Behalve een verstokt kunstliefhebber, is Barbara De Coninck al haar hele leven een gepassioneerd ornithofiel. In de zomer van 2022 maakte ze haar radiodebuut op Klara met negen afleveringen van Barbara en de vogels. Voor GLEAN schrijft ze een column over haar beleving van het vogelleven.

‘Caring for other-than-human animals can only flourish with the aid of empathy. Empathy, in turn, can be seen as the culmination of many small acts of attention.’
– Marti Kheel, Nature Ethics: An Ecofeminist Perspective [1]
Er zit een ijsbeer bij het pakijs. Alle animo op de boot ten spijt, is hij met het blote oog voorlopig slechts ternauwernood waarneembaar. Het dier is niets meer dan een vaalgele vlek in een verder levenloos landschap – de griezelig lege, halfbevroren Noordelijke IJszee. Expeditieleider Jan heeft ons opgedragen om bij het spieden de welbekende vorm en contouren van de ijsbeer te vergeten en integendeel uit te kijken naar een ‘mayonaise-achtige klodder’. ‘Doe maar precies wat ik jullie vertel; het zal onze kans op waarneming aanzienlijk vergroten.’
Het Nederlandse expeditieschip Plancius baant zich door het krakende ijs een weg naar de beer. Een vol uur lang zullen wij, in optimale en werkelijk panoramische omstandigheden, oog in oog staan met een weldoorvoed dier dat, ongehinderd door de vrieskou, prinsheerlijk ligt uit te rusten – of te verteren. We zien de beer zich geeuwend uitrekken, zich rollend omdraaien, zich omhoog hijsen en vervolgens rondjes draaien op krap en weinig stabiel terrein. Uiteindelijk zal hij zich behoedzaam in het ijswater laten zakken. Verdwijnt hij als bolvormig hoofd aan de einder. Ons optisch materiaal, onze oren, handen en neuzen zijn intussen nagenoeg bevroren, maar wat maakt het uit.
Niet eerder heeft een wildlife-ervaring mij zo hevig verward. Ondanks het feit dat ik er simpelweg slechts op uit was om deze beer te ontmoeten – niet als vertegenwoordiger van zijn soort (Ursus maritimus) maar in zijn subjectieve identiteit: als individu met een eigen persoonlijkheid, levensgeschiedenis en plek. Was dat ten slotte niet waar ik altijd al op uit was? Helaas. Ik kon deze unieke, jonge ijsbeer dan wel hartstochtelijk (en enigszins naïef) in de ogen kijken, zwelgend in zijn stille pracht, het beeld was weerspannig. Het gaf zich niet over. Ik kon er geen weg mee. Ik kreeg het niet op scherp. Was de beer een hologram? Ik was sneeuwblind – of berenblind. Hoe langer ik keek, des te minder ik zag – laat staan voelde. Ik had koudweg een afbeelding van een ijsbeer geoogst, vanop veilige afstand, vanop een voornaam schip, op veertig tellen van de wetenschappelijke bibliotheek aan boord en de even behaaglijke panoramazaal met koffiecorner en warme chocolademelk-naar-believen.
Willens nillens zag ik vanop het dek van de Plancius in de beer die ik zo graag wilde ontmoeten een anoniem zoölogisch specimen, de restant van een eens welvarende ijsbeerpopulatie die vandaag op instorten staat. De onbehaaglijke gedachte dat deze ijsbeer zich gewillig overgaf aan onze menselijke aanwezigheid, ons (gestabiliseerd) optisch materiaal en ons hoogtechnologische fotoapparatuur, was problematisch. Zijn aanwezigheid op de rand van het pakijs was problematisch. Het beeld zelf was problematisch. Het pakijs was een diorama en de ijsbeer een prent in een boek.
Als de ijsbeer is opgestaan, wordt op zijn flank een bebloed litteken zichtbaar, misschien het resultaat van een vechtpartij met een proteïnerijke prooi – een klapmuts, zadelrob of, wie weet, het kalf van een butskop of beluga. Uit het niets komt nu een ivoormeeuw aangevlogen, één van de 50.000 onder ons, hagelwit en zeer tot de ornithologische verbeelding sprekend. De ivoormeeuw is het Sneeuwwitje onder de meeuwen. Vlak bij de ijsbeer gaat ze zitten, tot onze dwaze ontsteltenis niet om de king of the Arctic gezelschap te houden, maar om te prederen op diens uitwerpselen. Ook bij de Noordpool is niets wat het lijkt. Zijn ook wij Sneeuwwitjes dan, al beren-jagend varend op halve vuilnisbelten?
Lieve Bruno Latour: waar kunnen we landen?
- New York Rowman & Littlefield Publishers Inc, p. 227