Als Kleine Kunstcollectioneur schreef ik elke dag dit rubriekje, zo lang de corona-quarantaine zou duren. Trouwe lezers kennen het principe intussen al: omdat musea en galeries gesloten zijn, kunnen we geen kunst meer gaan kijken. Dus keken we elke dag naar een ander werkje uit onze eigen Kleine Kunstcollectie. En omdat restaurants ook dicht zijn, moeten we alle dagen zelf eten maken. Dus laten we u mee genieten van onze goede, oude Vlaamse keuken. Nu doen we het niet meer dagelijks, maar enkele keren per week. Als de broodnodige afwisseling zich aandient.
Terwijl ik vooral beroemd ben om mijn handgesneden, verse frietjes, is mijn eega een meesteres in ragout. Normaal maakt ze een fantastische kalfsragout, met stukjes kalfsvlees en balletjes kalfsgehakt, maar dit keer bereidde ze een gemengde vorm, met gehaktballetjes van kalf en kippenblokjes. Daarbij gebruikt ze geen vlees- of kippenbouillon, maar een groentebouillon. Die maakt ze normaal vers van de hand: een bouillon met peterselie, wortel en ajuin, tijm, foelie, peper en zout, dat alles zachtjes minstens een half uur laten trekken, zeven en klaar.
Maar mijn eega is nog altijd een hard werkende vrouw, dus behielp ze zich met blokjes van het merk Knorr (bio!) om de bouillon klaar te maken. Doen niet alle hard werkende vrouwen dat niet op die manier? Je moet al Jeroen, Sergio of Peter heten en er flink voor betaald worden, om dat allemaal nog met de hand te (laten) doen. Ik had een mooi stukje kipfilet gekocht, dat door haar vakkundig in stukjes werd gesneden en bij de bouillon gevoegd. Vervolgens bakte ze champignons (elk exemplaar in vier partjes gesneden) met citroensap in boter en voegde ze die, met alle saus erbij, toe aan de bouillon. Alles een tijdje laten sudderen. Ik had ondertussen balletjes gerold van het kalfsgehakt, die ook in de pot gingen. Ja, ik had eerst mijn handen gewassen met alcohol. Vervolgens maakte ze met een deel van de pruttelende bouillon, boter en bloem een roux, mengde er een eierdooier en een scheut witte wijn door (muscadet) en liet dat alles in alle rust nog tien minuutjes op de inductieplaat sudderen. Ten slotte afwerken met toefjes verse peterselie. Normaal horen hier kroketjes bij, maar ik wens mijn heilige frietvet daar niet door te bevuilen, dus werden het gebakken aardappelschijfjes. Deze schotel smaakte weerom voortreffelijk.
Uit onze Kleine Kunstcollectie genoten we nadien van een ogenschijnlijk contemplatief, maar in feite rebels werk: het redelijk grote schilderij (120 op 80 cm) Crin van de Brusselse kunstenaar Fabrice Samyn. Het werk (2007) toont een fel oplichtende vorm op een donkere achtergrond: het zou een vlam kunnen zijn, of lang blond haar, of… In feite interpreteerde Samyn een klein detail van een werk van Sint Joris en de Draak (c. 1605-1607) van Pieter Paul Rubens. Dat is een belangrijk aspect in het werk van Fabrice Samyn: het werk van Oude en Klassieke Meesters herinterpreteren, vaak met heel veel humor. De ‘vlam’ op het doek slaat ook op de dichotomie van het Heilige Vuur in het Christen- en Jodendom versus het licht van de Verlichting. Waarom het werk Crin heet heb ik de kunstenaar nog niet kunnen vragen: het Franse woord staat eigenlijk voor paardenhaar, en dan krijgt het schilderij plots weer een heel andere betekenis…
P.S. Ook nog dit, bij een mededeling van de Spaanse ambassade in onze mailbox: ‘Op 23 april vieren we de Dag van de Spaanse taal, die we op de ambassade vieren volgens de Catalaanse traditie van Sant Jordi, waarbij we rozen en boeken uitwisselen, in samenwerking met bibliotheken en boekwinkels in Brussel.’ Vandaag 23 april is het dus mijn naamdag. ‘Crin’ is ook de Spaanse naam voor een jonge rode wijn, meer bepaald de crin roja tempranillo, en dat bevalt ons al beter.
Tot volgende keer.