Abstracting Parables in het Stedelijk Museum in Amsterdam is een ontmoeting tussen drie kunstenaars die bijna per definitie de werkelijkheid ontstijgt. Het toont de mogelijkheid om zelfs dwars door de tijd heen elkaar de hand te schudden.
Kosmos, verzet en resonantie; Abstracting parables is een ontmoeting tussen drie contemplatieve en metafysisch aanvoelende oeuvres – maar ze komen niet meanderend, maar juist opvallend gedecideerd over. Imran Mir (1950-2014), Abdias Nascimento (1914-2011) en Sedje Hémon (1923-2011) bespreken oorspronkelijke thema’s in de taal van abstractie. Het zijn niet alleen de werken die een bepaalde aangenomen werkelijkheid ontstijgen: de twintigste-eeuwse kunstenaars zijn ieder op hun eigen manier in meer of mindere mate over het hoofd gezien binnen het verhaal van het modernisme. Het opvullen van deze historische hiaten ligt niet alleen ten grondslag aan deze expositie, maar ook aan het curatorial framework van sonsbeek20→24, dat in samenwerking met Stedelijk Museum Amsterdam de tentoonstelling opzette binnen het kader van de vierjaarlijkse kunstmanifestatie.
De enigszins complexe, thematische gelaagdheid van de tentoonstelling ontstijgt ook de selectie van de werken. Resonantie en geluid komen bijvoorbeeld terug in de manier waarop de schilderijen zijn opgehangen: hoog, laag, in het midden, voorbij de ‘regel’ van 145 centimeter boven de grond (en daarin komt ook weer een beetje het thema van verzet om de hoek kijken) – als je door je wimpers kijkt kun je sinusgolven ontwaren in hoe de schilderijen ten opzichte van elkaar zijn opgehangen. Het niet-beginnende en oneindige van de kosmos valt dan weer te lezen in de wijze waarop de tentoonstelling geen vaste loopvolgorde heeft: je kunt beginnen met Imran Mir of Sedje Hémon, met het werk van Abdias Nascimento in het onvermijdelijke midden. De tentoonstelling heeft ook een ‘sonische route’: een mixtape begeleidt je langs de oeuvres en in de ‘contextualisation room’ kun je luisteren naar Parasite Radio, het radioprogramma van sonsbeek20→24 in de (digitale) ether.
Het werk van kunstenaar, beeldhouwer en ontwerper Imran Mir is expressief, onderzoekend en bij vlagen topologisch. Op de tekstmuur staat een opmerking van een bevriend kunstenaar en criticus, die als epigraaf dient voor zijn afdeling van de expositie: ‘[Imran Mir attempts to create] a world that is not entirely reflective but contemplative.’ Zijn vaak grote schilderijen dagen inderdaad uit tot contemplatie, want waar zijn expositiegenoten zich nog baseren op enigszins waarneembare zaken (muziek bij Hémon, verzet bij Nascimento) is het bij Mir de vormelijkheid zelf die als onderwerp dient. Zijn werk straalt iets vrolijk-schools uit, er heerst een verwonderde kinderlijkheid in zijn oeuvre. Van de computercreaties die hij eind jaren tachtig op zijn Mac maakte tot acrylverfschilderijen als Sixth paper on modern art (1984) en Eighth paper on modern art (1996) – je denkt aan schriften en schoolboeken, lijntjespapier, geodriehoeken, gummen en de ingekaderde speelsheid van het vroeg-digitale tijdperk.
Een meer ernstige speelsheid is te vinden in het kleurrijke en symbolische oeuvre van (toneel)schrijver, academicus, kunstenaar en activist Abdias Nascimento. Zijn werk getuigt van de onontkomelijke versmelting van activisme en symbolisme – goden en mensen, geometrische vormen en kosmogonieën wisselen elkaar vaak binnen één schilderij af. Nascimento heeft zich als pan-Afrikaans activist zowel artistiek als politiek altijd actief ingezet voor zwarte expressie en solidariteit. Hij richtte het Black Experimental Theatre (1944) en het Black Arts Museum-project (1950) op, beide in Rio de Janeiro. Hij ontving zowel de Human Rights Prize van de Verenigde Naties als de Toussaint Louverture Award van UNESCO. In zijn kunst onderzoekt Nascimento Afrikaanse volkeren en gebruikt hij mythen en aforismen uit het oude Egypte, de Yoruba’s en de Ashanti’s (etnische groepen uit respectievelijk West-Afrika en hedendaags Ghana). Binnen Abstracting parables wordt zijn werk onderverdeeld in de thema’s activisme, passage, seksualiteit, symboliek/semiologie en theogonie.
Wat al deze thema’s gemeen hebben is een bepaalde onvrede, of in ieder geval de wil om een status quo te ontstijgen. Het schilderij Afro Standard (1993) is zo’n visueel verzet. Het oog van Horus straalt tegelijkertijd verslagenheid en verachting voor de onderdrukker uit, terwijl semiologisch het oog genezing en welzijn representeert. Maar om dat welzijn te beschermen zweeft de dubbele bijl van stormgod Oshe Shango uit de Yorubareligie boven het oog. In de Griekse mythologie staat die bijl bekend als ‘labrys’, een symbool dat weer veel gebruikt wordt door de LGBTQA-beweging. De vermenging van symbolen op de schilderijen van Nascimento, en de verschillende betekenissen die de symbolen zelf weer hebben, maken zijn werken avontuurlijk. Maar dan zouden we voorbijgaan aan de esthetische kwaliteit die ze absoluut ook hebben. The Lone Boat (1970), bijvoorbeeld, ontroert juist door haar betrekkelijke simpliciteit, het feilloze kleurgebruik en de intrigerende manier waarop herkenbare en minder herkenbare geometrie wordt afgewisseld.
Die knipogen naar het sonische zijn op beeldniveau het meest herkenbaar in het werk van Sedje Hémon, waar de tentoonstelling mee afsluit (of begint, afhankelijk van waar je instapt). Haar werk werd sterk beïnvloed door haar ervaringen als overlevende van de holocaust: ze was opgeleid als violiste, maar na haar opsluiting was ze niet meer in staat om het instrument te bespelen. Ze ging schilderen, en leerde de panfluit te spelen. Ze ontwikkelde een muzikale manier van schilderen, met composities als partituren, waarbij abstracte vormen muzikale parameters als toonhoogte en timbre weergeven.
Over de relatie tussen muziek en kunst zei Sedje Hémon dat de ‘beweging’ in haar schilderijen dezelfde ‘beweging’ is die ze in muziek tegenkomt. Het is geen tastbare, meetbare beweging, maar het wordt toch ‘waargenomen’. Die waarneembaarheid is onvermijdelijk als je voor een van haar werken staat: Fête (1957), bijvoorbeeld, brengt je in een soort trance tussen horen en zien: de lijnen, de kleuren, ze lijken inderdaad te corresponderen met niet alleen een melodieuze compositie, maar ook ritme en zelfs instrumentatie. Hoe langer je naar een schilderij kijkt, hoe meer de spirituele gelaagdheid ervan zich aan je opdringt – net als bij muziek lijkt er een bepaalde opmaat te zijn, een chronologie die zich richting een apotheose manoeuvreert, maar niet alleen door de visuele verwijzingen naar de inherente horizontaliteit van een partituur, maar in de diepte. Dat komt door de kosmologische oerkracht van de abstractie waar de andere kunstenaars in de expositie ook gebruik van maken.
Abstracting Parables laat zien hoe abstracte kunst, ook vanuit verschillende sociaal-politieke milieus en hoeken van de wereld, bijna per definitie de werkelijkheid ontstijgt – over geometrische en geografische grenzen gaat, en kunstenaars de mogelijkheid biedt om zelfs dwars door de tijd heen elkaar de hand te schudden.