Een zachte bergstem neuriet een dansende melodie. We luisteren naar beeldende kunst. Soms maakt de vertaalapp Arabisch-Nederlands wonderlijke taalsprongen. Het is ochtend in Zutphen en Sidi Moussa, Mounira Al Solh en ik zitten achter een computerscherm voor een gesprek over haar eerste solotentoonstelling bij Zeno X in Antwerpen, aan de overkant van het KMSKA. We wisselen eerst wat gedachten uit, over Marrakech, waar we elkaar afgelopen mei hebben ontmoet, en over de vreemde aankondiging dat er in Beiroet een nieuw museum zal worden gebouwd. De architectuurplannen en maquette-foto’s staan in schril contrast met de economische realiteit van de inwoners, die hun eigen spaargeld bij de bank letterlijk moeten opeisen. Mounira Al Solh is in 1978, drie jaar na het uitbreken van de Libanese burgeroorlog, in Beiroet geboren. Midden jaren negentig verhuist ze naar Nederland. Vandaag woont en werkt ze afwisselend in Libanon en in Nederland. Beiroet is in Zutphen en ook in haar tentoonstelling in Antwerpen, die ze de titel Lovers, Nahawand and Saba. She Sang me Songs and I Didn’t Mind heeft gegeven.
Mounira Al Solh: Mijn schilderijententoonstelling bij Zeno X gaat over muziek, muzikanten uit Libanon en uit de hele Arabische wereld. Ik schreef ergens dat je als het ware ‘in’ muziek leeft. Er is muziek bij alles wat je in je leven meemaakt. Dus je luistert niet alleen met je oren. Je leeft met muziek. Libanezen en Syriërs beginnen de dag bijvoorbeeld met Fairouz. Ook als je je depressief voelt, Fairouz heeft iets magisch. Op YouTube vind je playlists met ochtendliedjes van haar, soms twee tot vier uur lang. Je kan het in alle talen als zoekopdracht intikken: the best Fairouz morning songs. Veel Arabisch sprekenden leven in ballingschap en naar die playlists luisteren is, denk ik, een manier om zich thuis te voelen.
Het is ook een beetje politiek. Mijn moeder bijvoorbeeld, die Syrische is, houdt veel van muziek. Volgens haar zijn de Syriërs nog meer dan de Libanezen gehecht aan Fairouz. En dat maakt hen natuurlijk boos. Vergelijk het met Rusland en Oekraïne: Syrië is een groot land en velen denken dat Libanon niets voorstelt, zelf geen onafhankelijke natie vormt. Een groot aantal Libanezen steunen daarom Syrië. Neem Ziad Rahbani, de zoon van Fairouz en een beroemdheid in Libanon — veel mensen kennen zijn theaterstukken, sketches en muziekcomposities uit het hoofd: in de jaren negentig, na het einde van de Libanese oorlog, verzet hij zich tegen de manier waarop Libanon op een kapitalistische manier wordt herbouwd. Rahbani begint weinig consequent de politieke standpunten van Hezbollah te verdedigen. Ook voor de oorlog ging hij al in Damascus optreden. Tegelijkertijd is er de terreur van Hezbollah tegen iedereen die een vrije stem opeist. Het zijn dimensies die elke Libanees heel goed kent. En toch, Rahbani heeft schitterende composities voor Fairouz geschreven, hij is een geweldige jazzmuzikant.
Midden jaren negentig speelde ik contrabas. Ik was amper twintig, had een instrument kunnen lenen en studeerde aan het conservatorium. Beiroet werd opnieuw een hotspot, iedereen wilde terug naar Libanon komen en het nachtleven induiken. Het was het enige Arabische land waar de president, de premier geen repressief beleid durfden te voeren. Ze waren voorzichtig. Mijn leraar aan het conservatorium was een Amerikaanse jazzmuzikant. Hij was verliefd op Fairouz en wilde haar ontmoeten. Ik herinner me dat hij één keer in haar orkest heeft meegespeeld. Ik speelde zelf ook in een bandje met een groep vrienden. Iemand had een qanûn, een gitaar, een ander was altsaxofonist. Mijn tentoonstelling en de schilderijen gaan daar allemaal over.
En er zijn persoonlijke gebeurtenissen. Zo raakte ik op een bepaald moment mijn instrument kwijt. De eigenaar vroeg het terug. Ik had geen geld en je kon in die tijd in Beiroet ook niet zomaar een contrabas vinden. De manier waarop het instrument me werd afgenomen was een beetje tragisch. Omdat ik toen al tekende en schilderde, dacht ik: weet je wat, ik ga gewoon door met schilderen. En ik bleef ook naar muziek luisteren en muzikanten tekenen.
Ik doe hetzelfde in mijn tentoonstelling bij Zeno X, maar ik wil geen illustraties van de zangers of de muzikanten natekenen. De beelden zitten in mijn hoofd, de betekenis van de teksten, de mensen, de woorden, de geschiedenis, waar ze vandaan komen, uit Libanon en elders: Sabah, Fairouz, Samira Tewfik of George Wassouf uit Syrië. Het waren de jaren tachtig en negentig. Jongens plakten een foto van Wassouf op de achterruit van hun kleine raceauto’s.
Je kan muziek overal mee naartoe nemen, en met onze telefoons vandaag nog meer dan vroeger. Dat is het aantrekkelijke van muziek. We leven er gewoon mee, ik ook. Na de verschrikkelijke explosie van 4 augustus 2020 in Beiroet kwamen alle herinneringen aan de burgeroorlog in een fractie van een seconde terug: de aanvallen en vernielingen uit de jaren tachtig. In je hoofd ga je onmiddellijk terug naar de gebouwen die werden gebombardeerd, het moment waarop je weer tot jezelf komt en beseft dat je ongedeerd bent. Elk stuk gebroken glas brengt je terug naar de plekken die hersteld moeten worden, je denkt aan de wind en flarden muziek die ergens vandaan komen. Dat is wat ik bedoel. Je kan niet verliefd zijn als je niet naar muziek luistert. Zonder kan je niet verdrietig of enthousiast worden, altijd is er ergens muziek. Die gevoelens wilde ik in mijn schilderijen brengen. Daar ging mijn aandacht naar uit. Het is altijd bezield en die passie zit ook in mijn snelle manier van schilderen.
Phillip Van den Bossche: Op een van je schilderijen is er bijvoorbeeld een luitspeler, een vrouw die zit te luisteren, maar ook de schaduw van de muzikant, de dubbel geschilderde beweging van zijn ritmische rechterhand, en het lijkt alsof hij gewond is aan zijn oog. Op de achtergrond plaats je een pantservoertuig, tussen Arabische woorden als een lijst rond de voorstelling. Sommige letters heb je deels weggeveegd. Je verweeft muziek met economische, politieke en sociale elementen. Het pakje sigaretten in de borstzak van de muzikant blijft niet verborgen, maar wordt als een doorschijnende verschijning en aanwezigheid weergegeven.
MAS: Ja, er is die verwevenheid maar tegelijkertijd ook niet al te direct. Daarom hou ik van schilderkunst: het is een theatraal platform en het doek is een speelveld. De manier waarop ik schilder heeft ook iets performatiefs, denk ik. Het is niet lineair. Je kan verschillende verhalen met elkaar combineren zonder iets in te perken of te verkleinen.
PB: Binnen het schilderij als totaalbeeld combineer je ook beelden met woorden.
MAS: Inderdaad, ik voeg graag woordspelingen toe. Woorden duiken op als een soort bericht of een kreet. Daarnaast maakt ik allang werken op textiel, waarbij ik rondom een stuk stof een boord aanbreng en textielstoffen combineer. Je kan het vergelijken met de rand van tapijten. Iemand vertelde me ooit dat de boord het paradijs rondom het thema is. Door onderzoek te doen naar historische tapijten heb ik hun rijke vormentaal ontdekt. In een van mijn oudere schilderijen verwijs ik bijvoorbeeld naar een Iraans tafereel, op zijde geborduurd, waarop een tijger een gazelle verslindt. Soms verander ik tijdens het schilderen ook inspiratiebronnen: de tekst van een liedje wordt op het doek een figuur met een instrument of omgekeerd. Zelfs al schilder ik geen letterlijke portretten of verwijs ik niet direct naar een historische beeldentaal, toch is er een vorm van herkenning. Misschien ken je Sabah Fakri, een bekende zanger uit Aleppo? Toen ik studeerde, gingen we met studiegenoten vaak voor optredens en om te dansen naar Aleppo. Het was er heel mooi en goedkoper dan in Beiroet, maar omdat ik half Syrische ben, vertelde ik het niet altijd aan mijn familie. Ook die herinneringen zitten indirect in mijn schilderijen, zowel de familiefeesten als de gemengde Libanese en Syrische groep universiteitsstudenten die we waren.
PB: Er is niet alleen muziek als (geschilderd) beeld, we reageren ook lichamelijk op muziek.
MAS: Ik dans altijd voor ik begin met schilderen. Het is bovendien een manier van opwarmen in een koud atelier in Nederland. Er staat altijd muziek op in mijn atelier, ook in Beiroet luister ik naar de radio. Zo is het idee gegroeid om een tentoonstelling rond het thema te maken. Waarom niet, dacht ik. Naast muziek als rode draad in mijn familiegeschiedenis is er de aanwezigheid van muziekinstrumenten in de westerse kunstgeschiedenis maar ook in Oudperzische manuscripten, Iraanse en Turkse miniaturen, de rijke Islamitische geschiedenis. Ik begeef me graag in beide werelden.
PB: Is die vermenging al vroeg ontstaan?
MAS: Ja, het was ook mijn achtergrond toen ik op de middelbare kunstschool op een klassieke manier leerde tekenen en schilderen. Onlangs heb ik oude tekeningen geïnspireerd op miniaturen teruggevonden: een oudere vriend had een alternatieve versie van de vertellingen van Duizend-en-een-nacht geschreven. Het ging in zijn versie over de liefde tussen twee mannen. Ik tekende de illustraties. We wilden het publiceren en op school verspreiden, maar dat is natuurlijk nooit gebeurd. Na mijn afstuderen ben ik zelf een tijdlang gestopt met schilderen. Er waren geen musea of andere presentatieplekken in Beiroet. Je kon je werk alleen maar naar een galerie brengen en op vraag schilderijen in een bepaalde stijl maken. Ik volgde wel privélessen bij Hussein Madi en hij overtuigde me om verder te studeren. Een nieuwe intellectuele kunstscene in Beiroet begon zich te manifesteren, maar ze waren tien, vijftien jaar ouder dan ik en op schilderkunst werd een beetje neergekeken. Ik spreek over de periode vanaf het jaar 2000 ongeveer tot begin 2005, het moment waarop de Libanese eerste minister Rafic Hariri bij een bomaanslag het leven liet. In luttele seconden was de instabiliteit terug van nooit weggeweest. Ik won een kunstprijs, had wat geld en besloot om een visum aan te vragen. Iedereen ging naar Frankrijk, maar via mijn broer belandde ik in Nederland. Catherine David had in Rotterdam voor de eerste keer een jonge generatie kunstenaars uit de Arabische wereld getoond. Christine Tohmé, Walid Raad en The Atlas Group begonnen bekend te worden — de video met de bewakingscamera, de officier van de inlichtingendienst die liever de zonsondergang dan de wandelaars langsheen de Corniche filmde. Ik leerde na mijn aankomst in Nederland snel kunstenaars uit verschillende landen kennen en schreef me op hun aanraden in aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Eindelijk kon ik musea bezoeken en op een plek werken waar kunst maken serieus werd genomen, ook als vrouw. Dat je in een gesprek kon zeggen: ik ben kunstenaar. Het was zo anders dan in Libanon. Vrouwen organiseerden daar wel dingen, maar de meeste kunstenaars in Beiroet waren toen mannen.
PB: Kan je wat vertellen over je kleurenpalet? Ik zie een sterke contrastwerking, oranje en geel, paars, blauw en soms een donkerder achtergrond. Hoe ga je te werk?
MAS: Soms blijft een schilderij een aantal jaren in mijn atelier. Ik werk graag en snel op grote formaten, maar ik blijf er weken of maanden naar kijken om er dan elementen aan toe te voegen. Nu heb ik op doek en op papier gewerkt, maar soms gebruik ik stukken textiel. Daar kan ik ook lang aan borduren. In Marrakech vond ik bijvoorbeeld een stuk gordijnstof die me aan mijn grootmoeder deed denken. Het heeft iets heel melodisch, maar ik ga het nu nog niet tonen. Het is nog lang niet af.
Ja, de kleuren groen, oranje, paars..., ik wil zeker niet veralgemenen maar de donkere tinten associeer ik altijd met Syrische kunst uit Damascus, intense grijs- en bruintinten. Libanon is veel meer het blauw en het geel van de Middellandse Zee. Beiroet is eigenlijk heel kleurrijk, onder het puin van de oorlogen en ontploffingen groeit telkens weer het groen.
Zowel de kleuren als de kwarttonen van de Arabische toonladder omringen de geliefden in Mounira Al Solhs schilderijen in Antwerpen. Die kleinere toonafstanden delen ze met elkaar, het maakt niet uit of ze van een Farsi of Arabische taalfamilie afstammen. Tussen aangrenzende witte en zwarte pianotoetsen ontstaan nieuwe woorden en verhalen. Hoe zou het er aan de overkant van de galerie in het hernieuwde KMSKA aan toe gaan? Hoeveel ‘muzikale’ genretaferelen zouden er in het kunstdepot van het museum zitten? Op hoeveel geschilderde voorstellingen van het leven van alledag zijn er luitspelers afgebeeld? Het Arabisch en Perzisch snaarinstrument genoot vanaf de late middeleeuwen een grote populariteit in Europa, of beter, het Avondland. Vanuit het perspectief van het Nabije Oosten is Europa namelijk de streek waar de zon ondergaat. Het woord zou teruggaan op het Fenicische ‘erebu’ (duister of avond), of het Akkadische woord ‘ereb’ (zonsondergang, het westen). Het is misschien een idee voor een collectiepresentatie, ’s morgens vroeg te bezoeken met muziek van Fairouz en Sabah Fakri, de volumeknop flink naar rechts gedraaid. Terug buiten de museummuren deel je vervolgens een koffie en een glimlach, een brede halve maan.