Als Kleine Kunstcollectioneur schreef ik elke dag dit rubriekje, zo lang de corona-quarantaine zou duren. Trouwe lezers kennen het principe intussen al: omdat musea en galeries gesloten zijn, kunnen we geen kunst meer gaan kijken. Dus keken we elke dag naar een ander werkje uit onze eigen Kleine Kunstcollectie. En omdat restaurants ook dicht zijn, moeten we alle dagen zelf eten maken. Dus laten we u mee genieten van onze goede, oude Vlaamse keuken. Nu doen we het niet meer dagelijks, maar enkele keren per week. Als de broodnodige afwisseling zich aandient.
Het heeft lang geduurd voor mijn eega en ik er ons durfden aan wagen: schorseneren! In de volksmond kreeg deze fantastische groente scheldnamen als ‘armeluisasperge’, ‘keukenmeidenverdriet’ of ‘huisvrouwenleed’. Schorseneren zijn een ouderwetse groente die vooral voor den oorlog werd gegeten, ze worden nog zelden klaargemaakt, omdat het zo bewerkelijk is. En bij het schillen komt een kleverig vocht vrij, dat je slechts met veel moeite van je handen geschrobd krijgt.
Het was mijn eega die zich als vrijwilliger aanbod, ik zou me met de rest bezighouden. Dus trok ze een grote witte schort en latex handschoenen aan, zette een mondmasker op en een helm met kijkglas in plexi. Eerst waste ze de schorseneren grondig en schilde ze met een schiller. Daarna nog eens wassen, de laatste onreinheden vewijderen en vervolgens zeker 25 minuten koken in water met genoeg zout en melk: dat houdt de schorseneren witter. Ondertussen raapte ik de overgebleven smurrie bijeen en bracht ze, ook gehandschoend, naar de GFT-bak.
De rest is poepsimpel en kan gebeuren zonder handschoenen en mondmasker: een bechamelsaus maken, de schorseneren in partjes snijden en erbij gooien. In mijn aloude kookboek staat ook: ‘desgewenst muskaatnoot over de schorseneren strooien’. Twee loze vinken van kalfsgehakt smaakten er uitstekend bij, het was de moeite waard. Toch zeker één keer per jaar.
In onze Kleine Kunstcollectie: tijd voor weer eens een vrouw, met name Anne-Mie Van Kerckhoven ofte AMVK. Geen vrouw om zonder handschoenen aan te pakken. Essentieel in haar oeuvre is dat ze zich met haar kunst afzet tegen een verstikkende, betuttelende en discriminerende samenleving. “Ik vertrek altijd vanuit een verontwaardiging, omdat iedereen alles maar lijkt te slikken”, zei ze daar ooit over. Ook vandaag nog een statement van jewelste. Haar beeldende en videowerk zit vol verwijzingen naar wetenschap, mystiek, porno en feminisme. De vrouw staat centraal in haar werk: tegelijk sterk en zwak, mythisch en vulgair, pornografisch en mystiek. Kunst kan voor haar een louterend effect hebben. Bovendien: haar werk kan esthetisch verdomd mooi zijn.
Wij bezitten een kleine Filosofische Ruimte van haar: elke Filosofische Ruimte is een computerinterpretatie van een bestaand interieur waarin zij het visuele aspect herdefinieert volgens de mentale impact van de betrokken filosoof of denker. De naam wordt, in de vorm van een woord, een aanwezigheid in de ruimte. Descartes (1998) was de eerste. Daarna Spinoza en Leibniz. Wij bezitten er eentje met Houellebecq (2003), in kleine editie. Geen man om zonder handschoenen aan te pakken.
Tot morgen.