Bij het opruimen van mijn boekenkast vond ik het boekje dat de Brusselse Beaux-Arts Galerij van Marie-Puck Broodthaers in maart-april 1991 publiceerde naar aanleiding van de tentoonstelling Lavandula, Labiatae, Lamiales van David Lamelas. Ik was nog jong en heb die tentoonstelling nooit gezien, geen van de tentoonstellingen die er georganiseerd werden in die jaren, maar van de kleine publicaties die de galerie maakte heb ik er later een aantal gevonden in een kunstboekhandel. Het zijn handzame kleinoden, eenvoudig en mooi vormgegeven en ze bevatten naast een uitstekende inleidende tekst ook altijd een aantal afbeeldingen, waarvan er sommige op papier gedrukt zijn en andere zoals prentjes van Artis Historia ingekleefd zijn. In onze nieuwe rubriek ‘het archief’ snorren we relevante documenten uit het (verre of recente) verleden op en stellen we ons de vraag op welke manier deze getuigen van een memorabel moment voor de Belgische of internationale kunstscene. Het is in deze digitale tijden een naar mijn gevoel zeer waardevolle vraag. Anders dan de op A4 geprinte teksten die ons vandaag aangereikt worden in de galeries zijn de boekjes van de Beaux-Arts Galerij ‘collectables’. Noem mij nostalgisch, maar ik vind het fijn om ze vandaag opnieuw ter hand te nemen. Het zijn stille getuigen van tentoonstellingen die ooit mee de dynamiek van ons kunstenlandschap bepaalden en de teksten leren ons iets over hoe we in het verleden naar de wereld en de kunsten keken. Het Nederlands prijkt er nog vanzelfsprekend naast het Frans en de schrijvers die door Marie-Puck Broodthaers werden aangezocht leren ons dat je in drie korte paragrafen een waardevolle en bijzonder heldere tekst die de tijd doorstaat kan neerpennen. Het is een oefening die ik iedereen die over kunst schrijft graag wil aanraden. De boekjes vertellen ons ook hoe internationaal de beeldende kunsten in ons land in die jaren al georiënteerd waren. De in 2006 overleden New Yorkse kunstcriticus Frederick Ted Castle schrijft in zijn eerste paragraaf over Lamelas in Brussel het volgende: ‘David Lamelas is een buitenaards wezen. Hij is echt, hij draagt een erfenis, heeft een geboorteplaats, een verblijfplaats en een geschiedenis, maar waar hij ook is, is hij niet thuis, hij is steeds een vreemdeling onder vreemdelingen. Ik denk dat een van de beste menselijke eigenschappen wel de ruimhartige gastvrijheid is, die in elke cultuur vrijelijk aan reizigers wordt geschonken, zelfs in vreemdeling-vijandige gebieden. De eenzame reiziger krijgt (anders dan massale stromen toeristen) altijd een warme ontvangst en aanbiedingen voor alle soorten hulp van mensen waar dan ook, hoewel de begroeting en hulp radicaal van land tot land en onder verschillende groepen mensen uiteenlopen. We weten allemaal dat we soms alleen zijn, wanneer we weg van thuis, familie en vrienden zijn. Het is om deze reden, maar ook hoogstwaarschijnlijk vanwege onze nieuwsgierigheid naar vreemdelingen, wat zich tot en met andere levensvormen uitstrekt, mogelijk, dat we enthousiast het vreemde omarmen. Als permanente vreemde — hij is letterlijk een ingewijde in verscheidene uiteenlopende steden en talen — roept David Lamelas onze tedere blik alsook onze nieuwsgierigheid op, want zijn werk is, zoals hijzelf, nogal anders dan anders.’
Bij het lezen van deze tekst denk ik met pijn in het hart aan het fantastische werk Quand le ciel bas et lourd (1992) van Lamelas dat moest wijken voor de nieuwe tuinaanleg en een laad- en loskade van het ‘Schoonste Museum’. Lamelas maakte deze installatie in 1992 voor de tentoonstelling America, Bruid van de zon, 500 jaar Latijns-Amerika en de Lage Landen. In de tekst die Koen Van Synghel in februari 2021 voor HART schreef over de brute amputatie van dit werk stelt hij het volgende: ‘Lamelas’ levende installatie kan je beschouwen als een reflectie op een cultuur- en kunsthistorische uitwisseling. Meer zelfs, je zou het kunnen zien als een sleutelwerk in de Vlaamse canon, omdat het de belichaming is van een kritische reflectie op kerstening, kolonialisme, exotisme, cultuurrelativisme...’ Deze ochtend las ik in de krant een artikel over de exodus van duizenden bootvluchtelingen naar de Zuid-Italiaanse kusten. De ruimhartige gastvrijheid waar Castle over schrijft is vandaag ver zoek. Voor de populariteit van Italië als bestemming worden een aantal factoren opgenoemd, zoals de repressie tegen zwarte migranten in Tunesië, waar president Kais Saied een omvolkingscomplot verkondigt, de onmenselijke omstandigheden in de Griekse vluchtelingenkampen en de meedogenloze pushbacks en geweldpleging langs de Balkanroute waar vluchtelingen geslagen en naakt achtergelaten worden in de sneeuw in bossen en verlaten gebieden. Verhalen als deze maken de verwijdering van Quand le ciel bas et lourd uit de Antwerpse publieke ruimte des te pijnlijker. Wat rest is wat gedrukt staat en wat we opbergen in het archief.