Alles over kunst

Interview  HART Nr. 229

Ik voel me meer een schilder dan een beeldhouwer

In gesprek met Renato Nicolodi
Christine  Vuegen

Praktische info

Renato Nicolodi, Clair/Obscur, tot 14 januari 2022, Axel Vervoordt Gallery, Wijnegem, www.axelvervoordt.com

Wandelt Renato Nicolodi naar een witte periode in zijn werk? De Belgische kunstenaar met een Italiaanse grootvader maakte snel opmars met asgrauwe en zwarte sculpturen in beton of massieve eik, die doen denken aan bunkers, tempels, herdenkingsmonumenten en architectuur uit een gitzwart verleden. Nu komt hij voor de dag met de secuur uitgewerkte expositie Clair/Obscur. Alle werken zijn speciaal gemaakt voor de witte Patio Gallery in het galeriecomplex KANAAL van Axel Vervoordt in Wijnegem. Voor het eerst spierwitte sculpturen in acrylhars, een nieuw materiaal, en voor het eerst schilderijen op zo’n groot formaat en op doek. Meer licht en felle contrasten tussen wit en zwart.

Renato Nicolodi, Deambulatorium III, 2022, editie /3 + 1AP, vezelgewapend beton, 210 x 210 x 152 cm, detail met doorkijk naar Aediculum I, 2022, editie /3 + 1 AP, acrylhars, 140 x 280 x 31,5 cm, installatiezicht, courtesy de kunstenaar en Axel Vervoordt Gallery

Als geen ander gebruikt Renato Nicolodi (1980, Anderlecht) architectuur in een beeldtaal van zelf gecomponeerde bouwwerken. De sculpturen en schilderijen zijn geen schaalmodellen of ontwerpen om in het echt te realiseren, nee, het zijn invitaties voor mentale wandelingen. Tegelijk donker en hoopvol, de zuigkracht is groot. Is het eigentijds neoclassicisme, strakke romantiek, melancholie met een onderkoeld kantje en toch een beetje iconoclasme omdat hij architectuur stript van functies, religies en ideologieën? Het verleden spookt erin rond en het lijken stille plekken voor meditatie, maar het is ook een scherpe ondervraging van het heden om uit te zoeken in wat voor een tijd we leven. Architectuur als beeldtaal is een instrument om te reflecteren over onszelf, de maatschappij en het menselijk bestaan.

Clair/Obscur is lichtelijk anders. De aanstoker van de nieuwe evoluties is de ruimte, een 'white cube' met noorderlicht. ‘De ruimte nodigt mij uit om werk te maken, ik heb context nodig. Zo ontstaat bijna al mijn werk’, merkt de kunstenaar op. De verste en grootste sculptuur in de witte zaal is een blokvormige architectuur van opeenvolgende bogen: nummer 1 op het grondplan, alsof een wandelchoreografie is aangegeven. Het is meteen de zwaarste sculptuur, ze weegt vijf ton. Maar ze oogt licht met die open bogen, beneden aan elke kant drie, dan vijf, en bovenaan zeven. Wit beton is gezandstraald zodat kiezeltjes blootliggen, heel tactiel. Wat later merk je dat zo’n warm wit en een tactiele textuur terugkomen in de schilderijen. De titel van de sculptuur is Deambulatorium III, zoals de kooromgang voor pelgrims in kerken en de wandelgang rond een binnentuin in kloosters: ‘Ik zie het als een mentale weg die je aflegt. In die zin is wat ik nu toon niet anders. Het zijn uitnodigingen voor een sacrale ervaring, los van religie en ideologie, en vrij te interpreteren. Mensen kunnen denken aan leven en dood of stilte en rust in de drukte.’

Met dat ronde gat in de vloer, een soort vergeetput, ziet Deambulatorium er niet echt uitnodigend uit. Wel fascinerend. Als je eromheen loopt, kijk je aan de achterkant door de bogen recht naar het witte bas-reliëf van acrylhars tegen de witte muur aan de overkant van de zaal. Stralend wit, een wit waar je bijna ongemakkelijk van wordt. Het is een gladde façade met een sobere versiering van rondbogen en daaronder een inspringend gedeelte met in het midden een zwarte rondboog, als een poort. Ook niet echt uitnodigend, het kan een zwarte muur zijn waar je tegenaan botst. Omdat de ruimte zo wit en zo clean is, schilderde Nicolodi deze keer niet op paneel en hij liet houten kaders achterwege. De twee grootste schilderijen heten Oculus. Ze hangen recht tegenover elkaar, allebei een architectuur in grijstonen met zijdelingse lichtinval, een witte cirkel in het midden en een zwarte cirkel in de vloer. In gedachten kan je op de trappen zitten turen in het zwarte gat. Er zijn meer werken en er is een ruimte met kleinere sculpturen, een duistere kamer waar de deuropening de enige lichtbron is.

De titel Clair/Obscur doet prompt denken aan Caravaggio en andere meesters van het clair-obscur, een technische term uit de schilderkunst die tegelijk een geladen, dramatische sfeer evoceert. Renato Nicolodi plaatst een slash tussen ‘clair’ en ‘obscur’. Hij gaat aan de haal met de term en zet die naar zijn hand, zoals hij ook aan de haal gaat met archetypen uit de architectuurtypologie. ‘Ik voel me allesbehalve een Italiaan, maar mijn werk heeft iets Italiaans’, vindt hij. Wel ja, in zijn oeuvre waart iets rond van het oude Rome, trappen in imaginaire kerkers van Piranesi, gaanderijen in de pittura metafisica van De Chirico, neoclassicisme, fascisme, maar evengoed andere totalitaire regimes, een architectuur van de macht — zowel van religies als ideologieën, een tijdreis van verdwenen beschavingen tot sf-films als The Hunger Games.

Renato Nicolodi, Trias IV, 2022, editie /3 + 1 AP, acrylhars, 32 x 70 x 24,5 cm, courtesy de kunstenaar en Axel Vervoordt Gallery

‘Met sciencefiction ben ik niet direct bezig. Je kan wel denken aan de visionaire neoclassicistische architectuur van Boullée of Ledoux, die meestal niet werd gebouwd. Het is niet mijn doel om iets op ware grootte te bouwen. Het onfunctionele is heel belangrijk, het mag geen architectuur worden. In de tuin van mijn ouders staat achteraan een bunkerachtig iets, een overloop naar de riolering bij de beek. Die zwarte streep zag ik vanuit mijn raam. Ik ben er ooit met een vriend ingekropen, maar niet ver. Sindsdien vind ik dat het veel interessanter is om er van buitenaf naar te kijken en erdoor aangezogen te worden.’

Elke gelijkenis met bestaande gebouwen is volkomen toevallig. Zelf wijst hij erop dat Deambulatorium iets heeft van het Palazzo della Civiltà Italiana in Rome, het ‘vierkante Colosseum’ van de fascistische dictator Mussolini, maar het was geen uitgangspunt. Het is een imaginaire architectuur, die ontstaat tijdens het tekenproces op de computer. Soms gaan wel tweehonderd tekeningen vooraf aan een schilderij, een sculptuur of een installatie, zoals bij de twaalf meter lange sculptuur Acheron I die in 2018 tijdens de Triënnale in Brugge als een mysterieuze toegangspoort op het water dreef.

Zijn naam wordt onmiddellijk geassocieerd met sculpturen. ‘Ik voel me wel een schilder’, lacht hij. ‘Ik voel me meer een schilder dan een beeldhouwer. Het tweedimensionale zit wat in mijn sculpturen. Ze zijn dikwijls alleen uitgewerkt aan de kant van de ingang. Ik vertrek meestal van basiselementen als de cirkel en het vierkant. Malevitsj was een ijkpunt voor mij. Nu zijn de contrasten sterker, het contrast tussen wit en zwart, tussen licht en donker, tussen zwaar en licht van gewicht. In mijn werk ben ik eigenlijk constant op zoek naar contrasten, iets wat ik heb overgehouden van mijn opleiding als schilder.’

Renato Nicolodi, Oculus II, 2022, acrylverf op doek, 245 x 245 cm, courtesy de kunstenaar en Axel Vervoordt Gallery

Terwijl hij schilderkunst studeerde aan Sint-Lukas Brussel, bij Philippe Van Snick, sloeg hij zijn eigen weg in. Zijn afstudeerproject in 2003 was een bunkerachtige betreedbare sculptuur met een donkere ingang. Als kind luisterde hij al naar de verhalen van zijn Italiaanse grootvader over loopgraven, cellen, de bunkers van de Atlantikwall waar hij als krijgsgevangene van de Duitsers aan meebouwde: ‘Hij beschreef alles heel gedetailleerd, bijna architecturaal. Zonder zijn verhalen was mijn werk niet geworden wat het is. Het boek Bunker Archéologie van de Franse urbanist Paul Virilio was ook belangrijk. Hij schrijft dat bunkers enerzijds een historische context hebben, maar anderzijds heb je latere generaties die naar die bunkers kijken en ze anders interpreteren. Het gaat ook op voor pakweg piramiden in Egypte. Het was een aanzet om te werken met een architectuur van alle tijden en van alle continenten die in het collectief geheugen zit en meestal is ontstaan binnen een religie of een ideologie, maar ik laat religies en ideologieën weg en probeer iets anders te creëren.’

‘Ik maakte opnamen van alle familieverhalen. Het opnemen begon toen ik twaalf was met mijn Vlaamse grootmoeder langs moederskant. Het waren zware verhalen voor een kind. Tijdens de oorlog probeerde een buurman haar te verkrachten, ze weerde zich fel en hij heeft haar dan vals beschuldigd van collaboratie, ze zat een jaar in de gevangenis. Ze sprak de hele tijd over witten en zwarten. En mijn Italiaanse grootvader werd ingelijfd in het leger van Mussolini, bij de zwarten, en op het einde van de oorlog zat hij in het verzet, bij de witten. De dualiteit in mijn werk komt van die verhalen over zwart en wit, rechts en links, die ik als kind niet begreep. En het is helaas nog altijd relevant. Maar ik wil vermijden dat mijn werk politiek is.’

‘De dualiteit ervaar je ook omdat het een architectuur is die aantrekt en afstoot. Mensen worden aangezogen door schaduwen, trappen, gangen, maar gaan op de rem staan door connotaties met een zwart verleden. Mijn werk is een afgeleide van hoe ik in het leven sta. Ik sta in het heden en ik kijk naar een toekomst, maar toch meer naar het verleden, om onze plaats in het heden meer te onderzoeken en ja, meer te genieten van het nu. Want je weet: we zijn eindig. Familieverhalen, mijn ervaringen, hoe ik als student in Rome mijn oor te luisteren legde tegen de stenen van de Thermen van Caracalla, mijn wandelingen op begraafplaatsen, een regenpijp of een tak die ik op mijn pad tegenkom: de voedingsbodem en de beweegredenen om werk te maken zijn heel, heel persoonlijk. Maar dat merkt de toeschouwer niet. Ik trek het open en ik probeer een context te creëren die heel veel vragen stelt.’

Altijd weer een zwart gat, wat betekent het voor jou? ‘Als je in bed ligt en je sluit de ogen terwijl je wat mijmert, dat moment van stilte en leegte, dat is eigenlijk voor mij die ruimte. De dood heeft er ook mee te maken, onze eindigheid. Het is niet het zwart van de lucht, het is aards, zoals in de films van Tarkovski. Het is een subjectieve ruimte, er is geen definitie voor. Een beetje zoals een zwart gat in de ruimte, dat voor ons abstract blijft omdat we niet goed weten wat het is. Die leegte is wel een uitgangspunt. Mijn schilderijen zijn opgebouwd rond die witte cirkel en mijn sculpturen zijn een soort omhulsel dat ik creëer rond die zwarte leegte. Ik vertrek altijd vanuit dat centrum dat onbereikbaar is, het ontstaat vanuit de essentie.’