Als Kleine Kunstcollectioneur schrijf ik elke dag dit rubriekje, zo lang de corona-quarantaine duurt. Trouwe lezers kennen het principe intussen al: omdat musea en galeries gesloten zijn, kunnen we geen kunst meer gaan kijken. Dus kijken we elke dag naar een ander werkje uit onze eigen Kleine Kunstcollectie. En omdat restaurants ook dicht zijn, moeten we alle dagen zelf eten maken. Dus laten we u mee genieten van onze goede, oude Vlaamse keuken.
Gisteren heeft mijn eega macaroni met ham en kaas gemaakt. Ze zei: “Dat is makkelijk en snel klaar”, dus heb ik haar niet geholpen, want bij iets dat makkelijk en snel klaar is kan je alleen maar in de weg lopen. Ik ga u dit gerecht niet omstandig uitleggen, daar is het te simpel voor. Boter, witte bloem en melk verhitten en roeren, met zout, peper en nootmuskaat er bij, en op het laatst de gemalen kaas en gesneden ham. En de macaroni natuurlijk: we gebruikten wel maccheroni (cottura 7 minuti) in plaats van macaroni. De deegsliertjes zijn kleiner, ik vind dat lekkerder.
Daarom iets meer over de lunch, want aan elk avonddiner gaat natuurlijk onvermijdelijk een middaglunch vooraf. Ook daar maken we vaak werk van, we denken verder dan het simpele brood-met-beleg. Wat dacht u bijvoorbeeld van gepekelde haringfilets, in een eenvoudige bereiding met azijnzuur, zout, ajuin en citroen? Voeg daar een mix bij van witte bonen, nog wat gesnipperde ui, mayonaise en peterselie, en u hebt een dot van een lunch.
Vergelijkbaar: de rolmops. Vroeger, toen ik nog op de lagere school zat en ’s middags thuis ging eten, mocht ik elke vrijdag een rolmops, bij elkaar gehouden met twee houten stokjes, gaan kopen in de viswinkel. Vrijdag visdag, weet u wel. Vroeger was dat het arme-mensen-eten: haring, mosselen, oesters. Wist u dat de New Yorkers in de 19de eeuw oesters aten als basisvoedsel? Bezoek dan maar eens de Oyster Bar in de kelders van het Grand Central Station. Nu is het een duur feestgerecht.
Een feest is het ook elke keer als je als Kleine Kunstcollectioneur een jonge kunstenaar ontdekt die je om een of andere reden verrast en enthousiasmeert. Zoiets overkomt me pakweg één keer per jaar, de laatste keer ging het om een kunstenaarskoppel: Flexboj & L.A.. Ik zag hun werk voor het eerst op de ‘Wunderwall’ in de gemeenschappelijke ruimte van de galeries Plus-One en Sofie Van de Velde op het Antwerpse Nieuw Zuid, en nadien in het M HKA: de twee jonge Gentenaars Nathan en Lander steken met tekst en beeld de draak met de farty kunstwereld, in een even bedaarde als ironische stijl. Dat doen ze vooral met fijne schilderijtjes in olie, acryl en lak op canvas en met hun tijdschrift Superstars Magazine, waarvan ze totnogtoe twee exemplaren maakten. Ze interviewen er grote kunstenaars en kleine kunstpausen, maar in plaats van foto’s schilderen ze hun eigen onderwerp. Zelfs de advertenties zijn geschilderd, van Brood & Banket Vermeers over Tuinen Allaert (ontwerp-aanleg-onderhoud) tot Louis Vuitton. En nu komt het: in het tweede nummer van Superstars Magazine staat een paginagrote advertentie voor HART, met een geschilderde cover van nummer 115, waar Michaël Borremans op prijkt.
Dat werk heb ik dus als een weerlicht in onze Kleine Kunstcollectie gestoken, want je mag de grote momenten in de kunstgeschiedenis niet missen, read my lips. Flexboj & L.A., voorlopig nog arme-mensen-kunst, maar ooit wordt het een feest.
Tot morgen.