Met ‘Humus’ wil HART een platform bieden aan de essentiële en vruchtbare onderlaag van artist-run initiatieven en off-spaces in ons land. Het zijn vaak die organisaties en collectieven die de vinger aan de pols van de kunstwereld houden en een zekere artistieke vrijheid en autonomie waarborgen. We laten hen aan het woord en zorgen voor context en reflectie.
In de zomer van 2020, toen de eerste coronagolf enigszins was gaan liggen, sloot ik mij aan bij een ateliercomplex in het centrum van Brussel. In een leegstaand kantoorpand aan het Beursplein had een groep van circa tachtig kunstenaars een jaar eerder de vijfde verdieping betrokken. De voormalige kantoorruimtes waren uitermate geschikt om tot ateliers om te bouwen. Om alles in goede banen te leiden, werd een ledenvereniging opgericht. Level Five werd als vereniging zonder winstoogmerk ingeschreven in de statuten.
Het is nogal voor de hand liggend, maar soms lijken we het bijna te vergeten: een florerende kunstscene vraagt niet alleen om een gevarieerd palet van presentatieplekken en -instellingen met verschillende ‘drempels’, maar is in de eerste plaats voor een groot gedeelte afhankelijk van kunstenaars met een werkplek. Een betaalbare werkplek, die goed bereikbaar is, verwarmd, zonder al te grote technische gebreken en het liefst voor langer dan een paar jaar.
Brussel is in menig opzicht een van de interessantere plekken in West-Europa wat betreft de ontwikkeling van hedendaagse kunst. Een internationaal kruispunt met een sterke aantrekkingskracht voor kunstenaars. Er zijn verschillende redenen waarom een nog steeds groeiende groep internationale kunstmakers zich in Brussel vestigt. Eén daarvan is natuurlijk de groeiende gemeenschap zelf, die daardoor automatisch almaar aantrekkelijker en vitaler wordt. Maar uiteindelijk zullen de meeste redenen ook direct of indirect verband houden met het simpele feit dat de gezamenlijke kosten voor levensonderhoud en huurlasten er in vergelijking met andere Europese hoofdsteden aan de relatief lage kant liggen.1
Opmerkelijk is echter dat in tegenstelling tot steden als Londen, Amsterdam, Parijs of Berlijn, en anders dan in veel andere steden in België, het in Brussel nog altijd ontbreekt aan een gevestigde en georganiseerde infrastructuur voor kunstenaarsateliers. Atelierbeleid en -beheer zijn er zo goed als afwezig. En dus moeten kunstenaars het zelf regelen en ontstaan er ‘noodgedwongen’ kunstenaarsinitiatieven en studioruimtes of werkplekken in collectief beheer, zoals Level Five. Plekken die een gebrek aan stabiele en structurele middelen en omstandigheden koppelen aan een relatieve autonomie. Plekken die dus vanuit onzekerheid moeten werken, maar tegelijkertijd een andere dynamiek aan de dag kunnen leggen dan meer geïnstitutionaliseerde initiatieven.
Een collectief probleem
Omdat ik zelf pas anderhalf jaar na de oprichting lid werd, spreek ik af met Rob Ritzen, coördinator en medeoprichter van Level Five en voorlopig de enige betaalde werknemer. Rob is sinds het ontstaan een van de drijvende krachten achter onze organisatie en de aangewezen persoon om daarover te vertellen.
In 2018 moesten verschillende kleinere groepen kunstenaars in Brussel rond dezelfde periode gedwongen hun atelierlocaties verlaten. ‘Dus zijn we gaan nadenken over hoe we gezamenlijk een nieuwe locatie konden vinden.’ Toen een leegstaand kantoorpand tegenover de Beurs zich aandiende, bleek de minimaal te betrekken oppervlakte een hele verdieping van circa 2000 vierkante meter. Om de prijs voor een atelier en dus de huurlasten per persoon enigszins betaalbaar te houden, berekende de groep dat er ongeveer tachtig kunstenaars nodig waren om het totaalbedrag te delen. Geïnteresseerden bleken gauw gevonden.
‘Onze overtuiging is dat ateliers betaalbaar moeten zijn. Kunstenpunt zegt dat het gemiddelde besteedbare inkomen voor kunstenaars 1.300 euro per maand is. Als je dan een appartement huurt en ook nog een atelier, dan kun je eigenlijk niet meer dan 150 euro betalen, want dan zit je waarschijnlijk al boven de helft van je inkomen. Terwijl er vaak wordt gezegd dat je vaste lasten eigenlijk niet meer dan een derde van het totaal zouden mogen zijn.’2
Maar een grotere groep voor hetzelfde vloeroppervlak betekent minder ruimte per persoon. Zonder stevige financiële middelen zijn toegevingen, zoals tijdelijke contracten en korte opzegtermijnen, of gebouwen betrekken met gebreken of zonder verwarming, onvermijdelijk.
Zelforganisatie en collectieve besluitvorming
De organisatie van een groep van tachtig is van een andere orde dan enkele vrienden onderling. En ook over de aansprakelijkheid moest worden nagedacht. Dus besloot de groep om een vzw op te richten die als juridisch persoon kan optreden.
‘De hele structuur is eigenlijk heel organisch ontstaan’, gaat Rob verder. ‘Sinds de oprichting vormen de leden het fundament van Level Five. Als je een studio huurt word je automatisch lid en betaal je lidmaatschap. Iedereen heeft dus evenveel zeggenschap.’
Mariana Pecháčková liep afgelopen half jaar stage bij Level Five. Via Rob maakte ze kennis met de ins en outs van de organisatie, en kreeg ze misschien wel een beter beeld van de interne werking dan sommigen van ons. ‘In het begin,’ vertelt ze, ‘was het niet gelijk duidelijk hoe Level Five werkt en wie precies de beslissingen neemt. Een hiërarchische structuur is afwezig. Maar uiteindelijk is het echt het collectief dat beslissingen neemt. De mensen hier beseffen dat zij zelf Level Five zijn.’
De groep die aan de basis van de oprichting lag, wilde niet alleen de nood aan fysieke werkruimte voor kunstmakers aankaarten, maar ook de manier waarop die ruimte beheerd wordt. ‘Vanaf het begin was het idee om onze besluitvorming te baseren op een praktijk van collectieve organisatie.’
Daarvoor werd een raad in het leven geroepen die bestond uit een aantal leden van het eerste uur. Die ‘council’ is er nog altijd en wordt inmiddels gekozen uit de leden van Level Five. Die houdt de continuïteit van de organisatie in de gaten, maar ontfermt zich ook over praktische zaken als huiselijke gebreken, vacante studio’s of onderlinge onenigheid.
Een van de belangrijkste elementen voor de collectieve besluitvorming is het idee van een forum, een regelmatige bijeenkomst voor alle leden. Daarin wordt richting gegeven aan de organisatie en overlegd over bijvoorbeeld het gezamenlijke gebruik van de gemeenschappelijke ruimten en middelen. Daarnaast is het een moment waarop de council iedereen informeert over belangrijke ontwikkelingen die betrekking hebben op de locatie, activiteiten, kosten die gedekt moeten worden etc.
Na vier jaar is ook het een en ander ‘geprofessionaliseerd’ en is er officieel een bestuur aangesteld. Daarin zitten twee leden, een lid uit de council en vijf externe leden, waaronder Caroline Dumalin van Morpho uit Antwerpen, Sophie Rocca, financieel directeur bij WIELS, en Mirthe Demaerel van Cas-co uit Leuven.
Splitsing en ondersteuning
Inmiddels beheert Level Five ateliers op drie locaties in Brussel, in drie Brusselse gemeenten (Vorst, Molenbeek en Ganshoren). Dat was geen idealistische keuze. We waren al een lange tijd op zoek naar een nieuwe locatie omdat we wisten dat de plek aan de Beurs van tijdelijke duur was. Toch eindigde het verhaal aan het Beursplein in 2021 nog redelijk plotseling vanwege de korte opzegtermijn en moesten we acuut op zoek naar een nieuw onderkomen.
Ondanks een groot netwerk was het onmogelijk om één gezamenlijke plek te vinden voor alle tachtig kunstenaars. Opsplitsing bleek onvermijdelijk. Eén potentiële locatie, een voormalig verzorgingstehuis in Ganshoren om de hoek van de Basiliek van Koekelberg, die tussen de veertig en vijftig kunstenaarsateliers zou kunnen bieden, vroeg om behoorlijke renovatiewerken, en dus geld.
Naast de huur die alle leden betalen, komen onze inkomsten van het jaarlijkse lidmaatschap van zestig euro en een maandelijkse bijdrage van twintig euro. Van het lidgeld betalen we de boekhouder. Van de maandelijkse twintig euro gaan vijf euro naar een vergoeding voor twee verantwoordelijken per locatie die het reilen en zeilen in de gaten houden, vijf naar een locatiebudget voor gezamenlijke inkopen zoals koffie en toiletpapier, vijf naar een budget voor de ontwikkeling van artistieke programma’s (waarover later meer) en de resterende vijf euro proberen we te sparen.
Ondanks onze inspanning om geld opzij te zetten, was ons eigen budget bij lange na niet toereikend. Toen heeft de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) besloten om Level Five in de kosten tegemoet te komen.
De ondersteuning door de VGC begon tijdens de eerste lockdown. ‘Tijdens de coronapandemie werd extra duidelijk dat er in Brussel een groot probleem is qua atelierruimten’, legt Rob uit. De VGC gaf Level Five toen een opdracht om die situatie op het gebied van kunstenaarsateliers in kaart te brengen en een rapport te schrijven, vanuit de gedachte dat de organisatie kon voortborduren op de al opgedane kennis.
Naar aanleiding van dat rapport is er destijds een atelierplan opgesteld. ‘Wat dat precies inhoudt weet ik niet, maar de insteek was dat er iets aan gedaan moest worden. En toen we opeens moesten verhuizen is dat concreter geworden met de investeringssubsidie voor Van Overbeke’ (het pand in Ganshoren, aan de Van Overbekelaan, bb).
Vervolgens werden nog twee kleinere locaties gevonden, zodat we plots ruimte hadden voor meer kunstenaars dan we oorspronkelijk nodig hadden. Het ledenaantal is daarmee inmiddels gegroeid naar 112.
Terug naar school
Als ik vertel dat ik als schrijver een atelier heb, zijn mensen geregeld verrast. Maar je maakt toch helemaal niks? Toch ben ik geen uitzondering. Level Five huisvest naast beeldend kunstenaars ook curatoren, schrijvers, vormgevers, architecten, onderzoekers, regisseurs en zelfs een enkele wetenschapper. En die variëteit is waardevol.
Als architecte, vertelt Laura Muyldermans, is de keuze om bij Level Five en niet ergens anders een atelier te huren bijvoorbeeld sterk gelinkt aan de gemeenschap. ‘Ik heb behoefte om met kunstenaars en andere disciplines in contact te staan. Level Five is voor mij een soort noodzaak om als architect niet helemaal opgeslokt te worden in een wereld die in eerste instantie gericht is op efficiëntie.’
Voordat ik een atelier kreeg, was ik al een tijd op zoek naar een plek om te schrijven, te denken, te zijn. Maar tijdens de lange lege lockdownstiltes werd mij duidelijk dat ik, misschien nog wel meer dan een werkplek, een vorm van collegialiteit zocht.
Iets soortgelijks ervaarden Aline Forçain en Stephanie Lamoline. Beiden stonden op de wachtlijst van Level Five voor een atelier. Toen het pand in Ganshoren vrijkwam konden zij zich aansluiten. ‘Ik stond al twee jaar op de lijst. Ik wilde een eigen plek, maar wel één waar je niet alleen bent’, zegt Aline. Ook voor Stephanie was de keuze voor een atelier in een collectief heel bewust. ‘Ik wil uit mijn cocon breken, mensen leren kennen en een netwerk opbouwen.’
De sfeer doet Mariana een beetje denken aan de kunstacademie. ‘Het is alsof je terug naar school gaat’, vertelt ze. ‘Je leert zoveel mensen kennen als nieuwkomer.’ Dat ervaarde ook de Australische Alasdair Doyle, inmiddels een van de twee verantwoordelijken voor de locatie in Ganshoren. Hij verhuisde recentelijk van Ierland naar België. ‘Na de pandemie was dit precies wat ik zocht’, vertelt hij. Hij besefte dat hij niet geïsoleerd in een atelier wilde werken. Level Five introduceerde hem bovendien in Brussel. ‘Veel van wat ik hier tot nu toe heb gedaan is via Level Five gegaan.’
Meer dan een atelier
Voor veel mensen is een ateliercomplex in gezamenlijk beheer een laagdrempelige manier om gelijkgestemden te ontmoeten en van gedachten te wisselen zonder aan allerlei contextuele formaliteiten en omgangsvormen te moeten beantwoorden. Een informele gemeenschap van mensen die actief zijn in de kunsten en elkaar kunnen helpen, inspireren, en hun kennis en netwerk onderling kunnen delen.
Een van de effectiefste kanalen daarvoor is de chat. Gewoon via een chat-app op de telefoon. Daar worden tips uitgewisseld over werk, winkels, boekhouders. Maar ook berichten gedeeld van appartementen die te huur zijn of open calls voor residenties. Mensen geven elkaar advies over waar je op kunt letten tijdens een atelierbezoek, zoeken naar een lichtdesigner of vragen om hulp bij het vertalen van een tekst. Of er wordt materiaal aangeboden dat ergens is blijven liggen na een tentoonstelling.
Een netwerkfunctie, dat bevestigt ook Sirah Foighel Brutmann, een van de medeoprichters en inmiddels locatieverantwoordelijke van het pand aan de Van Volxemlaan, dicht bij WIELS. ‘Level Five is natuurlijk in de eerste plaats een werkruimte voor kunstenaars. Maar naast een fysieke plek is het ook een virtuele omgeving waar ideeën en netwerken kunnen worden gedeeld.’
Het is bovendien altijd een plek geweest waar andere initiatieven werden gerund of ontstonden. Voordat ze naar hun eigen locatie verhuisden, had rile* – een boekwinkel en projectruimte voor publicaties en performances geïnitieerd door Chloe Chignell en Sven Dehens – bijvoorbeeld een plek in Level Five aan de Beurs.
Dat gold ook voor Kantine, een door Kevin Gallagher en Perri MacKenzie gerunde tentoonstellingsruimte, die inmiddels hun eigen plek in Sint-Gillis hebben. En momenteel wordt vanuit het souterrain van het gebouw in de Van Meyelstraat opnieuw een tentoonstellingsplek gerund: Winona.
Door deze initiatieven ontstaat ook een brug naar de buitenwereld. Blue Screen is een maandelijks openbaar screeningsprogramma gericht op film en videowerk van beeldend kunstenaars, opgericht door Emma van der Put en Chloé Malcotti. En in de aanloop naar de jaarlijkse Open Studios in 2020 (die uiteindelijk werden geannuleerd), begonnen sommige leden, waaronder ikzelf, een podcastserie met gesprekken, discussies, geluidswerken, teksten en soundscapes als een manier om mensen kennis te laten maken met de leden en onze gemeenschap. Bovendien lanceerden we de Salon Sale, waarbij we werken van onze leden te koop aanbieden. De inkomsten worden fifty-fifty verdeeld tussen de kunstenaar en Level Five.
Naast ledeninitiatieven zijn er ook overkoepelende samenwerkingsverbanden. Samen met SB34, een andere door kunstenaars gerunde atelierorganisatie, vroegen we subsidie aan in het kader van CultuurCulture, een samenwerking tussen Féderation Wallonie-Bruxelles en de Vlaamse overheid.
In een traject van een jaar werken we samen om workshops en publieksevenementen te organiseren met als thema de vraag wat voor artistieke praktijken de juiste omstandigheden bieden om te kunnen groeien. En dankzij de subsidie konden we vorige maand curatoren uitnodigen en een overnachting aanbieden voor een tweedaags bezoekersprogramma met studiobezoeken. Meer dan vijftig kunstenaars kregen de kans om een-op-een gesprekken te voeren en hun werk te tonen in hun atelier.
Een verenigd antwoord op meerdere problemen
Rob legt uit dat de opzet altijd meer was dan alleen werkruime beschikbaar te stellen. ‘Het streven is altijd een ondersteunende werking voor artistieke praktijken in de breedste zin geweest.’ Op onze website omschrijven we onszelf als een kunstenaarscoöperatie die kunstenaars ondersteunt door middel van ateliers, artistieke ontwikkelingsprogramma’s en belangenbehartiging. Inmiddels is Level Five lid van UFO, een samenwerkingsverband tussen zes atelierorganisaties in Vlaanderen en Brussel. De deelnemende organisaties willen zo ‘het belang van investeren in betaalbare creatieruimte en de ontwikkeling van beginnende artistieke praktijken op de agenda plaatsen’.3
‘Eigenlijk is Level Five ontstaan als antwoord op een aantal problemen’, aldus Rob. ‘Er wordt nog altijd niet op een georganiseerde manier ingespeeld op de nood aan creatieplekken in Brussel. Kunstenaarschappen worden op die manier geïsoleerd, waardoor er onderlinge competitie voor beschikbare ruimte ontstaat.’
En niet alleen tussen kunstenaars onderling. Eigenlijk komen alle vragende partijen voor een tijdelijk onderkomen, zoals sans-papiers en kunstenaars, tegenover elkaar te staan. Maar huisvestingsbelangen en kunstenaars op zoek naar werkruimte zijn niet elkaars concurrenten.
‘Succesvol zijn,’ vat Rob samen, ‘betekent dus idealiter praktijken ontwikkelen die hier op een sociale manier een alternatief voor kunnen bieden. En inzicht geven in de gelaagdheid van dergelijke problematiek. Niet alleen bij degenen die de problemen ervaren, maar ook bij degenen die deel zijn van de problemen of er iets aan kunnen veranderen op het gebied van beleidsvoering. Ik denk dat Level Five, net als veel alternatieve organisatievormen, naast een antwoord op een probleem ook kritiek geeft op de dominante vormen van leven door te laten zien dat er andere mogelijkheden bestaan. Dit is voor mij het potentieel van Level Five: een andere manier voorstellen om de kunsten te organiseren. Daarmee veranderen we onszelf en hopelijk ook de wereld en kunstwereld waarin we opereren.’
Naast de collectieve zeggenschap en de gemeenschapswerking bevat dat alternatief ook een zeer pragmatische wederzijdse ondersteuning. Op het moment dat de huurlasten voor een lid tijdelijk te zwaar zijn, kun je een beroep doen op het zogenaamde Care Web: de huur (of een gedeelte daarvan) wordt dan door Level Five als collectief voor je overgenomen, waardoor je die maand minder of geen huur hoeft te betalen.
Een delicate wipplank
Soms lijkt het een klein wonder dat een groep van meer dan honderd mensen, verdeeld over drie locaties, zichzelf op een zo goed als volledig vrijwillige basis weet te organiseren zonder een strenge hiërarchie en met een minimale formaliteit. Het vergt veel dialoog om met z’n allen over dingen te beslissen. En dus veel tijd.
‘Het is waarschijnlijk efficiënter om een duurder bureau te huren en geïsoleerd te werken’, oordeelt Laura Muyldermans. ‘Maar die dialoog is voor mij ook verrijkend. Het biedt inzichten waar ik niet aan voorbij wil gaan. Het zou ten koste gaan van de rijkdom.’
Om conflicten te vermijden is het voor een groep van meer dan honderd mensen die gezamenlijk iets proberen te organiseren onvermijdelijk dat er nagedacht wordt over afspraken inzake verantwoordelijkheid, engagement en verwachtingen. ‘Het is vanzelfsprekend dat de mate waarin mensen betrokken zijn verschilt’, zegt Mariana. ‘Sommigen zijn meer en anderen minder betrokken.’
De in Nederland werkende Rachel Bacon sloot zich na een residentie in België aan bij Level Five. Ze vertelt over haar ervaringen als onderdeel van een klein kunstenaarsinitiatief en collectief beheerde atelierruimte in Den Haag. ‘De groep was veel kleiner, misschien vijftien mensen’, vertelt ze. ‘Daardoor was er geen ruimte om je niet beschikbaar te maken. Omdat er bij Level Five zoveel mensen zijn, heb ik het gevoel dat er altijd wel mensen bereid zijn om zich in te zetten. Maar dat maakt de groepsdynamiek ook heel kwetsbaar, want er zullen met een grotere groep meer mensen zijn die zich kunnen terugtrekken. Dat betekent dat er altijd een groep is die een ander gedeelte van de groep draagt.’
De kunst is om de organisatie ‘licht’ te houden, benadrukken eigenlijk alle leden die ik heb gesproken. Het feit dat de afwezigheid van een hiërarchische structuur ook ruimte maakt voor individueel zeggenschap, wordt unaniem onderkend. ‘Veel komt neer op een gevoel van eigenaarschap en verantwoordelijkheid’, zegt Alasdair. ‘Voor een deel hou ik van die verantwoordelijkheid. Aan de andere kant is het puur pragmatisch, want anders kunnen we simpelweg niet bestaan.’
Welke toekomst?
Hoeveel energie kunnen vormen van zelforganisatie vragen, voordat ze eronder bezwijken? Level Five bestaat als organisatie om kunstenaars te ondersteunen. En tegelijkertijd vraagt het ook heel wat van die kunstenaars. De balans is delicaat; wat en hoeveel geeft Level Five, en welk engagement vraagt het van jou als kunstenaar?
‘Ik denk niet dat de organisatie een duurzame toekomst heeft zonder meer voltijds betaalde werknemers’, concludeert Alasdair. Dat bevestigt Rob ook. Zijn deeltijdse aanstelling wordt betaald van de opdracht die de VGC aan Level Five heeft gegeven. Dat begon twee jaar geleden en die financiele bijdrage is tot nu toe jaarlijks verlengd. Maar een halftijds betaalde werknemer is te weinig voor de omvang van de organisatie. En bovendien voor de werking die we nastreven.
‘Nu vragen de gebouwen eigenlijk te veel aandacht’, vertelt Rob. ‘Daardoor zijn we niet in staat om de focus echt op de gemeenschapswerking te leggen.’ Problemen met verwarming op een van de locaties betekenden onder andere dat het afgelopen halfjaar veel van Robs tijd ging zitten in zeer praktische zaken. Inmiddels eindigt de tijdelijke huur van een van de andere locaties alweer binnen een paar maanden. ‘Dat betekent opnieuw dertig kunstenaars die mogelijk zonder atelier komen te zitten. De gebouwen, het onderhoud en de zoektocht naar nieuwe plekken vragen te veel investeringen die we niet hebben, zowel qua geld als qua tijd.’
En tijd is geld. Maar waar haal je het geld vandaan? ‘Als we zeggen dat we een atelierorganisatie in Brussel zijn, dan kunnen we niet bij het Kunstendecreet van de Vlaamse overheid aankloppen’, legt Rob uit. ‘Die zeggen namelijk dat kunstenaarsateliers een zaak zijn voor de stad. Dat is oké in Gent of Antwerpen. Het probleem in Brussel is dat je niet één stad hebt, je hebt heel veel gemeentes en daarnaast heb je het Gewest. Wij kunnen op het Vlaamse niveau alleen aankloppen voor bijvoorbeeld ontwikkelingsprogramma’s.’
Het is een delicaat spel. Zonder externe ondersteuning blijft onze toekomst onzeker. Maar de inspanning die nu van alle kunstenaars wordt gevraagd om Level Five mogelijk te maken zorgt ook juist voor het in stand houden van dat netwerk en een gevoel van gemeenschap. En dat blijkt voor velen een van de grootse meerwaarden van een plek als Level Five. In het proces van zoeken naar andere, meer structurele inkomsten, ligt de uitdaging dus ook bij het bewaren van het gevoel ergens onderdeel van uit te maken.
-
Volgens data van Numbeo ben je in Brussel weliswaar iets duurder uit dan in steden als Antwerpen of Gent, maar liggen de opgetelde lasten in Brussel bijvoorbeeld 35% lager dan in Londen, en respectievelijk ongeveer 20%, 13% en 10% lager dan in Parijs, Amsterdam en Berlijn. Bron: Numbeo, een crowd-sourced wereldwijde database voor kosten van levensonderhoud, huisvestingsindicatoren en andere statistieken: www.numbeo.com
-
Rob baseerde zich op de cijfers van de Vlaamse overheid uit 2016. Zie: Loont Passie? (2016) https://wp.assets.sh/uploads/sites/4718/2019/12/Sociaal-eonomische-positie-van-de-kunstenaar_Rapport.pdf. De huidige cijfers liggen iets hoger, richting een netto-inkomen van 1500 euro per maand voor beeldend kunstenaars. Zie: Loont Passie? (2021), https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/50778
Click here to read the English version of this article.