Alles over kunst

Interview  GLEAN NL 5

Alles wat hier groeit is van hier

Eline Declerq
Els  Roelandt

Beeldend kunstenaar Eline De Clercq noemt het tuintje aan haar atelier in Borgerhout de lesbische tuin. Het label lokt vele reacties uit, en nieuwsgierigheid. Els Roelandt had een gesprek met Eline over de manieren waarop we over een tuin spreken, over mogelijke wijzen van tuinieren en over hun invloed op de manier waarop we de wereld zien.

In haar baanbrekend boek uit 1962, Silent Spring, schreef de Amerikaanse auteur Rachel Carson dat de wil om de natuur te controleren een arrogante positie is geboren uit een ‘neanderthalers visie op biologie en filosofie’, die ervan uitging dat de natuur ten dienste staat van de mens. Eline denkt daar net zo over en vertelt over hoe dekoloniseren kan beginnen in je achtertuin.

ER: (Els Roelandt) We zijn vertrouwd met Virginia Woolfs A Room of One’s Own. Bestaat er zoiets als ‘a garden of one’s own’? Een drang om zelf een tuin te maken, over die tuin macht uit te oefenen, die naar je hand te zetten, als eigendom. Een dergelijke omschrijving verwijst al meteen naar exclusiviteit en uitsluiting. Ik veronderstel dat de tuin die jij hier hebt ingericht niet exclusief is?

EDC: (Eline De Clercq) Voor mij gaat een tuin niet over onderzoek, noch is het de creatie van iets dat van jou is. Een tuin, dat is zorg dragen voor iets. Toen ik hier in het atelier in Borgerhout mijn intrek nam, had ik geen tijd om te tuinieren. Maar de tuin hierbeneden was zo mismeesterd... Hadden de eigenaars de tuin maar gewoon met rust gelaten. Hij lag vol met afval, één keer per jaar kwam men hier alles kapot snoeien, gewoon met een bosmaaier. Ecologisch gezien is dat een ramp. Ik dacht: wil ik toekijken? Het was helemaal niet de bedoeling om te tuinieren tot op een gegeven moment, tijdens corona, we met een heleboel kunstenaars in die tuin aan de slag zijn gegaan, we creëerden eilandjes, elk in een andere stijl. Iedereen deed zijn zin en dat was heel tof, het was mooi weer en kinderen zaten in de tuin en dat ging super goed. Toen kwamen Extra City en Studio Start erbij en zij wilden in de tuin een kunstenaarsprogramma opzetten. Kunnen jullie je plantjes weghalen alsjeblieft? Ook zij begonnen de tuin op te ruimen. Alles werd kort en klein gesnoeid, alle vogelnesten vernield. Achteraan in de tuin stonden boomstammen, er groeiden bramen waarin winterkoninkjes en roodborstjes nestelden. Ze vernielden de wingerd en de klimop. Ecologisch gezien opnieuw een ramp! Ondertussen zijn zowel Extra City als Morpho (voortzetting van Studio Start) heel enthousiast over de tuin en dragen ze erg veel bij.

ER: Je verhaal doet me denken aan dat van vele Palestijnse mensen die vertellen over het verdriet over hun vernielde boomgaarden, hun eeuwenoude olijfbomen en citroenbomen die tijdens de nacht worden omgehakt. Dat raakt het wezen van iemand, bijna fysiek.

EDC: Inderdaad. Daarna werd een hekje geplaatst, en alles wat ik wenste te redden mocht ik achter het hekje planten. Toen dacht ik, oké, als jullie een hekje zetten, dan maak ik er een tuin van, een lesbische tuin.

ER: Waarom een lesbische tuin?

EDC: Op dat moment ging het heel mis met de Antwerpse queer boekhandel Kartonnen Dozen. Er waren geen lesbische plekken meer over in Antwerpen. Lesbisch bedoel ik echt inclusief: trans, non-binair, iedereen die zich ook maar een klein beetje lesbisch voelt. Of zelfs erover twijfelt. En er was gewoon nergens iets om aanknoping te zoeken, zelfs geen monument, geen brug...

ER: Krijgt de tuin nu de gewenste uitstraling en aantrekking?

EDC: Zeker, door de naam alleen al nemen mensen contact op en vragen: hey, ik ben nieuw, hoe kan ik hier mijn weg vinden? Dat is de rol van de tuin nu. En dat werkt goed. Mensen vragen wanneer er rondleidingen zijn (lacht). Op het moment dat je iets lesbisch noemt, hebben veel mensen daar moeite mee. Ze zien het als een struikelwoord. Dan krijg je vragen als: mogen andere mensen ook in de tuin, of niet? En wat voor planten staan er? Ja, sommige mensen denken dat het een dierentuin is en dat je er lesbische mensen kan gaan kijken. Door er een naam aan te geven dwing je jezelf om anders naar dingen te kijken. Ik kijk hoe plantengemeenschappen werken. Mossen bijvoorbeeld, je hebt heel veel mossenveldjes — in het Engels noemen we dat patches — van vrouwelijke mossen die samengroeien.

ER: Dat is grappig.

EDC: Ja. Als er geen mannen nodig zijn, dan komen die daar ook niet. Dat zijn compleet vrouwelijke gemeenschappen die zich ook nog eens zonder mannen kunnen voortplanten. Een ander voorbeeld: wij zeggen dat gierzwaluwen overwinteren in Congo en overzomeren in België. Ik beschouw ze niet als migrerende vogels, maar als vogels met een heel groot territorium.

ER: Je probeert dus de dingen anders te benoemen en daarmee ook een andere houding ertegenover aan te duiden?

EDC: Ja. Je hebt in de natuur vrouwelijke en mannelijke gemeenschappen die elk apart leven. We vergeten hoeveel andere mogelijkheden van samenleven er bestaan naast het kerngezin.

ER: Ja, die vorm werd ons ingestampt door de katholieke kerk.

EDC: Ja, hé! Door de tuin lesbisch te noemen ben ik er helemaal anders naar gaan kijken. Zelfs het idee van de opdeling tussen mannelijke en vrouwelijke bloemen is absurd. Heel wat bloemen zijn beide.

ER: Interessant.

EDC: En zo komen we via een gigantische omweg terug waar we ons gesprek begonnen: je leert kijken naar de geschiedenis van de botanische tuinen en wie de mensen waren die ze bedacht hebben, helemaal niet het type mensen waar wij thee mee zouden drinken.

ER: Onze tuingeschiedenis is verbonden aan de koloniale geschiedenis en dus gebaseerd op uitsluiting. Botanische tuinen en parken, privétuinen zijn aangelegd met geld uit de slavenhandel.

EDC: De planten zelf werden meegenomen, gestolen.

ER: Een standbeeld van een koloniale figuur, daar gaan we al eens kritisch naar kijken, maar de tuinen, daar blijven we vooralsnog af.

EDC: Ik heb ondervonden dat je ook kunt tuinieren zonder daar je stempel op te drukken. Je laat planten zelf kiezen waar ze willen groeien. En je laat die tuin zichzelf ontwikkelen. De rol die je dan hebt als tuinier is observeren: hoeveel plaats hebben planten nodig. Kan die plant hier eigenlijk groeien of niet? Misschien moet ik er een betere plek voor zoeken. Je stemt dus eigenlijk je rol af op wie daar woont en je ziet jezelf als bezoeker. Dat verandert alles. Dekolonisatie betekent land teruggeven. En als je dat opentrekt naar ecologie dan betekent dat het land teruggeven aan de natuur. Jezelf leren beschouwen als onderdeel van de natuur. Dat heeft voor mij alles op scherp gesteld. We kunnen de biodiversiteit en de habitat verbeteren. Dat doe ik hier. Grotere diversiteit en meer habitat voor wilde soorten, dat is hier in Borgerhout keihard nodig: wilde bijen, vlinders, vogels. De tuin is echt een refuge geworden voor hen. Dat is dekoloniaal tuinieren: het land teruggeven, niet proberen te bezitten. Vanuit die visie over de tuin leer je anders naar de wereld te kijken. Bijvoorbeeld wat er gebeurt in Palestina: dat is ecocide, een genocide, niet alleen op mensen, maar ook op de natuur, op alles wat daar leeft, alles wat daar thuis is.

ER: Je spreekt over een heuse paradigmaverschuiving.

EDC: Soms zeggen mensen: alles wat exotisch is moet weg uit onze tuin. Ik wil planten niet exotisch noemen: alles wat hier groeit is van hier.

ER: Wat groeit er spontaan in je tuin als je dat niet zelf binnenbrengt?

EDC: Ik breng uiteindelijk toch nogal wat zelf binnen: vooral lokale planten die hier praktisch uitgestorven zijn.

ER: En hoe ga je daarnaar op zoek?

EDC: Ik ga naar Ecoflora in Halle. Daar is men professioneel onderlegd in lokale wilde planten. De rol van tuinieren is veranderd. Ik maak plaats vrij, haal stenen weg of ik ga een plant die hier totaal ongelukkig is, die hier eigenlijk niks kan toevoegen, op een betere plaats zetten. En die open grond, die laat ik open. Daar mag groeien wat wil. Bijvoorbeeld paardenbloemen komen opeens massaal tevoorschijn, of wilde klaver.

ER: Bewerk je de grond met meststoffen?

EDC: Een wilde tuin heeft geen meststoffen nodig. Wilde planten hebben grond nodig waar minder voedingsstoffen in zitten. Ik wil planten niet vetmesten, ik heb geen productie voor ogen.

ER: Je gebruikt ook geen compost?

EDC: Nee, omdat ook compost getuigt van ons antropoceen denken. 96% van de aarde is ingenomen door mensen en hun vee, 4% is nog wilde natuur. Laten we daarop focussen. Stel dat je in Brussel en Gent en Antwerpen micronatuurreservaten had, achter elke school eentje, en achter elk bezoekerscentrum. Dat zou voor de ecologie in de stad echt een verschil maken. Maar ook dekoloniseren in je taalgebruik is belangrijk. Taal en tuin hangen samen. Je ziet zoveel in taal terugkomen, in de namen van planten, in de manier waarover je over grond spreekt, over water...

ER: Het is waar wat jij zegt, dat we de tuin bekijken als iets voor onszelf, iets dat moet opbrengen of mooi moet zijn om naar te kijken. Iets waar we onszelf in kunnen verliezen.

EDC: Toen ik als kunstenaar merkte dat ik niet meteen carrière zou maken, dacht ik na over hoe veerkrachtig te blijven. Hoe kan ik als kunstenaar overeind blijven in een omgeving die voor mij niet goed is? Tuinieren geeft me dat, in een tuin kan je compleet vergeten wie je bent, waar je mee bezig bent, je gaat helemaal op in het voelen van de aarde, de geur van de planten. Zo kon ik dingen van mij afzetten. Veertien jaar heb ik gewoon op mijn eentje in mijn atelier zitten werken. Iedere keer heeft een plant mij de weg gewezen om niet op te geven en gewoon te blijven geloven. En nu klinkt dat absurd, maar het ging voor mij oorspronkelijk over meer vrouwen in de kunst, meer mensen van kleur. Toen ik studeerde moest alles conceptueel zijn.

ER: Die werken tegen de muur, zijn van jou?

EDC: Niet allemaal. Het schilderij Toxic Garden is van Yoko Enoki en de collage is van Anat Maratkovich. Twee mensen die belangrijk zijn in mijn leven. De reeks portretten schilderde ik zelf, ze stellen historische en verzonnen figuren voor: Emily Dickinson en Marie Antoinette. Marie Antoinette is natuurlijk gekend als koningin van Frankrijk, maar zij heeft heel lang — maar dat is natuurlijk nooit goed gedocumenteerd — een relatie gehad met een vrouw.

ER: Dat wist ik niet.

EDC: Dat is zo’n vergeten geschiedenis, dat interesseert mij wel.

ER: Je bent ook een grote fan van Emily Dickinson?

EDC: Haar gedichten zijn heel herkenbaar. Zij moest ze dikwijls aanpassen voordat ze gepubliceerd werden. Dat is iets wat ik ook in het atelier hoorde, tijdens mijn opleiding.

ER: Toni Morrison schreef iets moois over de tuin: ‘All paradises, all utopias are designed by who is not there, by the people who are not allowed in.’ Wat eigenlijk wil zeggen dat een paradijs niet bestaat en slechts een idee is, een utopie geformuleerd door iemand die er niet toe kan behoren.

EDC: Dat is echt prachtig. De notie van het paradijs voelt als een van de oudste herinneringen. We waren ooit daar, in dat paradijs. We hebben het verloren op het moment dat we muren hebben gebouwd.

ER: Paradise lost.

EDC: Ja, de schrijfster en tuinier Jamaica Kincaid (auteur van onder meer My Garden Book, 1999) zegt er ook boeiende dingen over. Ze kreeg als jong zwart meisje een Britse opvoeding. Als straf moest ze Paradise Lost overschrijven. De ironie! Je krijgt zo dikwijls te horen dat je roots hebt. In mijn geval is het gezonder om geen roots te hebben, om zoals mos, geen wortels te hebben. Mossen kunnen overal groeien. En daarom vind ik mos een fijne plant. Geen bloemen, geen fruit, geen wortels, geen takken. Gewoon zijn.

ER: Las je Gathering Moss van Robin Wall Kimmerer?

EDC: Ja, fantastisch.

ER: Maar misschien moeten we nog iets vertellen over jouw schilderkunst.

EDC: Heel graag. Die schilderkunst, die verdwijnt iedere keer. Ik ben geboren in Antwerpen en als kind ging ik naar schilderijen kijken in het Museum voor Schone Kunsten. Ik herinner mij nog dat er auto’s geparkeerd stonden op het plein, en dat het een heel ander museum was. Ik was zo verzot op die schilderijen van Rubens en Van Dijck. Ik vond die vrouwen prachtig. Het waren zulke enorme vrouwen. Je kon daar gewoon in verdrinken. En ik dacht, dat is wat ik wil doen. Ik wil ook zoiets schilderen. Ik was ontgoocheld toen ik erachter kwam dat al die vrouwen geschilderd waren voor mannen. Toen dacht ik, ja, ik ga vrouwen schilderen. Maar dat mocht helemaal niet op het KASK toen. Een portret schilderen, dat kon niet. Ik ben afgestudeerd met schilderijen die beantwoordden aan de smaak van toen: abstracte werken, een beetje genre Rothko, Newman, of landschappen, een beetje de Grijze School. Ik deed dat gewoon omdat ik dacht: dit is wat jullie vragen, dat is wat jullie krijgen. Ik wil gewoon mijn diploma en weg hier. En het was geen goeie tijd voor me. Daarna ben ik gaan schilderen wat ik wilde, ik heb echt geworsteld, jaren aan een stuk, om een aangezicht te schilderen, dat is een van de moeilijkste dingen die er zijn. Omdat je een heel ander gezicht krijgt zodra je iets verandert. Ik begon met vrouwen te schilderen, daarna was het inclusief schilderen, alle soorten vrouwen, daarna ging ik vrouwen schilderen die ik mis in de kunst, queer mensen. En ik probeer ze zo veel mogelijk te laten terugkijken in de ruimte, om hen echt actief aanwezig te laten zijn, niet als een passief object, maar echt met agency. Daar gaan mijn schilderijen over.

ER: Stel je soms tentoon?

EDC: Ik zou dat heel graag doen, maar alleen op plekken waar ik een queer agenda kan brengen.

ER: Tot slot, wat is precies je rol in de Academie van Antwerpen, als onderzoeker? Je hebt ook daar een tuin?

EDC: Klopt, aan de Academie werk ik via een onderzoeksproject om de oude historische tuin ecologisch te herstellen. Die tuin is beschermd als landschap waardoor er sinds 1974 eigenlijk niets aan mag veranderen. Ecologisch is de tuin in slechte staat, omdat er zoveel studenten over die paden lopen en de grond daardoor helemaal verdicht is. We zijn in die tuin beginnen te tuinieren. Iedere week geef ik een opentuinsessie en iedereen mag aansluiten. Soms komt er niemand, soms zijn we met velen. Het leuke is, ik heb die tuin of de groep die er werkt nooit een identiteit willen geven, maar je merkt wel dat het de mensen zijn die een intersectionele achtergrond hebben die komen meewerken. Dat vind ik heel interessant. Ondertussen is heel de academie fan. Johan Pas, de directeur, is een groot liefhebber van tuinen. Ik geef ondertussen ook les ecologie.

ER: Is dat een seminar dan?

EDC: Nee, ik werk gewoon met de studenten in de tuin. Dan lezen we Anna Tsing en Donna Haraway, en kijken we hoe we die theorie in de praktijk kunnen brengen. Je hoort zo dikwijls mensen spreken over dekoloniseren, en dan, door het in de tuin toe te passen, zie je welke implicaties er bij komen, hoe dat echt werkt. Eigenlijk geef ik dus een praktijkvak en is de tuin een atelier.

Eline De Clercq, 2024, foto Lieve Kleeven
Atelierzicht met werk van Yoko Enoki, Anat Maratkovich en Eline De Clercq, 2024, foto Lieve Kleeven
Atelierzicht Eline De Clercq, 2024, foto Lieve Kleeven
Atelierzicht Eline De Clercq, 2024, foto Lieve Kleeven
De tuin van Eline De Clercq, 2024, foto Lieve Kleeven