In onze reeks bijdragen rond het Centrum voor Kunstarchieven Vlaanderen, gevestigd in het M HKA Antwerpen, richten we onze aandacht op Ruimte Morguen, de iconische galerie die, na een werking van achtendertig jaar, vorig jaar de deuren sloot in haar vestiging aan de Waalsekaai. CKV gaat, in samenwerking met ex-galeriehouder Marc Schepers, het hele archief ontsluiten. En dat is nogal wat.
Ruimte Morguen (1982-2020) was een kunstenaarsinitiatief gevestigd in Borgerhout en later aan de Waalsekaai op het Antwerpse Zuid. Het fungeerde als een platform voor individuele exposities en groepstentoonstellingen, zowel van de oprichters of programmatoren van de Ruimte als van externe kunstenaars. Onder meer door een uitgesproken keuze voor sociaal geëngageerde kunst en door de ontwikkeling van diverse sociaal-artistieke projecten was het al snel duidelijk dat deze groep zich wilde afzetten tegen de commercialisering van de kunst. De lijst met kunstenaars die er tentoonstelden is schier eindeloos: onder meer B.J. Blume, Didier Bay, Eberhard Bosslet, Werner Klotz, Luc Tuymans, Ria Pacquée, Nadine Tasseel, Marcel Van Maele, Paul De Vylder en ‘founding father’ Marc Schepers zelve, stelden tentoon.
Jan Stuyck, van het CKV: Marc Schepers zal het archief in samenwerking met CKV nader ontsluiten. Het archief bestaat uit tal van archiefdozen met documentatie over kunstenaars, ringmappen met chronologisch geordende archivalia per tentoonstelling en kunstenaar, briefwisseling, uitnodigingen, publicaties en audiovisueel materiaal zoals foto’s, video en geluidscassettes.
CKV vroeg Marc Schepers enkele dozen te openen en bepaalde stukken van context te voorzien. Dit ‘unboxing the archive’-gesprek werd opgenomen en kadert in een breder traject dat CKV dit jaar opstartte rond ‘oral history’. Doel van het vastleggen van dit soort gesprekken is het documenteren van mondelinge informatie die anders verloren zou gaan. Het gaat niet louter om interviews. We willen de loopbaan en het leven van de kunstenaar, de galeriehouder, de kunstcriticus … documenteren, om belangrijke relaties in kaart te brengen en om lacunes in en vragen met betrekking tot archief of nalatenschap te dichten. Deze contextualisering en reflectie dragen noodzakelijkerwijs bij tot een beter beheer en begrip van een archief. CKV ontwikkelt dit jaar een aanzet tot methodologie om mondelinge geschiedenis inzetbaar te maken in archiefzorg, gaande van registratie tot ontsluiting.
HART had hierover ook een e-mailgesprek met Marc Schepers.
Marc Ruyters: Wie was vragende partij? Jij of M HKA/CKV?
Marc Schepers: Op zoek naar een onderkomen voor het archief en de documentatie van Ruimte Morguen werd mijn aandacht getrokken door het CKV en dus vroeg ik of zij interesse hadden. Dat werd positief ontvangen, mits we zouden helpen bij de ontsluiting. Eigenlijk is dat ook logisch: ik kan niet verwachten dat de archiefbeheerders van M HKA/CKV de geschiedenis van de Ruimte Morguen en die van Morguen vzw kennen.
MR: CKV zegt dat ze ook werken aan een ‘oral history’, via ‘unboxing the archive’. Wat houdt dat in het geval van Ruimte Morguen in?
MS: Dat ze een film maken van de ontsluiting en je laten vertellen over wat er in het archief zit. Over de tentoonstellingen, de tentoongestelde kunstenaars en zo meer.
MR: Wat is jouw taak in die samenwerking?
MS: Tot nog toe beperkt het zich tot het wegwijs maken en van een context voorzien, en dat wordt dus gefilmd. Maar de verdere samenwerking is natuurlijk ook afhankelijk van mogelijke latere onderzoekers, ik kan me moeilijk voorstellen dat de informatie op enkele weken toegankelijk gemaakt wordt. Ik fungeer dus als een soort ervaringsdeskundige of gids voor het archief van de Ruimte Morguen.
MR: Ook het sociale luik was altijd belangrijk, met onder meer Europark. Zit dat ook in het archief?
MS: Het sociale luik was en is inderdaad belangrijk; het is overigens vanuit het sociale luik dat de Ruimte Morguen ontstaan is. Eerst waren er in 1979 de Morguen-projecten, een samenwerking tussen Luc Tuymans, Leen Derks en mijzelf, aangevuld met Jacques Sonck en Bob Van Ruysseveldt, die resulteerden in Morguen, tijdschrift voor levende volkskunst, en die plaatsvonden in de Bleekhofbuurt te Borgerhout, al dan niet gesteund door het plaatselijke buurtwerk. Toen is er een vzw opgericht en werd gezocht naar een vaste plek om tentoonstellingen te organiseren die de link met het sociale en het media-experiment vooropstelden, analoog aan de Berlijnse 7.Produzentengalerie van Dieter Hacker en Andreas Seltzer, die ik kende door mijn werk in de bibliotheek van het Fotografiemuseum (toen Sterckshof). Het idee van een vaste ruimte kwam van Dieter Hacker, met wie ik een ontmoeting had tijdens zijn tentoonstelling in het ICC.
Het lokaal werd Ruimte Morguen. Het werd gevestigd, met de steun van de gemeente Borgerhout, in de Van der Keilenstraat 59. Die eerste sociale projecten zitten in het archief van de Ruimte Morguen; ze zijn ook opgenomen in de catalogue raisonné van Luc Tuymans, met andere woorden, ze zijn ook deel van zijn biografie. Het sociale speelde onmiskenbaar expliciet verder mee in de programmatie en in tal van artistieke projecten van de Ruimte Morguen. Achteraf konden we ook inspelen op sociale projecten die mogelijk werden gemaakt door de Culturele Raad en de Stad Antwerpen.
Toen voltrok zich een soort splitsing tussen de activiteiten van de initiële vzw en de programmatie van de Ruimte Morguen. Zo hebben we ook na de verhuis naar de Waalsekaai en na de zwarte zondag in 1991 ettelijke sociale projecten gerealiseerd in Borgerhout. Achteraf vormden die de instap naar het Cera-project Cultuur articuleren en naar de sociale hoogbouwwijk Europark, waar we bijna twintig jaar actief waren met verschillende laagdrempelige artistieke projecten zoals de Venstergalerie, waar verschillende kunstenaars samen met buurtbewoners tentoonstelden. Of het CKV interesse heeft in dit luik van onze werking is een open vraag.
Jan Stuyck: CKV heeft bij elk archief oog voor zoveel mogelijk aspecten eigen aan het archief; dat is onderdeel van het archiefwerk.
MR: Jullie begonnen met een los-vaste groep van mensen, onder meer Nadine Tasseel, Lode De Clercq, Paul De Vylder, Leen Derks, jij, Lieven De Cauter, Leen De Backer, Jan Ceuleers, Johan De Vos. Hoelang bleven jullie samen discussiëren en werken?
MS: Die los-vaste groep vormde zich automatisch vanuit de bezoekers en geïnteresseerden en was eigenlijk een logisch gevolg van de vriendschappen die ontstonden op basis van de programmatorische aanpak van de Ruimte Morguen. De groep zou ook de los-vaste redactie van het tijdschrift Fase 2 en van de projecttentoonstelling Het Onding Kunst vormen.
Na de verhuis naar de Waalsekaai kwam het accent eerder op de kunsttentoonstellingen te liggen terwijl er wel verder gepoold werd uit de kunstenaars met wie wij tot dan toe gewerkt hadden. Getracht werd een bepaalde artistieke houding verder te presenteren.
MR: In 1985 publiceerden jullie het manifest Het Onding Kunst. Wat hield dat in?
MS: Het Onding Kunst was een kunstkritische projecttentoonstelling die vertrok vanuit het sociale, ecologische en politieke engagement van de initiatiefnemers, aangevuld met kunstenaars uit binnen- en buitenland die zich in het manifest konden herkennen. We hadden zelfs kunstenaars uit San Francisco.
Het manifest ging over ‘de onmacht van de kunst, haar onmogelijkheid, haar onhoudbaarheid, haar elitarisme, haar onderworpenheid aan de macht’ enzovoort. Dezelfde onderwerpen kwamen tevens ter sprake in Fase 2. Achteraf werd het project tentoongesteld bij Stalker in Breda.
JS: Actieve reflectie op deze onmacht is een kracht van Ruimte Morguen. Het is een van de vele elementen die bijdroegen tot de unieke positie die Ruimte Morguen bekleedde.