HART verwelkomt in haar ruimte GOWIE Parerga & Philomena. Negen solo’s aaneengeregen. Samengebracht door Hans Theys. De tentoonstellingen openen elke eerste woensdag van de maand, bij de verschijning van een nieuw HART-nummer. De tentoonstelling van Hannelore Vandepoel is de vierde in de reeks.
Ik heb al veel mooi en boeiend werk gezien van Hannelore Vandepoel (1992): een niet-oppervlakkig, grappig en vindingrijk kunstenaar. Spookachtige stillevens opgeroepen met het computerprogramma GardenPlanner. Omzichtig gesculpteerde voorwerpjes waarin we de gestileerde beeltenis van vruchten, zachte dieren of luie, grote keien herkennen. De lichte kleuren van het gebruikte ‘styrodur’ ontmoeten het verduldige polijsten van de steenkappers van weleer. Een overstegen zwaarte vinden we in haar werk: een zwijgend zweven. Stillevens lijken het, die van ver doen denken aan De Chirico, maar van dichtbij aan die vreemd stille werelden waarin sommige games zich afspelen: niets leeft echt, maar het wil er wel schattig uitzien. En als er iets beweegt, dan is het op een repetitieve manier, als een fontein waarvan alle druppels telkens op dezelfde manier naar beneden tuimelen. Een nunc stans, een eeuwig stilstaan. Niet als een verstikkende ervaring, maar als adempauze, als een Japanse Zen-tuin waarin de beweging bevroren is, als verstilde bespiegeling over het eeuwige broeien en tanen. Adempauzes.
Hans Theys, Montagne de Miel, 21 juli 2020
I have already seen a lot of beautiful and captivating work by Hannelore Vandepoel (1992): a non-superficial, amusing and inventive artist. Eerie still lifes created using the Garden Planner design tool. Carefully sculpted objects in which we recognize the stylized likeness of fruits, soft animals or large, lazy boulders. The pale colours of her Styrodur meet the patient polishing of the stonemasons of old. We find a blacker-than-black black in her work: a silent suspension. They appear to be still lifes, from afar reminiscent of De Chirico, but from close by they are more like those strange, silent worlds in which some games are set: nothing is really alive, but it does want to look adorable. And if something moves, then it is in a repetitive manner, like a fountain whose drops of water all fall in identical fashion. A nunc stans, an eternal standstill. Not like a suffocating experience, but a breathing space, like a Japanese Zen garden in which movement is frozen, like the stilled reflection of perpetual burgeoning and languishing. Breathing spaces.
Hans Theys, Montagne de Miel, July 21st 2020