In het M HKA in Antwerpen loopt de tentoonstelling Monoculture, zie ook elders in deze HART. Daar is onder andere werk te zien van de betreurde journalist, schrijver en kunstenaar Jef Lambrecht, die in september 2016 overleed. Het Centrum Kunstarchieven Vlaanderen (CKV), dat in het M HKA is gevestigd, is momenteel volop bezig met het ontsluiten van zijn kunstarchief.
Dat ontsluiten van het archief is vooral het werk van Chris Straetling, vroegere medewerker en galerist van Jef Lambrecht en medebeheerder van de vwz Samarkand, bij leven opgericht door Jef Lambrecht zelf. De nalatenschap werd vooreerst nog in het huis aan de Kattenberg in Antwerpen bewaard. Kort voor zijn dood is beslist dat Samarkand als een soort stichting zou functioneren en het artistiek archief zou beheren. Sleutelfiguren zijn Jefs weduwe Ariane Tierssoone, zijn vriend Flip Voets (eveneens ex-VRT-journalist) en Chris Straetling. Ook broer Jan Lambrecht was er van in het begin bij betrokken. De artistieke nalatenschap van Jef werd geschonken aan het M HKA/CKV, het literaire werk aan het Letterenhuis in Antwerpen. Chris Straetling ging overigens, als een soort verbindingsman, een tijd werken in CKV, om te helpen bij de archivering.
Chris Straetling: “In de eerste plaats ging het om de ‘stabilisering’ van stukken – veel van wat in de kelder opgeborgen lag moest onder handen genomen worden om verdere schade te beperken. Verder was het herverpakken en elementair schonen een prioriteit – Jef Lambrecht gebruikte veel vergankelijke materialen en gevonden voorwerpen die niet altijd stabiel zijn. Bij het doornemen van de dozen werd dan ook zo veel mogelijk ingescand en gefotografeerd – in de mate van het mogelijke werden de items in context gebracht, verbanden met gerelateerde stukken en teksten vastgesteld en in de ‘Ensembles’-databank van het M HKA ingevoerd.”
“Het analoge moet nog samengevoegd worden met het digitale archief en in een geïntegreerd systeem worden ondergebracht. Hoe precies de onderlinge verbanden ordenen blijft nog een vraagstuk, want bij Jef Lambrecht spelen diverse overlappende activiteiten en identiteiten een belangrijke rol in het lezen van zijn oeuvre: bijvoorbeeld het Belgian Institute for World Affairs (BIWA), voor velen het bekendste ‘instituut’, is een samenwerking met in de eerste plaats Karel Schoetens, ex-VRT-regisseur, maar ook met anderen naargelang het project. Ook de afbakening van het werk in tijd en ruimte is niet altijd evident ...”
Marc Ruyters: Ja, bijvoorbeeld bij het werk Déclaration de Dépendance de la Belgique au Zaïre, dat nu te zien is in de expo Monoculture, is dat niet allemaal even helder. Jef Lambrecht verklaarde de Afhankelijkheid van België van Zaïre op basis van historische ontginningen (rubber, diamant, ertsen …) en wilde de op het Scheldeponton klaargestoomde verklaring overhandigen aan de Consul van Zaïre in Antwerpen.
CS: “Het is een artistieke interventie binnen het grotere mediagebeuren rond de onenigheid tussen België en zijn voormalige kolonie die losbarstte eind 1988. De eerste stukken rond dit project dateren van 17 december 1988, maar de eigenlijke performance-verklaring op het ponton aan de Schelde gebeurde pas in maart 1989, een tentoonstelling en referendum volgden in april 1989, met tussenin enkele opflakkeringen en commentaren in de media. Tot een document pas in de zomer van 1992 het einde (‘Fin de De De’) aankondigde, overlappend met een ander project, Intercontinentaal Entrepot in Kassel tijdens Documenta IX. Als je de kranten van toen openslaat zou je kunnen denken dat er een verband is tussen de slotverklaring van Jef en de oplossing van het geschil (België-Zaïre) in Rabat, gemodereerd door Koning Hassan II – het zijn zulke vermeende verbanden die Lambrecht voortdurend mee in zijn activiteiten verwerkte, een soort associatieve appropriatie die soms moeilijk op te sporen is ... Dat aspect maakt overigens onderdeel uit van een doctoraal onderzoek van Sanne Sinnige (VUB) naar concrete aanwijzingen voor de bewering dat er (toen) parlementaire vragen over de afhankelijkheidsverklaring zijn gesteld en naar waar de informatie vandaan komt dat het Amerikaanse State Department daaromtrent een dossier heeft geopend ...”
MR: Voor een archivaris moet het lastig zijn deze al dan niet bestaande verbanden naar eer en geweten in kaart te brengen.
CS: “Er moet meer dan een vermoeden of waarschijnlijkheid zijn om een bewering als bruikbaar gegeven te beschouwen, het blijft een proces. Dat is iets wat Jef Lambrecht zelf graag benadrukte, bijvoorbeeld met zijn langdurig ‘proces’ tegen de bewering dat Peter Stuyvesant de stichter van New York zou zijn. Volgens hem was dat de Henegouwer Pierre Minuit. De wisselwerking tussen concrete aanwijzing, intentie en poëtisch vermoeden is moeilijk in kaart te brengen. De artistieke vrijheid vormt een vernuftige evenwichtsoefening: voor de kunstenaar Lambrecht is het aanduiden vaak genoeg, als journalist echter is hij meticuleus ... Dus na de eerste identificatie van stukken begint het puzzelen pas echt, en dat op verschillende niveaus.”
MR: Op artistiek vlak wordt Jef Lambrecht vooral met het Belgian Institute for World Affairs in verband gebracht. En hij had ook een heel project rond Sint Niklaas.
CS: “En dat illustreert de complexiteit van zijn productiviteit. BIWA is in feite een triumviraat, waarbij de twee directeuren Karel Schoetens en Jef zelf (de ene directeur ter zee, de ander te land) bijgestaan worden door de zittende nomenclatura van de Sint Niklaas Zetel – dat kon Paul Goossens zijn, Geert van Istendael (later grootvizier) of Johan van Geluwe ... (later directeur te lucht) – waarbij de functies van het instituut waargenomen werden door een spannende wisselwerking tussen Schoetens en Lambrecht, wat zich vertaalde in projecten als ‘indiviDUALism’. Manhattan moest trouwens via een aandeel terug in Belgische handen komen … Dat geeft allemaal aan dat de lat redelijk hoog werd gelegd.”
MR: Pas met een kleine overzichtstentoonstelling aan het einde van zijn leven werd duidelijk dat de kunstenaar Jef Lambrecht veel meer was dan de mediagenieke activiteiten van het BIWA, en dat hij al van jongs af aan een gedreven tekenaar en schilder was.
CS: “Zijn interesse voor de combinatie van woord en beeld – van de eerste geschriften in Mesopotamië tot de pictografische tags van street artists – was opvallend. Hij bediende zich van alle media om complexe, meerlagige werken te produceren op allerhande dragers – dikwijls ook heel fragiel en voor de archivaris en conservator een redelijk lastig karwei. Maar al die werken zijn netjes voorzien van datum en handtekening, zodat duidelijk is dat ze niet an sich, maar in verband met andere werken/reeksen moeten bekeken worden. Opzettelijk moeilijk wellicht, om een te gemakkelijke classificatie tegen te werken.”
MR: Veel van zijn werk is dubbelzinnig, of ‘polysemantisch’, het roept meer vragen op dan antwoorden.
CS: “Het zijn kleine, ludieke en gelijktijdig serieuze statements die de toeschouwer zelf moet aan- en invullen. Dat maakt een degelijke bewaring en omschrijving lastig: in tegenstelling tot de wensdroom van een classificator is elk stuk juist niet ‘eensluidend’ ... Vele versies variëren, betekenissen verschuiven, roepen andere contexten op, veranderen van kleur en teneur ... Het doet denken aan kameleons.”
MR: Jef Lambrecht schreef ook veel.
CS: “Hij was publicist – niet alleen schrijver van boeken, maar producent van multiples en small press-uitgaven, pamfletten en strooibiljetten, al dan niet met lijsten van (ongevraagde) abonnees. Zo waren er Het Orgaan, de Original Imaginaire en het polymorfe La Lanterne de Lantin, dat hij verstuurde uit alle uithoeken van de wereld. Uitgaves als L’homme qui sort de l’ombre de son nom zijn wederom poëtische pareltjes, de vele collage- en objectboeken zitten zo vol van betekenissen (en voorwerpen) dat daar een aparte studie voor nodig is. Hij gebruikte zowel het mailart-circuit als het persagentschap Belga, fax, telex, teletext, minitel en internet.”
MR: De laatste jaren werd hij vooral bekend met zijn doorwrochte boeken over het Midden- en Verre Oosten, die tegen de westerse informatiestroom oproeiden.
CS: “Met de eerste Golfoorlog in 1991 brak een nieuwe periode aan waarbij het Midden-Oosten een grotere rol ging spelen. Dat uitte zich het best in de vele grote tekst-tekeningen, te zien in de reeks Sheherazade en diverse andere publicaties. Maar de aanslagen van 9/11 veranderden het landschap. Jef Lambrecht ging zich meer toeleggen op het schrijven van non-fictie-analyses van het conflict tussen het Westen en het Midden-Oosten. Hij was ook al geruime tijd bezig met literaire podiumoptredens (onder meer voor Behoud de Begeerte) en modereren, theaterteksten en kleine bijrollen – hij produceerde voor de KVS een reeks theaterstukken die het midden hielden tussen performance, reportage en klassiek theater. Dat was Mancha! in 2005/06, een apart fenomeen dat nog nader onderzocht moet worden.”
“En dan zijn er de vele reisboeken – hij reisde veel – naast reportages allerhande: met jou trok hij naar de Documenta’s in Kassel en biënnales in Venetië, waarover hij verslag uitbracht in het magazine HART. En met fotograaf Jan Kempenaers trok hij enkele keren naar Oost-Europa.”
MR: En op het einde?
CS: “Tegen het einde van zijn leven greep Jef Lambrecht terug naar de meer simpele en directe media van het prille begin: kleurpotlood en krijt, collage, snelle lijntekeningen en lyrisch-abstracte bevliegingen. En er waren de intense explosies van frustratie op papier. Ook was hij begonnen aan een autobiografische terugblik – dat kan de basis vormen voor een onderzoek naar de vroege jaren in zijn geboorteplaats Avelgem in West-Vlaanderen. Publicatie en presentaties zijn voorzien in september 2021.”