Grace Ndiritu (1982) is een kunstenaar van Brits-Keniaanse afkomst wiens praktijk uiteenlopende media beslaat. Ze verkent al geruime tijd het artistiek potentieel van alternatieve, rurale levensstijlen, de post-hippiecultuur, sjamanisme, interdisciplinariteit en politiek activisme. Haar werk is momenteel ook te zien in Nottingham Contemporary samen met Céline Condorelli en Femke Herregraven. Voor haar project in Kunsthal Gent, Ghent: How to Live Together, onderzoekt Ndiritu hoe de site van het voormalige klooster kan dienen als een model voor gemeenschappelijk gebruik als de gebruikers van de site conflicterende belangen hebben. Pieter Vermeulen ging in gesprek met Ndiritu over het project in Gent.
Pieter Vermeulen: Je huidige project in Kunsthal Gent, Ghent: How to Live Together, gaat zowel over de geschiedenis van het Caermersklooster als over zijn huidige situatie. Kan je daar iets meer over zeggen?
Grace Ndiritu: In 2018, toen ik begon te werken aan COVERSLUT©, mijn mode- en economisch project in Gent, ging ik naar de opening van Kunsthal Gent. Danielle Van Zuijlen, de artistiek coördinator, vertelde me over een probleem dat ze hadden in het gebouw, over een gang die eigendom is van de provincie, maar zich in een deel van het gebouw bevindt dat eigendom is van de stad Gent. Dat was dus mijn eerste aanwijzing dat er in het gebouw een ernstig geschil bestond over eigendom en grond. In de loop der jaren heb ik over die geschiedenis stukjes en beetjes vernomen. Ik heb ook eerdere Pandinisten uit de jaren zeventig ontmoet die daadwerkelijk in Het Pand hebben gewoond. Toen zich vorig jaar het ontwikkelingsprogramma van Kunsthal Gent zich aandiende, vond ik het een heel interessant moment om dat te onderzoeken en een meerlagig project te realiseren bestaande uit social practice, archiefonderzoek en een tentoonstelling.
PV: Het project bestaat uit verschillende hoofdstukken, waar telkens andere mensen bij betrokken zijn. Hoe is dat tot nu toe verlopen?
GN: Ik heb samengewerkt met Jubilee, omdat zij in hun project Caveat bezig zijn met juridische contracten. Ik heb het hele project ontworpen als een soort ‘seizoen’, ik noemde het een Season of Truth and Reconciliation. Het gaat niet alleen over het gebouw, maar ook over de vroegere en de huidige bewoners. Sinds januari hebben juriste Julie [Van Elslande, PV] en ik onderzoek gedaan naar de geschiedenis van het gebouw en de huidige situatie. We hebben maandenlang getelefoneerd met de stad, de provincie, de dekenij, WoninGent, Fernand Huts en anderen die belang hebben bij de site. Uiteindelijk konden we Miss Miyagi spreken [een ontwerpteam voor vastgoedontwikkeling, ingehuurd door SOgent - stadsontwikkelingsbedrijf Gent, PV], die gevraagd waren om ontwerpvoorstellen te doen. We hadden het geluk dat we Miss Miyagi in februari konden spreken, zodat we sommige voorstellen eerder te zien kregen dan anderen; sommige daarvan waren om van Het Pand een hotel en een conferentiezaal te maken. Het was een vreemde situatie om in te verkeren, omdat ze duidelijk ons advies vroegen maar wij ons tegelijk afvroegen waarom deze informatie niet openbaar werd gemaakt. Parallel hieraan en onbekend voor ons was er een groep jonge kunstenaars, de ‘Pandemisten’, die besloten het gebouw te kraken. Dat veranderde het project in termen van aandacht, want van zodra de Pandemisten het gebouw introkken bracht dat veel pers met zich mee. Maar we hebben altijd een onderscheid gemaakt. We hebben altijd duidelijk gemaakt dat we geen Pandemisten waren. Met dit project wilde ik een meer neutrale partij zijn in het hele debat, omdat ik geïnteresseerd ben in de kwestie van verzoening. Over mijn eigen familiegeschiedenis gesproken: mijn moeder was een activiste. Ik groeide op door naar demonstraties te gaan, anti-apartheid, pro-multicultureel, enzovoort. Mijn moeder ging Truth and Reconciliation studeren toen ik 10 was. Omdat ik echt geloof in die manier van werken heb ik een programma ontworpen dat verschillende elementen in zich draagt. Mijn doel was niet om alleen een publiek debat te houden – het publieke debat vindt zelfs plaats aan het einde van het project. In plaats daarvan begon ik met A Therapeutic Townhall Meeting, om verschillende belanghebbende partijen bij elkaar te brengen: de dekenij, de Pandemisten, Miss Miyagi, mensen van de provincie en uiteraard ook het brede publiek. Het ging daarbij niet zozeer om debat, dan wel om een andere blik op de kwestie. We zaten op een tapijt uit een nieuwe reeks van kunstwerken uit textiel die ik Protest Carpets noem, en die door evenementen kunnen worden geactiveerd. Op dit evenement begeleidde ik de deelnemers bij verschillende bonding exercises zoals meditatie en woordspelletjes, maar ook het schrijven van liefdesbrieven aan de vijand. Zo zouden de Pandemisten bijvoorbeeld liefdesbrieven schrijven aan de vastgoedontwikkelaar. Door dit te doen zag je pas hoe moeilijk het is om iets positiefs te schrijven aan iemand waarvan je denkt dat die ideologisch anders is dan jij. Het was een zeer krachtige oefening in gemeenschapsvorming, met verschillende mensen van verschillende leeftijden, en een geweldige manier om het project te beginnen.
Vanwege alle druk die de Pandemisten en mijn project uitoefenden sinds april, heeft SOgent in oktober besloten om de bevindingen van Miss Miyagi eindelijk aan het publiek te presenteren. Ze vroegen in eerste instantie aan Kunsthal Gent om het daar te doen, maar het was belangrijk voor mij om het te situeren binnen de Season of Truth and Reconciliation. SOgent was daar erg sceptisch over, dus besloten ze het in De Centrale te doen en daar iedereen uit te nodigen. De beslissing om het gebouw te verkopen was natuurlijk al genomen en niemand komt op die beslissing terug, maar het blijft belangrijk om te bespreken aan wie het verkocht wordt en wat er in de tussentijd met het gebouw moet gebeuren.
Dus dat was het tweede evenement, getiteld Findings: A Night of Revelations. Het was leuk omdat veel van de mensen die naar het eerste evenement in Kunsthal Gent waren gekomen, daar ook aanwezig waren. Mensen uit de buurt van Patershol, alsook Julie en ik, gingen erheen om vragen te stellen. Ik heb het project daar voorgesteld en de twee gemeenteraadsleden gevraagd waarom ze er zo lang over doen om de bevindingen te presenteren die we in februari hebben gezien, en hoe ze de zaken gaan veranderen.
Het derde evenement heette Contested Land and Indigeneous Land Rights, georganiseerd in samenwerking met Art Cinema OFFoff. Ik koos drie films die de kwestie op een gelaagde manier benaderden. Het is namelijk geen simpele kwestie in termen van wat al dan niet betwist is. Ik toonde een stomme film uit de jaren zeventig, van hippies die vroeger in Het Pand woonden. Niet veel mensen hadden het gezien omdat het uit de archieven kwam van het Huis van Alijn, een plaatselijk museum in Patershol. Daarna liet ik ook een documentaire zien getiteld Water Warriors, over First Nation groepen in Canada, die gevochten hebben voor waterrechten en te voorkomen dat energiebedrijven het overnemen. De laatste film was The Last Movie (1971) van Dennis Hopper, een nogal bizarre controversiële film. Het is eerder een film in een film waarin ook kwesties als inheemsheid en landbezit een rol spelen. Het was een soort surreële filmavond met, uiteraard, weer een ander publiek vanwege OFFoff.
Het volgende evenement heette Local Knowledge. Ik nodigde drie buurtbewoners uit die vanaf de jaren vijftig tot nu betrokken zijn bij Het Pand. De eerste is Norbert Detaeye, wiens familie daar is opgegroeid. Zijn grootmoeder woonde er in de jaren 1920-30. Zijn moeder woonde daar, hij woonde daar en hij woont nog steeds in de buurt. Hij heeft er eigenlijk zijn hele leven gewoond. Vervolgens vroeg ik Luc Rogiest, een oorspronkelijke Pandinist uit de jaren 1970. Hij werd er in 1982 uitgezet, samen met alle anderen. Toen het gebouw in de jaren 1980 omgevormd werd in sociale woningen, kwamen er ook nieuwe bewoners. Een van hen heette Emily De Vlam. Zij is een huidige Pandemist en de bewoonster die er al het langst verblijft en er haar hele familie heeft grootgebracht. Dat was een fijne avond met de lokale gemeenschap, met Nederlands en Engels als voertaal.
Voor het vijfde evenement organiseerden we een Holistic Reading Room, waarbij we in groep voorlazen uit het boek van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben over de wet van het samenleven: The Highest Poverty: Monastic Rules and Form-of-Life, onderbroken door korte meditatiepauzes die ik begeleidde. We keken naar de eerste bewoners van het gebouw, de monniken. Het blijkt dat de monniken, toen ze daar woonden, na de Franse Revolutie problemen kregen met onroerend goed. Dus ze had plannen bedacht om delen van het gebouw aan verschillende eigenaars te verkopen, en ook toen al was er een projectontwikkelaar die brieven naar hen stuurde. Dit vonden we terug in het archief, samen met adviezen over hoe ze het gebouw in kavels konden verdelen. Voor die tijd beschouwden ze zichzelf niet als eigenaars, de grond was enkel voor gemeenschappelijk gebruik bestemd omdat het van God was. In de afgelopen twaalf maanden hebben we veel intrigerende historische informatie aangetroffen dat zich momenteel in het archief bevindt dat ik boven in de Kunsthal Gent heb ingericht. Het bestrijkt de geschiedenis van het gebouw vanaf de 13de eeuw tot vandaag. Het bevat niet alleen historische brieven, kaarten en teksten, maar ook krantenknipsels vanaf de jaren ‘70, mijn e-mailverkeer met alle betrokken partijen tijdens dit project, en zo meer.
PV: Je hebt ook een open oproep gelanceerd om bijdragen te leveren aan het archief?
GN: Klopt. Ik heb een sectie in het archief ontworpen getiteld Future Thinking, met meer informatie over commoning en wat er wereldwijd gebeurt onder inheemse groepen die vechten voor hun landrechten. Maar er is ook een stukje waar ik mensen de vraag stelde wat de beste manier is voor mensen om samen te leven. Je kon je antwoord op een stukje papier schrijven en het daar achterlaten.
PV: Kan je dit begrip van commoning wat nader toelichten, en hoe het verband houdt met je huidige project?
GN: Op 10 december houden we een publiek debat met als titel Commoning, Property Law and Indigenous Land Rights in the Belgian and Global Context. Wat normaal gebeurt met een onderwerp dat zo brandend en polariserend is, is dat mensen met elkaar in discussie gaan en hun punt willen maken. Veel belangrijker voor mij is het idee van actief luisteren, een vorm van geweldloze communicatie. Daarom heb ik voor het laatste evenement een historicus, een juridisch expert en een stadsontwikkelaar gevraagd om inspirerende voorbeelden te geven van wat er zoal in de wereld gebeurt. Het debat over wat te doen met gebouwen uit het patrimonium is namelijk overal ter wereld aan de gang. Ik zie Gent als een testcase, en misschien ook als een toekomstig model voor andere plaatsen in België, iets waaruit te leren valt als het gaat om een vreedzame oplossing, wat in dit geval zou bestaan uit het voeren van een open en transparante dialoog tussen de stad en andere belanghebbenden (waaronder het publiek). Maar het moet ook altijd weer worden vertaald naar de mondiale context van vandaag. Rafaël Verbuyst zal komen spreken over wat er momenteel gaande is in Zuid-Afrika, waar zich soortgelijke problemen voordoen met patrimoniale gebouwen die zijn overgebleven van het kolonialisme en de apartheid.
Voor mij is de belangrijkste kwestie het verband tussen milieurechtvaardigheid, landrechten en, bijvoorbeeld, de sponsoring van musea door oliebedrijven. Het hele debat rond stolen objects, stolen land, stolen climate – een geweldige slogan van de Londense activisten BP or not to BP – laat zien hoe deze drie onderwerpen elkaar kruisen. Ik zie commoning als een manier om dat kruispunt te laten plaatsvinden. Voor zover ik heb begrepen gaat commoning niet alleen over gemeenschappelijke goederen, maar evengoed over gedeelde hulpbronnen en manieren van samenwerken. Er zijn initiatieven als de Community Land Trust dat al bestaat in Brussel en ook in Gent voet aan de grond probeert te krijgen. Een jonge stadsontwikkelaar, Jorik De Wilde, zal dat soort voorbeelden geven in zijn lezing. Daarnaast is er Marie-Sophie De Clippele, die het zal hebben over de rechten van de natuur in relatie tot commoning. Daar zal het publieke debat over gaan. We gaan er nu al van uit dat mensen in discussie willen treden over Het Pand. Ik zal optreden als moderator maar zal ook proberen om het onderwerp in een meer globale context te situeren, want er zijn zeer inspirerende voorbeelden te vinden in Italië, Chili, Nieuw-Zeeland enz.
PV: Als kunstenaar schrik je er niet voor terug om verstrikt te raken in dergelijke lokale politieke kwesties?
GN: Niet echt, want ik bekijk het nog steeds als een kunstproject. Net omdat ik ben opgegroeid in een activistisch gezin, ben ik altijd op mijn hoede om mezelf een activist te noemen. Echte activisten riskeren vaak hun leven. Hiervoor ga ik mijn leven niet riskeren. Ik ben erg visueel ingesteld, en dat zie je ook in het project, zoals alle zwart-wit beelden die ik heb uitgekozen of mijn specifieke ontwerp van de Protest Carpets. Zelfs het archief met de tijdlijn heeft een specifieke Joseph Kosuth-achtige esthetiek.
PV: Hoe sluit How to Live Together aan bij je artistieke praktijk in het algemeen?
GN: Ik werk in zoveel verschillende media, of het nu gaat om schilderen, video, film, tekst, mode of social practice. Ik denk dat dit specifieke project gerelateerd is aan Healing The Museum, dat al loopt sinds 2012. Maar het is even goed verbonden met The Ark: Center For Interdisciplinary Experimentation, waarbij ik mensen uitnodigde om samen te leven off the grid en een gemeenschap te vormen. Het kan ook in verband worden gebracht met het langetermijnonderzoek dat ik deed voor het Goethe Instituut, over de restitutie van voorwerpen. Toen ik werd uitgenodigd in het Museum of Anthropology in Vancouver en in Argentinië werkte ik met verschillende inheemse groepen. Je zou dus kunnen stellen dat Ghent: How to Live Together een project is dat veel van mijn interesses samenbrengt in de vorm van social practice en een tentoonstelling. Ik heb me afgelopen zeven jaar vaak ingelaten met social practice, maar misschien neem ik wel een pauze om me terug te richten op objecten, film of textiel. Maar het is moeilijk kiezen, er zijn altijd zoveel interessante dingen te doen in het leven (lacht).