, een fluitende stoomtrein, een huilende baby en een blaffende hond. Fenomenaal om te beseffen dat die triviale geluidsboodschappen al enkele decennia het hemelruim doorkruisen, op zoek naar een onbekende ontvanger. Carl Sagan, de bedenker van de Golden Record, noemde het destijds treffend “the launching of a bottle into the cosmic ocean”. Zelfs in het erg onwaarschijnlijke geval dat de gouden platen ooit gevonden worden, blijft het nog zeer de vraag of hun boodschap zal aankomen.

Sinds 2012 hebben de Voyagers zich aan de zwaartekracht van de zon onttrokken, om zich te wagen onder de 250 miljard sterren die het Melkwegstelsel telt, met – nota bene – slechts een minuscule fractie van de rekenkracht van een smartphone. Weergaloos poëtisch was 14 februari 1990, het moment waarop Voyager 1 de instructie kreeg om zijn camera te keren naar de plaats van herkomst. Op de resulterende, iconische foto verschijnt de aarde kleiner dan een pixel. De pale blue dot, zoals Sagan het zo lyrisch verwoordde, om er meteen zijn mijmeringen over planetair bewustzijn en samenhorigheid aan te koppelen.

Ruimtevaart spreekt tot de verbeelding omdat het zoveel over onszelf zegt, omdat het – zoals de Voyager – naar ons terugkijkt. Daarom hebben ook tijdscapsules iets onmiskenbaar existentieels: ze belichamen onze meest grootse dromen evengoed als onze diepst gewortelde angsten. Zelfs in bovenmenselijke ambitie schemert nog een kleinmenselijk karakter door. We willen namelijk herinnerd, maar bovenal ook niet vergeten worden. De tijdscapsule zegt daarom iets over wat we willen nalaten voor wanneer we er niet meer zijn. In die zin maakt de tijdscapsule ons niet onsterfelijk, maar leert zij ons net te sterven. (3)

Kartonnen dozen

Dat ook een kunstenaar als Andy Warhol zich ermee inliet, zij het enigszins ironisch, hoeft niet te verbazen. Zijn Time Capsules bestaan uit niet minder dan zeshonderd kartonnen dozen die hij gedurende twee decennia – als bij een aanstaande verhuis – systematisch heeft volgeladen met parafernalia en memorabilia, de meest uiteenlopende voorwerpen uit zijn dagelijkse omgeving: liefdesbrieven, facturen, fanmail, postkaarten, krantenartikelen, polaroids, pornobladen, pralines, cadeaus, kindertekeningen en ga zo maar door. Van gouden platen naar kartonnen dozen, het contrast kan haast niet groter. Vijftien dozen zijn in 2003 tentoongesteld in het Museum für Moderne Kunst in Frankfurt; de hele collectie is in handen van de Andy Warhol Foundation. Maar de erfenis is geen cadeau. Warhol heeft de dozen lukraak volgeladen met zowel pietluttige prullen als met kleinoden van persoonlijke waarde, en ook duurzaamheid kon hem gestolen worden. Net daarom blijven zijn kartonnen tijdscapsules intrigeren. Zijn ze anti-monumenten die de vluchtigheid van het moderne leven verheerlijken, een doordacht verzet tegen de grote verhalen van de kunstgeschiedenis? Of een opgestoken middelvinger naar archivarissen, een vergiftigd geschenk voor historici? Op 24 mei 1984, amper drie jaar voor zijn dood, tekende Warhol op in zijn dagboek: “I opened a time capsule today. And every time I do it’s a mistake.” De ironie hiervan zal u vast niet ontgaan.

Warhols Time Capsules confronteren ons met een simpel maar onwennig besef dat niemand die vaak verhuist vreemd zal zijn: wat ons materieel omringt zal ons moeiteloos overleven – en het is steeds véél meer dan we denken. Verwoed mogen we proberen ons leven op orde te stellen, met uit- en inpakken zal alles beginnen en eindigen. Hoe we het ook draaien of keren, uiteindelijk zullen we daarom altijd tussen kartonnen dozen leven.

Denkoefening

De tijdscapsule is bovenal een soort van denkoefening. Eerder dan loutere communicatie, vormt zij als kunstvorm een bescheiden meditatie over ons menselijk verlangen naar erkenning, in het besef van het onvermijdelijke einde. Een vooraanstaande pionier van de conceptuele kunst, de New Yorkse Stephen Kaltenbach, wijdde een groot deel van zijn oeuvre aan de verkenning van de tijdscapsule als artistiek medium. Zijn tijdsklimaat – de tegencultuur van de jaren 1960 – heeft daar ongetwijfeld toe bijgedragen. Kaltenbachs Time Capsules-project ging van start in 1967. Na enkele productieve jaren nam hij in 1970 plots afstand van de New Yorkse kunstscene om zich in de marge terug te trekken – een doelbewuste zet die hij The Elephant Project noemde. (4) Kaltenbachs tijdscapsules zijn verzegelde stalen kokers met daarin duidelijke instructies gegraveerd: ‘Bury with the Artist’, ‘Open before my retrospective at Pompidou Center’, ‘Only the Owner May Open’, ‘Open after Jan. 1, 2075 A.D.’ of woorden als ‘Moment’, ‘Present’, ‘Priceless’, ‘Rosetta’, etc. De combinatie van tekst en beeld maakt tijdscapsules gefundenes Fressen voor het conceptualisme. Kaltenbach schonk zijn eerste capsules aan vrienden als Bruce Nauman en Barbara Rose, een andere heeft haar weg gevonden naar de vaste collectie van het MoMA, waar ze nog steeds geduldig op haar onthulling wacht.

Hun inhoud, wat Kaltenbach ‘bewijsmateriaal’ (evidence) noemt, blijft vooralsnog geheim. Met zijn tijdscapsules heeft hij echter een specifiek, tweeledig doelpubliek binnen de kunstwereld voor ogen. Ten eerste de curator of verzamelaar die voor de keuze wordt gesteld om ofwel slechts minimale informatie over het werk te bezitten, ofwel ervoor te kiezen om – tegen de deontologie in – het werk te ‘beschadigen’ en dus niet voor de toekomst veilig te stellen. Ten tweede richt hij zijn tijdscapsules ook tot de schrijver/historicus. Kaltenbach: “[F]or them, in a sense, history would be running backwards. Instead of artist’s motives and intentions fading through time into the past, this information was waiting to be discovered in the future by simply following the artist’s instructions. Certainly art viewers would be at the receiving end of this secretive work as well. My thought was that they would be given free rein to use their imagination to complete the work; a minimal piece indeed.” (5) Dat de verbeelding de tijdscapsule vervolledigt, is best een mooie gedachte.

Honderd jaar

Ook vandaag duikt de tijdscapsule weer op, niet alleen als artistiek medium, maar ook als een reflectie op existentiële thema’s als tijdelijkheid en eeuwigheid. Zo vergaarde Sophie Nys in 2008 documenten over de geschiedenis van tentoonstellingsruimte KIOSK in Gent (destijds nog een paviljoen) en stopte die zorgvuldig in een metalen capsule onder de grond. Op het Brusselse Begijnhofplein liet zij in 2012 – samen met Richard Venlet – een koffer begraven met daarin een platenspeler en een vinylplaat waarop Italianen uit de buurt gedichten hebben ingelezen. Aanzienlijk komischer van aard is het bekende werk 100 Years (2004) van Kris Martin: een bal uit verguld staal die na een eeuw explodeert. Zelf verklaart hij het als een cynische sneer naar zijn enige en grootste vijand: sterfelijkheid.

In dit verband is natuurlijk ook het oeuvre van Louis De Cordier incontournable. Hij liet zich inspireren door de Voyager Golden Record voor het maken van zijn Golden Sun Disk (2008), initieel bedoeld ter financiering van zijn onderzoek in Egypte. De geometrische beeldtaal en materiaalkeuze doen De Cordiers gouden schijf baden in een tijdloos aura. Net als zijn Biblioteca del Sol, een langdurig project waarvoor de kunstenaar zich al jaren terugtrekt in het Spaanse hooggebergte (6), herinnert die er ons bovendien aan dat tijdscapsules tevens een wetenschappelijke aangelegenheid kunnen zijn. Neem de Svalbard Global Seed Vault in het Noorse Spitsbergen als bekend voorbeeld: een immense planetaire zadenbank die genetische diversiteit moet verzekeren voor de toekomst. En als dat op zijn beurt doet denken aan de ark van Noach komt dat goed uit: zo raken oorsprongsmythe en eindscenario elkaar, les extrêmes se touchent.

Verbeelding

Laat het duidelijk zijn dat we de tijdscapsule slechts als excuus hebben gebruikt om het over de toekomst te hebben. En dat is vandaag meer dan ooit nodig. Om elk troosteloos realisme naast ons neer te kunnen leggen, moeten we eerst een lans leren breken voor de kracht van artistieke suggestie en speculatie. Anders laten we de realiteit onze verbeelding voorbijsteken, en dat zou doodzonde zijn. Hedendaagse kunst biedt in dat opzicht tal van perspectieven, en het verband met onderzoek is opmerkelijk. In eigen land hoeven we maar te denken aan de experimentele, interdisciplinaire praktijk van Grace Ndiritu, de prachtige werken van Marjolijn Dijkman of de poëtische installaties van Haseeb Ahmed. Rechtstreeks geënt op Buckminster Fullers ideeën over Spaceship Earth heeft ook Luc Deleu decennialang een onwaarschijnlijk radicaal en imaginatief oeuvre opgebouwd. En nu we het over de ruimte hebben, kunnen we ook Angelo Vermeulens conceptuele verkenning van interstellaire ruimtevaart niet onvermeld laten. Tot slot ook het nieuwe werk van Wesley Meuris, die in zijn typisch suggestieve beeldtaal de techno-wetenschappelijke exploratie van outer space belicht.

Dat er een rode draad loopt doorheen deze veelheid aan artistieke praktijken, is wellicht (en hopelijk) niet toevallig. Deze kunstenaars reiken nieuwe horizonten aan en treden – meer of minder behoedzaam – in dialoog met de taal van wetenschap en technologie. Net als de tijdscapsule formuleren zij bedenkingen bij de menselijke conditie en haar toekomst. Ze leiden ons uit de woestijn van de werkelijkheid. Ze kijken vooruit en kijken tegelijk naar ons terug. De utopische tijdsgeest van de jaren zestig en zeventig blijkt hier weliswaar niet veraf, maar misschien zegt die comeback niet alleen iets over hoe we voor dezelfde uitdagingen zijn blijven staan, maar ook hoe het potentieel van die tijd nog niet uitgeput is. We zijn er nog niet klaar mee. De verbeelding blijft dus aan de macht, zij het iets minder naïef en des te meer verwonderd.




(1) Geciteerd in: Carl Sagan, Murmurs of Earth. The Voyager Interstellar Golden Record, New York: Random House, 1978, p. 1.
(2) Sven Lütticken, Andy Warhols Time Capsules, in: De Witte Raaf 106, nov-dec 2003.
(3) Zie Roy Scranton, Learning How to Die in the Anthropocene: Reflections on the End of a Civilization, City Lights Publishers, 2015.
(4) Zie Alexander Alberro & Patricia Norvell, Recording Conceptual Art, University of California Press, 2001, p. 70-85. Bijzondere dank ook aan David Maroto om me hierop te wijzen. Zijn Secret Gallery (2019) verdient hier ook de nodige aandacht, maar om evidente redenen zal ik er niet over schrijven.
(5) Artist statement van Stephen Kaltenbach, www.anotheryearinla.com/Stephen_Kaltenbach_TIME_CAPSULES_Artist_Statement.htm
(6) Zie hiervoor onder meer het artikel van Isabelle De Baets in HART 194.