Als Kleine Kunstcollectioneur schreef ik elke dag dit rubriekje, zo lang de corona-quarantaine zou duren. Trouwe lezers kennen het principe intussen al: omdat musea en galeries gesloten zijn, kunnen we geen kunst meer gaan kijken. Dus keken we elke dag naar een ander werkje uit onze eigen Kleine Kunstcollectie. En omdat restaurants ook dicht zijn, moeten we alle dagen zelf eten maken. Dus laten we u mee genieten van onze goede, oude Vlaamse keuken. Maar de exit komt er mondjesmaat aan en dit is aflevering vijfentwintig. Tijd, vinden we, om er mee te stoppen. Op is op. We hopen dat u genoten hebt van de oeroude Vlaamse keuken en van de Kleine Kunstwerken.
De voorbije dagen hebben mijn eega en ik ons nog gewaagd aan twee Vlaamse Canon-gerechten: andijvie en knolselder. Morgen wacht ons de traditionele zondag met biefsteak en handgesneden friet, dit keer met een filet pur van Simmenthal: ‘Dit dubbeldoelras, dat wordt gebruikt voor zijn melk en zijn vlees, wordt op natuurlijke wijze extensief gehouden in de Duitse en Oostenrijkse Alpenweiden. De voornaamste kenmerken van het vlees zijn de mooie vetbedekking, de fijne structuur en de goede marmering (vetdooradering) van het vlees’. Tot zover onze topslager.
Andijvie eergisteren en knolselder gisteren dus. Veel valt er over deze ogenschijnlijk saaie, maar best lekkere groenten niet te vertellen. De andijvie stoven we en laten we vergezeld gaan van flink wat peper en nootmuskaat, de knolselder krijgt een bechamelsaus mee, plus verse peterselie. Nootmuskaat, bechamelsaus en verse peterselie: u moet er stilaan de buik van vol hebben. Daarom dus.
Toch nog dit bij deze vijfentwintigste en laatste aflevering: wat was het grootste probleem in deze quarantaine-tijden, bij dat dagelijkse koken? De overvolle, uitpuilende GFT-bak met het stijgende restafval van groenten en fruit. Die GFT-bak wordt gelukkig wekelijks geleegd door de ‘mannen van de vuilkar’, voor wie ook wij dagelijks geapplaudiseerd hebben. Maar het was elke week opnieuw kantje boord om die emmer niet te laten overlopen. We overwegen om te leren composteren.
De laatste kunstenaar die we uit onze Kleine Kunstcollectie halen is Jef Geys. Intussen jammer genoeg overleden, maar we hadden jaren lang een fijne relatie met hem, in zoverre zelfs dat we zijn atelier mochten bezoeken, en dat kunnen er niet veel zeggen. We spraken ook geregeld met hem af aan zijn stamtafel in een café in Balen en dat leverde ons een schat aan parafernalia op: kleine kunstwerken, talloze exemplaren van zijn Kempens Informatieblad of -boek (KI), tekeningen, notities… We hebben er een grote verhuisdoos vol van.
Eén Kempens Informatieboek is ons heel dierbaar: dat over Woodward Avenue, het Detroit-project (2010) dat eigenlijk voortborduurde op zijn Quadra Medicinale. Dat zette hij opvoor de Biënnale in Venetië in 2009, waarin hij een bepaald stuk stadsgrond opvatte als een ‘terroir’, dat op alle mogelijke manieren onderzocht werd: sociologisch, plantaardig, politiek…
Woodward Avenue was de levensader van de eens zo trotse autostad Detroit, die slachtoffer werd van de economische crisis (en nu overigens aan een revival toe is). De werken die hij er over maakte schonk hij aan een persoon die mij dierbaar is. In het KI over Woodward Avenue valt te lezen: ‘Woodward Avenue is een project dat uit verschillende lagen bestaat en dat verder bouwt op de fascinatie die Jef Geys heeft voor documentatie, wetenschap, technologie, menselijke relaties en engagement van de gemeenschap. Het vat ook getrouw zijn persistente en inquisitieve interesse samen in de discrete maar cruciale rol die kunst speelt als middel om indirect grotere sociale kwesties te benadrukken en aan te pakken. En dat zijn nu precies de kwesties die de meeste mensen over het hoofd zien of liever ontkennen.’ Beter dan dit kunnen we het in deze coronatijden niet omschrijven. Collectioneurs die ooit ‘kunst’ kochten van Jef Geys zijn allemaal de pineut: Jef maakte nooit kunstwerken, maar statements. Alle andijvie en knolselder nog aan toe. Onze GFT-bak is nu definitief vol.
Tot wederhorens.