Alles over kunst

Interview  HART Nr. 233

Het kleinste stukje spiegel is altijd de hele spiegel

In gesprek met Roni Horn
Kathleen  Weyts

Praktische info

Roni Horn, Recent Drawings, tot 6 mei 2023, Xavier Hufkens, www.xavierhufkens.com

Roni Horn, I Am Paralyzed With Hope, tot 10 september 2023, Centro Botín, Santander, Spanje, www.centrobotin.org

Ik ben een strandwandelaar. Ik hou ervan om langs de rand van de zee te lopen, daar waar de golven zich uitstrekken op het zand. Het is als een spel. Je geeft je over aan het ritme van de golven en probeert in te schatten tot hoever het water zal stromen. Je luistert naar het geluid van de brekende golven en je kijkt naar de kleine giften die het water op het strand deponeert. Je ademt diep in, neemt de kleurschakeringen van de lucht, het water en het zand in je op. Je voeten zakken zachtjes in de natte grond en de voetsporen die je aanwezigheid markeren worden achter je onherroepelijk uitgewist. Nergens anders verstrengelen het tijdloze, het oneindige en het vergankelijke zich zo waarneembaar als hier. Af en toe word je verrast door de snelheid, de kracht en de lengte van een golf en overspoelt het water je voeten, soms raakt het je speels aan, of... net niet. Het werk van Roni Horn roept eenzelfde ervaring bij me op. Ik hou van de esthetiek, het verrassende, het ongrijpbare, het uitdagende ervan. Maar wat me denk ik het meest van al raakt is de generositeit die eruit spreekt. Haar foto’s, sculpturen, installaties, tekeningen en teksten zetten me altijd aan het denken. Ze zijn als ontmoetingen die prikkelende conversaties uitlokken. Ze blijven in mijn hoofd dwalen. Ze voeden mijn geest met vragen, bedenkingen en onverwachte inzichten, met schoonheid, poëzie en humor. Het werk van Roni Horn draagt een kennis en observatie van de wereld in zich die scherp, meedogend en liefdevol is. Horns werk is nooit eenduidig, het geeft zich niet onmiddellijk bloot, het presenteert zich, net als de zee, steeds weer anders maar altijd uitnodigend.

‘If you were to ask me what I do, I would say that I draw. That is the primary activity and all my work has it in common, regardless of idiom or material.’ 1

In november 2018 opende het Menil Drawing Institute in Houston de deuren met Roni Horns muurtekening Wits’ End Sampler, samengesteld uit bijna duizend handgeschreven uitdrukkingen en clichés in gekleurde inkt die ze rechtstreeks op de muren zeefdrukte. Deze sterk aan toiletgraffiti appellerende installatie ontdeed de witte muren van het gloednieuwe gebouw op geniale wijze van hun inaugurale status. In mei 2019 presenteerde het instituut een tweede tentoonstelling gewijd aan de tekeningen van Roni Horn. De titel When I Breathe, I Draw vat mooi samen hoe essentieel tekenen is voor haar praktijk, als ‘een soort dagelijkse ademhalingsactiviteit’. Dit geselecteerde overzicht uit bijna veertig jaar tekeningen — het eerste van die omvang in de Verenigde Staten — vond zijn weerslag in een handzame publicatie. Hoe verzorgd en inzichtelijk de publicaties over het werk van Roni Horn ook zijn, er gaat vanzelfsprekend niets boven het in werkelijkheid aanschouwen van het werk. Dat kan in Brussel bij Xavier Hufkens, waar Roni Horn momenteel drie nieuwe reeksen tekeningen toont: Red Figure (2022), Wits’ End Mash (2019) en Frick and Fracks (2018/2022).

Kathleen Weyts: Dit is je vijfde show bij Xavier Hufkens. Hoe hebben jullie elkaar ontmoet?

Roni Horn: Xavier was nog zeer jong, tweeëntwintig of zo, toen hij me de eerste keer opbelde. Hij was in New York, maar ik was in Maine en dus hebben we elkaar niet ontmoet. Vijftien jaar later bracht een dierbare vriend hem mee naar de studio en kort daarna zijn we beginnen samen te werken. Ik heb met veel galeries gewerkt, maar Xavier is echt bijzonder. Ik ben geen sociaal persoon, ik streef geen zichtbare aanwezigheid in de wereld na, ik hou niet van vernissages, ik wil gewoon met mijn werk bezig zijn. Maar het werk moet naar buiten gebracht worden, ik heb het publiek en de ervaring nodig. Het gaat erom een balans te vinden. En Xavier is erg zorgzaam, hij heeft een bijzonder talent om iedereen in zijn omgeving te verwennen.

KW: Je hebt het komende jaar een indrukwekkende lijst van tentoonstellingen op de planning staan, van Santander in Spanje tot Guangdong in China.

RH: Het is nog steeds het effect van alle projecten die door de pandemie vooruitgeschoven werden. De tentoonstelling in het He Art Museum in Guangdong (een ontwerp van de Japanse architect Tadao Ando, kw) wordt de grootste show die ik ooit gemaakt heb. Ik heb de ruimte nog niet gezien, maar het zijn drie verdiepingen en de tentoonstellingsoppervlakte bedraagt zo’n achtduizend vierkante meter. Normaal gezien hou ik ervan om zo min mogelijk in te grijpen op de architecturale ruimte, maar omdat het gebouw rond is en alle buitenmuren in glas zijn opgetrokken, vraagt het om een andere orkestratie van mijn werk. Ik beoog een sequentie van onverwachte wendingen, waarbij je telkens als je een hoek omslaat geconfronteerd wordt met iets waar je niet op voorbereid bent. Ik ben benieuwd hoe dat gaat functioneren. Ik kreeg de uitnodiging vóór de pandemie en sinds ik eraan begon te werken is er zoveel veranderd, zowel in China zelf als in de verhouding met de Verenigde Staten, dus ik hoop maar dat het goed verloopt. Ach, we leven in een zeer onstabiele tijd, dat is gewoon de realiteit.

KW: Toen Trump verkozen werd besloot je Leo Tolstojs Oorlog en Vrede te lezen.

Ik was zo buiten mezelf, ik wist niet hoe te reageren. Ik was helemaal alleen in Upstate New York en ik wou dat boek altijd al lezen. Dat was een perfect moment, het was een goede beslissing. Vier maand geleden kreeg ik onprettig nieuws te verwerken en toen heb ik hetzelfde gedaan. Ik heb de stress die ik onderging bedwongen met de boeken van historicus Robert Caro. Een geweldige schrijver die in een vijf delen tellende biografie van Lyndon B. Johnson de geschiedenis van de twintigste-eeuwse Amerikaanse politiek ontleedt. Het is een reeks over macht, ronduit fantastisch. Het helpt om mij mentaal in een heel andere wereld te begeven via de literatuur. Een wereld die natuurlijk heel erg aansluit bij de wereld waarin we leven. Caro beschrijft bijvoorbeeld hoe Johnson de stemming voor zijn senatorschap kocht. De corruptie in Texas was altijd enorm. De olie-industrie is er zo machtig, de rijken kopen gewoon de politieke kandidaten en stellen zo hun belangen veilig. Amerika is al lang geen democratie meer, ons politieke bestel is kapot.

KW: Je trekt al sinds midden jaren 70 regelmatig naar IJsland. Ontvlucht je zo de Amerikaanse realiteit?

RH: Het interesseert me niet om te vluchten. Toen ik destijds naar IJsland trok, was Amerika lang niet zo toxisch als vandaag. Nu ja, het was altijd toxisch, maar op een heel ander niveau. Het humane is verdwenen uit onze samenleving. Amerika is een plaats geworden waar de meest corrupte, meedogenloze, delinquente personen kunnen gedijen. Ze zijn enkel uit op geldgewin, ze liegen en maken onze maatschappij tot een hardvochtige, mensonvriendelijke competitie. Om daarin te overleven moet je zelf bijna genadeloos worden. Maar IJsland is geen vlucht. Mijn verblijven daar hebben veel meer te maken met de zoektocht naar mezelf, met het landschap en mijn gevoel van eigenwaarde.

KW: In het boek Island Zombie, Iceland Writings verzamel je een serie teksten die je schreef tijdens je verblijven daar, ‘a meditation on being present’. In 1982 woonde je wekenlang alleen in een verlaten vuurtoren in Dyrhólaey. Je zoekt het zelfgekozen isolement op, hoe ervaarde je het opgelegde isolement tijdens de pandemie?

RH: Ik hou van eenzaamheid, het brengt het beste in me naar boven. Het is een geweldige plek voor je verbeelding, het soort ruimte waarin ik graag reis. Voor de pandemie verbleef ik al enkele maanden alleen in Upstate New York, het veranderde dus niets voor mij. Maar er is natuurlijk een wereld van verschil tussen zelfopgelegde eenzaamheid en onvrijwillig isolement. Dat laatste ervaar je als eenzame opsluiting. Je kan niet weg, je bent volledig op jezelf aangewezen. Als je uit vrije wil voor een solitair bestaan kiest, beleef je het helemaal anders.

KW: Je werkte veertien maanden lang elke dag aan LOG, een logboek in de vorm van een reeks tekeningen. Hoe was het om dat te doen?

RH: Ik vond het geweldig. Veel van mijn werk komt erg traag tot stand, soms neemt het jaren in beslag. Ook aan mijn tekeningen werk ik vaak maanden aan een stuk. Dat maakt het soms heel abstract. Het was een erg fijne ervaring om tot zo’n direct resultaat te komen, recht uit de handeling. Het hoefde niet groots of diepgaand te zijn, het moest niet perfect zijn. In feite hoefde het helemaal ‘niets’ te zijn, het vroeg niet om een specifieke vaardigheid, het moest alleen maar op een bepaalde manier mijn zijn weerspiegelen. En dat was zeer aangenaam.

KW: Je legde jezelf een aantal beperkingen op.

RH: Ja. Ik besliste dat ik elke tekening op een standaard stuk schrijfpapier zou maken. Dat was de belangrijkste beperking. En er was de betrachting om elke dag een werk te maken. Soms maakte ik er verschillende op een dag. Er was altijd wel iets dat tot inspiratie leidde. De computer is natuurlijk een onuitputtelijke bron van materiaal. Het was als componeren.

KW: Werk je er nog aan?

RH: Ik zou graag zeggen van wel, ik was het eigenlijk van plan. Maar ik ben er mee gestopt. Misschien omdat ik er nu geen behoefte aan heb. Mijn werk ontstaat altijd vanuit een noodzaak. Op dit moment voel ik die niet langer. Ik sluit niet uit dat ik er morgen op terugkom, omdat ik zoveel plezier en voldoening uit die directe resultaten haal. Toen ik besloot om er een installatie mee te maken, wist ik dat ik afstand moest creëren om te kunnen zien wat ik juist gedaan had en de volgende stap te zetten. Dit gezegd zijnde ben ik er niet zeker van dat ik die volgende stap al gezet heb. Al zou je de Red Figure-reeks zo kunnen beschouwen. De gevoeligheid die ik in LOG geleerd heb spreekt eruit, maar het is iets anders, het is meer omlijnd.

KW: Red Figure bestaat uit een reeks van juxtaposities van woorden en beelden. Het resultaat is heel intiem en bevat veel humor. Je maakt combinaties van tekeningen die schijnbaar willekeurig zijn, maar in werkelijkheid meer lijken op een vorm van mindmapping. Ook de afzonderlijke tekeningen doen me aan mindmaps denken.

RH: Ik denk dat het een goede manier is om het te beschrijven. De tekeningen zijn een weergave van de dingen die mijn aandacht trekken. Het zijn uitingen van hoe ik in het moment sta, van mijn gevoeligheden. Ik maak verbindingen, van het ene punt beland ik bij het andere. Ik geniet van die onvoorspelbaarheid, van het niet-weten. Veel van de connecties die zo ontstaan zijn erg betekenisvol voor mij. Iemand stuurde me bijvoorbeeld een krantenknipsel over een groep mensen die met de bus een daguitstap maakten naar een canyon. Op het einde van de dag is er iemand vermist en de groep gaat op zoek naar die persoon. Uiteindelijk blijkt dat de vermiste vrouw op zoek ging naar zichzelf. Ze had zich niet herkend in de beschrijving van de vermiste persoon. Dat verhaal werd het middelpunt van een tekening. Dit soort lus-achtige voorvallen en ontwrichtende kwesties rond identiteitsperceptie triggeren mijn verbeelding. Ik vond het een grappig verhaal en ik heb het samengevoegd met een strofe uit Amazing Grace. Het gaat over jezelf vinden, heel simpel maar diep. En humor is altijd diep, die ontspruit uit een plaats die nog dieper gaat dan de intelligentie.

KW: Waarom breng je ze in een reeks? Ontlenen ze hun werkelijke betekenis enkel aan de samenhang?

RH: Elk van deze tekening-paren zou op zichzelf kunnen overleven, de ene heeft de andere in feite niet nodig. Maar in een aantal gevallen is de inhoud echt donker. Daarom heb ik er een suite van gemaakt. Dat staat me toe om het lichte en het donkere samen te brengen en af te wisselen, dat is erg belangrijk voor mij.

KW: Waar houdt het tekenen op en waar wordt het schilderen?

RH: Technisch gezien schilder ik niet. Ik gebruik nooit verf, behalve één keer toen ik nog een kind was. Mijn vader had een pandjeshuis en iemand bracht een set bijna opgebruikte Grumbacher olieverftubes binnen. Ze waren zo oud dat de meeste verf opgedroogd was. Maar er waren er nog een paar die ik kon gebruiken, dus daar heb ik een schilderij mee gemaakt. Ik weet niet waarom ik daarna nooit meer geschilderd heb, maar de ware rode draad in mijn werk is tekenen. Alles wordt een tekening. Zelfs mijn fotografie is een vorm van tekenen. Alles wat een dialectische relatie inhoudt is tekenen. Het is een interactie met de dingen die je oppikt, een manier om te focussen, om te metamorfoseren. Editen is ook tekenen en Red Figure is vooral een editingproces. Elk blad is een tekening die ik gekoppeld heb aan een andere tekening. In sommige gevallen was die tekening een tekst die ik schreef, of een afbeelding die ik nam van een screenshot. Maar zodra dat naast iets anders wordt geplaatst, is dat gebaar van bewerken voor mij een daad van tekenen. Dat is ook hoe ik me verhoud tot de zeefdrukken en waarom ik een werk als Wits’ End Mash nooit zal benoemen als prints. Ze zijn stuk voor stuk uniek. Als je ‘drawing’ opzoekt in de Oxford English Dictionary krijg je zo’n tweeëntwintig definities. Slechts een daarvan omschrijft het als afbakenen met lijnen, zoals de prachtige bloementekeningen van Ellsworth Kelly. Wel, dat is een bepaalde vorm van tekenen, maar niet zoals ik het in praktijk breng. Voor mij is ‘drawing’ een werkwoord, altijd. In zekere zin is het leven een vorm van tekenen, een aaneengeschakeld narratief van ervaringen. Red Figure is mijn manier om uitdrukking te geven aan gevoeligheden zonder dat ik hoef te zeggen: ‘Ik vind dit leuk, ik vind dat leuk, dit is grappig, dat niet’. Het leidt soms tot eigenaardige combinaties die in zekere zin logisch blijken te zijn. Zoals de roze afbeelding van de Grand Canyon die ik vond op een oude kaart. Het deed me denken aan een medicijn dat Pepto Bismol heet en dezelfde roze kleur heeft. Het is echt een prachtig roze. Ik kijk dus naar die kaart van de Grand Canyon, die eruitziet als darmen en ik denk aan Pepto Bismol, dat gebruikt wordt als je diarree hebt, en het resultaat is Colon Canyon, een domme grap. Het zijn dat soort kleine samenvoegingen die ik maak, ogenschijnlijk onbeduidende referenties die op de een of andere manier aan mijn brein ontlokt worden. Zo verbinden de tekeningen kleine fragmenten uit mijn leven.

KW: I Am Paralyzed With Hope is de titel van de tentoonstelling die je straks opent in het Centro Botín in Santander.

RH: Die titel heb ik geleend van Maria Bamford, een geweldige stand-upcomedian. Die zin bevat zoveel van waar het in LOG eigenlijk om draait. Ik heb er een tekening van gemaakt en ik gebruik het nu als titel voor deze tentoonstelling. Het is een bijna manische kreet, ‘ik ben verlamd door hoop’, een eindeloze schreeuw die een mentale staat van claustrofobie uitdrukt. Er is een punt waarop hoop omslaat in wanhoop. Het mordicus vasthouden aan hoop, de onvermijdelijkheid ervan, dat heeft alles te maken met onze drang tot overleven. Maar wat betekent dat nog als alles om je heen vernietigd wordt? Dan is er geen basis meer voor hoop. In de tentoonstelling heb ik ook een citaat van Clarice Lispector, een Braziliaanse schrijfster waar ik ontzettend van hou, opgenomen: ‘Het kleinste stukje spiegel is altijd de hele spiegel’. Voor mij zijn dat erg verwante teksten.

KW: Je gebruikt graag quotes in je werk, uit literatuur, film en muziek.

RH: Ik hou van songteksten, ik lees ze als boeken. Ik hou niet van musicals maar ik hou van de liedjes, de teksten zijn fascinerend. Ik hou ook van popsongs. Je kan veel zeggen over Kanye West, maar zijn teksten zijn geweldig. Billie Eilish schrijft prachtige teksten over echt donkere dingen. Ik vind dat interessant, de wijze waarop ze op zo’n jonge leeftijd de duisternis aftast, met haar ademende zangstem die zo open en licht is. Tekenen is erg sensueel, het is ‘top of a top’, om Gershwin te citeren. Another Water (The River Thames, for Example) (2000)2 vond zijn oorsprong in een reeks citaten van liedjes die allemaal de dood en de rivier tot onderwerp hadden. Het begon met een liedje van Hank Williams en dan was er Bruce Springsteen en Jimi Hendrix, ‘Hey Joe, I’m goin’ down to shoot my old lady...’ Het werd een riff en er zit een heel donker soort humor in, want ik ontdekte dat de prostituees, de liefjes, de minnaressen, de dochters allemaal dood en in stukken eindigen bij de rivier. Dat geldt niet alleen in de liedjes, maar ook in het nieuws en dus in het echte leven. En zo werden die teksten echt een leitmotiv voor het werk. Het percentage mensen dat zelfmoord pleegt in de Londense Theems ligt bijzonder hoog. Ik weet niet wat de reden is, maar mensen komen van ver om hier een eind te maken aan hun leven, ze plannen het. Het is een erg donkere rivier en naar mijn gevoel is er een sterk verband tussen het grijze weer en de Britse cultuur. De Engelsen dragen veel duisternis in zich. Tijdens mijn onderzoek voor dit werk las ik veel ooggetuigenverslagen uit politierapporten. Het niveau van geweld rondom de Theems is indrukwekkend. Het kan natuurlijk ook dat iemand domweg in de rivier sukkelt en er niet meer uit geraakt. Maar het is toch vooral de extreme link met geweld die voor mij sterk de inhoud van de Theems bepaalt. Oorspronkelijk speelde ik met het idee om over de hele lengte van de rivier te werken, maar uiteindelijk was het snel duidelijk dat Londen volstond. De hele wereld is hier aanwezig. Het is een zeer wilde rivier, de zichtbaarheid is zeer laag, de dijken zijn steil en de getijdenwisseling is erg sterk. En ik vraag me af waarom ze in godsnaam zoveel bruggen hebben, want elke brug is een gelegenheid om te springen.

Ik ging ooit naar de Garonne in Bordeaux, maar ik dacht: ‘Hier kan ik niets doen, er is te veel zonlicht’.

KW: Zelfs een zonovergoten rivier als de Garonne heeft zijn donkere kanten. De Franse zanger Joe Dassin zingt in Marie-Jeanne over een meisje dat van de brug van de Garonne springt.

RH: Duisternis lokt dubbelzinnigheid en mysterie uit, dat zijn interessante elementen waarmee je kunt spelen. Natuurlijk kan je ook met zonlicht spelen, maar dan gaat het om iets heel anders.

KW: Wat leren we van de uitdrukkingen die je samenbrengt in Wits’ End Mash?

RH: Ik gebruik die clichés als tekstuele iconen. Je kan natuurlijk een afbeelding van Marilyn Monroe of Andy Warhol gebruiken, dat zijn menselijke iconen, maar dat geldt ook voor een uitdrukking als ‘to smell a rat’, dat komt overal in het Engels voor. Er zit een iconisch aspect aan, ook al gaat het om de meest triviale dingen. Clichés drukken iets elementairs uit over de mensheid omdat ze overal voorkomen. Ze zijn wel erg regionaal gekleurd. Zonder te weten wie wat geschreven heeft, kan ik de uitdrukkingen van Engelsen onderscheiden van de Amerikanen, de zuiderlingen van de noorderlingen, de Texanen versus al de anderen. Uit de clichés kan ik afleiden dat iemand in een totaal ander milieu leeft dan het milieu waarin ik ben opgegroeid. Dat interesseert me. Er bestaan tal van variaties op hetzelfde, maar sommige zijn echt uniek. Zoals ‘that dog don’t hunt’, dat is een Texaanse uitdrukking en het betekent: die persoon is homo. Ik moest het opzoeken, maar als je erover nadenkt schuilt er een zekere logica in.

KW: Je besteedt bijzonder veel zorg aan je titels. Ze zijn zeer genereus, als kleine geschenken boven op het werk.

RH: Dank je. Ik hou van titels. Het is een van de weinige dingen waarvan je zeker weet dat ze een intiem moment met de kijker kunnen creëren. Een titel moet voor mij geen direct verband hebben met het werk. Het is gewoon een middel om het werk te benoemen zodat je het kan onderscheiden. Een titel creëert een opening, een mentale ruimte om het werk te betreden. Een tijd geleden ontdekte ik dat veel van mijn vroege tekeningen geen titel hebben, wat een chaos is me dat! Titels zijn een bron van groot plezier voor mij. Ik diep citaten op uit de teksten waar ik van hou en ik verbind ze met een werk.

KW: Je zei ooit dat je wou dat je de verwachtingen van de kijker kon opschorten als het om het werk gaat.

RH: Als een kijker verwachtingen koestert, doet dat vaak afbreuk aan de ervaring. Mensen beseffen te weinig hoe uniek de eerste keer van iets is. Als kind weet je niet wat het betekent, maar je beleeft die eerste keer steeds opnieuw en opnieuw. Ik hou er niet van wanneer iemand binnenkomt en denkt mijn werk te kennen of iets verwacht dat lijkt op ander werk. Niet om mezelf te vergelijken, maar toen Bob Dylan het podium betrad met een elektrische gitaar ging iedereen uit zijn dak. Maar waarom zou hij dat niet doen? Mensen zijn gehecht aan wat ze mooi vinden en wat ze kennen, maar dat maakt niet de zaak van de kunstenaar, dat is de beperking van de kijker.


1  Roni Horn in Paulo Herkenhoff, What Is Drawing for Roni Horn?

2  Another Water (The River Thames, for Example) (2000) is een kunstenaarsboek met een reeks geannoteerde foto’s van de Thames dat Roni Horn maakte in opvolging van Still Water (The River Thames, for Example) (1999), een reeks van vijftien geannoteerde foto’s.

Denk je aan zelfmoord en heb je nood aan een gesprek, dan kan je terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via www.zelfmoord1813.be

Tentoonstellingszicht Roni Horn Recent Drawings, 2023, Xavier Hufkens, Brussel, foto
Roni Horn, Frick and Fracks, 2018/2022, gouache en/of aquarel op papier, reeks van 8, elk: 38,1 × 27,9 cm, courtesy de kunstenaar en Xavier Hufkens, Brussels, foto Ron Amstutz
Roni Horn, An Octopus Escaped 2 • Olive Hole, 2022, twee inkt jet prints op rag paper, uitlopen beelden, van rand tot rand in omlijsting gezweefd, editie van 12, 34,8 × 53,8 cm, courtesy de kunstenaar en Xavier Hufkens, Brussels, foto HV-studio
Roni Horn, Wits’ End Mash (lose my head), 2019, zeefdruk op papier, 129,5 × 160 cm, courtesy de kunstenaar en Xavier Hufkens, Brussels
Roni Horn, An elusive Red Figure darting about in the Venetian darkness; a red dwarf burning out beyond Saturn; a nasty gang of runts in red snowsuits acting out in a North American suburb; an attractive young Italian woman dressed in red is stalked by a lesbian serial killer; a village girl, the prettiest you can imagine, in a red velvet hood cut from the belly of a sleeping wolf …., 2022, inkt jet prints op rag paper, uitlopen beelden, van rand tot rand in omlijsting gezweefd, reeks van 33 paren, elk paar: 34,8 cm x 53,8 cm, courtesy de kunstenaar en Xavier Hufkens, Brussels
Roni Horn, foto Mario Sorrenti, courtesy de kunstenaar en Xavier Hufkens, Brussel