Als Kleine Kunstcollectioneur schrijf ik elke dag dit rubriekje, zo lang de corona-quarantaine duurt. Trouwe lezers kennen het principe intussen al: omdat musea en galeries gesloten zijn, kunnen we geen kunst meer gaan kijken. Dus kijken we elke dag naar een ander werkje uit onze eigen Kleine Kunstcollectie. En omdat restaurants ook dicht zijn, moeten we alle dagen zelf eten maken. Dus laten we u mee genieten van onze goede, oude Vlaamse keuken.
Na het biefsteak-frietfeest van zondagavond – kan het canonieker? – was het gisteren veel rustiger: snijbonendag. Ik ben er niet zo wild van, maar mijn eega eet het dolgraag en wat wil een mens dan? Snijbonen! Zij maakt ze geheel zelf klaar, ik houd me bezig met de entourage: het opwarmen van een restje puree (net genoeg) en het opbakken van het restje buikspek (er zitten nog vijf grote sneden te wachten in vacuumverpakking).
We hebben dus een snijbonenmolentje, dat mijn eega met de zuigdoppen vastkleeft op het aanrecht, om vervolgens snijboon na snijboon er doorheen te malen. Dan een goeie portie gesnipperde ajuin fruiten in de pot, snijbonen er bij (dus niet eerst koken of blancheren, helemaal niet nodig), peper en zout en: nootmuskaat! Daar moeten we toch mee gaan oppassen: een lezer verwees ons naar het lemma ‘nootmuskaat’ op Wikipedia, waarin te lezen staat dat je van te veel nootmuskaat kan gaan hallucineren. Mag dat af en toe in deze virale tijden? Ik hallucineer bijvoorbeeld graag bij een goed glas wijn in mijn stamcafé of een goede pasta alle vongole bij mijn favoriete Italiaan.
Geen kunstenaar die beter past bij snijbonen dan Fik Van Gestel (1951). Niet omdat hij zo mager is, maar omdat hij naast schilder en aquarellist ook een begenadigd tuinier is. Als Kleine Kunstcollectioneur bezit ik twee mooie aquarellen en een klein doekje van hem. Wie ooit bij Fik thuis is geweest, ergens diep in de Noorderkempen, zal het nooit vergeten: het atelier in het groen, de grote moes- en bloementuin, de biologische zwemvijver, en daarachter een flink stuk bos. Deze man leeft niet alleen in en met de natuur, hij schildert die ook uitbundig en lyrisch, in talloze doeken, tekeningen en aquarellen. Een van zijn meest enigmatische werken is ‘Jenkins Green’, een groot doek met de contouren van een boom of struik in prachtig groene kleuren. Het groen is genoemd naar de Amerikaanse abstracte expressionist Paul Jenkins, die werkte in de schaduw van Willem de Kooning en Jackson Pollock en graag met deze kleurtint werkte. Iets zoals het Lamorinière-groen, een intussen lang vergeten Belgische schilder (zie weerom Wikipedia).
Fik Van Gestel hoorde eind jaren zeventig, begin jaren tachtig van vorige eeuw tot een generatie van schilders als Marc Maet, Thé Van Bergen, Karel Dierickx en anderen, die probeerden op te boksen tegen het modieuze geweld van concept en minimal art in die tijd. Ze werden schier volkomen genegeerd. Pas sinds een jaar of tien keerde het tij, zeker voor Fik Van Gestel die opnieuw in de aandacht kwam. Hij had deze dagen zelfs de tentoonstelling ‘Voor de knoppen’ in galerie Zwart Huis in Brussel, maar die is om de bekende redenen gesloten. Toch: als de quarantaine opgeheven wordt, zal ze nog tot eind juni lopen. Maar je mag me een rare snijboon noemen als ik zou weten of dat zal lukken.
Tot morgen.