Alles over kunst

Expo  HART Nr. 206

Primus inter pares, maal drie

7de Biënnale van de Schilderkunst
Marc  Ruyters

Praktische info

Biënnale van de Schilderkunst nog tot 18 oktober in MDD, RRM en Mudel. Alle info over locaties, openingsuren, corona-gerelateerde reservering enzovoorts via www.museumdd.be

Een voltreffer, met sterke selecties. Zo mag je de zevende editie van de Biënnale van de Schilderkunst in de drie Leie-musea wel omschrijven. En er is vooral oog voor hedendaagse schilderkunst, in de bredere zin van het woord. De ‘oudjes’, de bekende Leie-schilders dus, dienen vooral als decor.

Deze editie oogt sterker dan de vorige: je merkt dat er nieuw curatorenbloed stroomt in twee van de drie deelnemende musea. In Mudel in Deinze is Wim Lammertijn al langer curator, maar in Museum Dhondt-Dhaenens (MDD) in Deurle en het Roger Raveel Museum (RRM) in Machelen-aan-de-Leie maken respectievelijk Antony Hudek en Melanie Deboutte sinds kort de dienst uit. De inbreng van elk van de drie curatoren getuigt van inzicht, eigenheid en persoonlijkheid. Dat belooft voor de toekomst.

Het thema – maar dat schreven we al in de vorige HART – is Binnenskamers. Interieurs dus, maar dan in de bredere zin van het woord. Vaak is een door curatoren opgezet thema niet meer dan een doekje voor het bloeden en doen de meeste kunstenaars toch hun zin, maar hier wordt standvastig volgehouden, en dat komt het geheel ten goede.

In MDD bijvoorbeeld hangen drie grote interieurs van Luc Tuymans: een sofa, een badkamerwand en een tafel. Geen mens valt te bespeuren in deze stillevens en toch is de Tuymans-touch ontegensprekelijk aanwezig: ongemak, verweesd, wat dreigend, subjectief.

Het is onmogelijk om in dit bestek alle kunstenaars aan bod te laten komen, dus brengen we een eigen selectie. Zo spraken in MDD de werken van de Zweedse Mamma Andersson me aan: ze schildert scènes vol suggestie, donkerte en stilte, in zwarte, bruine en verbleekte pastelkleuren. Vooral Sterbhus is sterk: een wit huis met een bizar balkon, in volle duisternis.

Mamma Andersson, ‘Sterbhus’, 2015. Courtesy van de kunstenaar en David Zwirner

De Amerikaanse Melissa Gordon reflecteert vooral over perspectief, diepte en kader. Ze schildert kleinere werken op een raster, dat dan weer op de museummuur is aangebracht, van klein naar groot dus, van canvas-in-een-canvas naar grid.

Van Maaike Schoorel hangen er een drietal schilderijen, waarvan één op gigantisch formaat: pas als je de titel leest, De Leie, begint de fantasie bij de kijker te werken en zie je wat Schoorel wellicht ook zag, toen ze een tijdje resideerde in de Woning Van Wassenhove, niet ver van MDD en vlak bij de Leie.
Onze eerste primus inter pares: Mamma Andersson.

Camera obscura

In RRM werd de hele nieuwe aanbouw leeggemaakt voor de biënnale-werken. Geen enkele Raveel meer. Maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door de nevententoonstelling in het ‘oude’ gebouw: De wordingsjaren 1941-1960 of de vroege periode – en ook veruit de sterkste – van Roger Raveel, met werken uit de eigen museumcollectie.

Dat het thema Binnenskamers hier breed en toch juist gebezigd wordt, bewijst Kamer III van Jan Vercruysse, een sculptuur in warm mahoniehout – geen schilderij dus – , verbeelding van een innerlijke ruimte die zo centraal stond in zijn oeuvre. Van Chantal Akerman is de film La Chambre te zien – ook geen schilderij dus – , waarin ze zichzelf op haast voyeuristische wijze laat filmen in een New Yorkse hotelkamer. En Vedran Kopljar toont acht werken die binnen lijken te dringen in het innerlijke van het menselijke lichaam. Dat valt wel op: de curatoren kozen vaak meerdere werken van een kunstenaar, zodat je er een meer omvattend beeld van krijgt, zie straks ook Sarah De Vos.

Ervaren museumbezoekers herkennen in RRM ook de bekende werken van onder meer Lili Dujourie, Jean-Marc Bustamante, René Daniels, Narcisse Tordoir en Philippe Van Snick, maar we blijven ook even stil staan bij enkele ‘schilderijen’ van Valérie Mannaerts, assemblages van canvas, tule, olieverf en borduursel. Haar grote antropomorfe sculptuur, opgebouwd uit diverse lagen tule, is een eyecatcher.
Maar de grootste verrassing is Jan Van Imschoot. Hij toont hier drie werken die ik nooit eerder zag en die een perfecte allusie en/of persiflage zijn op het thema ‘binnenskamers’, en bovendien weerom treffend geschilderd. Het zijn drie uiteenlopende interieurs, waarbij de titels een meerwaarde bieden: The Movie, The Press Release en Living without a Kiss. Enigmatisch, van een homemovie-kamer tot een living, met dubbelhartige betekenis. In de even bescheiden als informatief voortreffelijke catalogus bij Binnenskamers klinkt het: ‘Van Imschoot hanteert de term Anarcho-Baroque om uiting te geven aan de anti-esthetische clash van stijlen, referenties en technieken.’ In de drie interieurs gebeurt iets obscuurs, zonder het werkelijk te bevatten. Schilderkunst als camera obscura.

Tweede primus inter pares: Jan Van Imschoot.

4. Jan Van Imschoot, ‘The Movie’, ‘The Press Release’ en ‘Living without a Kiss’, installatiezicht. Courtesy Roger Raveel Museum.

Bruine vloerbekleding

Mudel, ofte het vroegere Museum van Deinze en de Leiestreek, zit met een probleem. De architectuur van het gebouw, dat elke intimiteit, transparantie en huis clos schuwt, en vooral de bruine vloerbekleding, die elk tentoongesteld werk visueel haast vervuilt, zijn een werkpunt. Het is ook het enige museum van de drie dat de zalen vol Leie-schilders slechts gedeeltelijk leegmaakte, zodat de hedendaagse kunstenaars een haast hopeloos gevecht aangaan met de traditionele collectie, met fraaie, maar ook mindere werken van schilders als Emile Claus, Léon De Smet, Charles Picqué, Jan Sluijters, Charley Toorop, Jan Van Beers en Carel Willink. Vooral Sluijters, Toorop en Willink passen hier als een tang op een varken.

Maar daar kan curator Wim Lammertijn wellicht weinig aan doen. Qua hedendaagse kunstenaars koos hij voor Joëlle Dubois, Bendt Eyckermans, Olga Fedorova, Sarah De Vos en Kristof Van Heeschvelde. Binnen het bestek van dit artikel beperken we ons tot Dubois en De Vos.

Joëlle Dubois heeft het over kijken en bekeken worden, wat in deze tijd van smartphones en sociale media schering en inslag werd. Dubois hanteert in haar gewild voyeuristische werk, waarin harde erotiek niet ontbreekt, een mix van de klare lijn met die van Japanse prenten, waarin de mens vaak letterlijk tot zijn of haar naaktheid gereduceerd wordt, in een wereld van verleiding, ontgoocheling, geweld, verveling enzovoort. De smartphone is ook letterlijk nooit veraf.

Sarah De Vos, ‘I’ll let you be in my dreams if I can be in yours’, 2019,89 x 123cm, olieverf en epoxy op hout. Courtesy the artist

Sarah De Vos toont niet minder dan dertien werken: olieverf op hout met epoxy en schilderijen achter glas of églomisé. De invloed van Joris Ghekiere, een van haar leraren die ook graag met epoxy werkte, is onmiskenbaar, maar ook het églomisé-werk van de jonge Denie Put kent ze: ‘Een kunstenaar is de beste dief’, zegt ze zelf. Sarah De Vos bezigt invloeden en technieken als croppen, uitzoomen, copy-paste, blenden enzovoorts en baseert zich op beelden van sociale en andere media. In Mudel toont ze bijvoorbeeld een drieluik met een beeld van een vriendin, dat subtiel verandert door het schuiven met epoxy over het schilderij. Elders toont ze het beeld van een influencer, dat weerspiegeld wordt in een tweede doek, wat weer leidt tot een tegenbeeld in een derde. Het lijkt zowel een persoonlijke als publieke ontmaskering van alle fake die we vandaag mogen meemaken, maar zo ziet Sarah De Vos het niet: voor haar gaat het om intieme momenten, om de vertaling van een realiteit. Dit is haast een minisolo in een grotere biënnale, en net dat maakt deze uitgave zo interessant.

Derde primus inter pares: Sarah De Vos.

Gaat dat allemaal zien.