Gery De Smet (1961, woont en werkt in Gent) is één van die razend interessante kunstenaars die in de kunstmedia al te weinig aandacht hebben gekregen. De reden is eenvoudig: zijn werk is zo gelaagd dat je er niet zomaar doorheen geraakt. De Smet schildert, maakt sculpturen, organiseerde enkele belangrijke performances en nog wat andere dingen. Hij begeeft zich op het snijvlak van beladen thema’s als nationalisme, rechtse symboliek, neofascisme en dies meer – dingen die hij lijkt te omarmen, maar bij nader inzien ontmaskert en ze een ontluisterende context meegeeft.
Zelf omschrijft hij dat als volgt: ‘Mijn werk gaat vaak over de noodzaak en het misbruik van mythes en daarbij is de natuur en zijn symboliek nooit ver af. Verder stelt het vragen over de realiteit, inwisselbaarheid en toe-eigening van geschiedenis. Een zoektocht die je zou kunnen omschrijven als een onderzoek naar invented tradition.’
Gery De Smet gaf nu een nieuw boek uit – zijn negende al, maar in mijn ogen het belangrijkste – waarin een en ander geduid wordt. Dat gebeurt met een plejade aan beelden van zijn schilderijen, sculpturen en performances, maar ook met een sterke tekst van curator Valentina Gioia Levy, waaruit we veel leren.
Onder meer dat De Smets zoektocht naar orde en betekenis hem motiveert om namen, beelden en objecten te verzamelen, waarbij hij verbanden legt tussen heterogene elementen en patronen blootlegt in de willekeurige werkelijkheid om ons heen.
Een bekende performance van hem – rijkelijk geïllustreerd in het boek – was de stoet die hij in 2017 organiseerde in Waregem: 306 mensen droegen elk een bordje met de naam van een Vlaamse gemeente die eindigt op -gem. Dat is oud-Germaans voor ‘huis van’, zoals er in Duitsland ook honderden gemeentes zijn die eindigen op -heim. Met dit werk stelde De Smet vragen rond grenzen en het idee van nationaliteit. Dat doet hij ook op andere manieren: in de reeks Hoaxes maakte hij op diverse plekken in Europa (Rome, Sicilië, Poznan, Moskou…) grote vloerwerken, waarin hij nationalistische of politiek-geografische symbolen vormgaf, maar dan met confetti, zodat de symbolen al snel aangetast werden door wind, tocht of wat dan ook.
Maar De Smet is in de eerste plaats een schilder. In het boek No Rules staan een paar honderd werken afgebeeld, in reeksen met wonderlijke namen als Antecedenten, wonderen der Orde, U Loot I Shoot, Westerse Ideeën enzovoorts. Ook die werken barsten van de dubbele bodems. Ooit zag ik een reeks doeken van hem rond racecircuits voor Formule 1-wagens. Je denkt dan: nu én? Tot het daagt dat al die namen (Francorchamps, Zandvoort, Imola, Le Mans…) staan voor een vorm van idealistische personalisering, opportunistische nationalisering en dies meer. Kijk alleen maar naar het Waalse Francorchamps, dat het opnam tegen het Vlaamse Zolder, met massale overheidssubsidies.
In het boek zit ook een multiple, die weerom inspeelt op De Smets kronkelende gedachtegoed. Op het eerste gezicht lijkt het een reeks rune-tekens, vaak geassocieerd met extreemrechts. Bij nader toezien zijn ze samengesteld uit fragmenten van pornobeelden. En bij nog nader toezicht blijken het beelden te zijn uit de LGTB-scene (maar dat zag ik niet zelf) en worden de fundamentalistische rune-tekens getransformeerd tot anti-establishment beelden.
De tekst van Gioia Levy besluit dan ook met volgende woorden: ‘Zoals ook Joseph Beuys suggereert De Smet dat, in de wereld van vandaag, de kunstenaar de verantwoordelijkheid heeft om nieuwe mythes, beelden en overtuigingen te produceren die de toeschouwer uitnodigen om de dingen anders te zien.’