Alles over kunst

Expo  HART Nr. 201

De match tussen verschillende generaties vrouwelijke kunstenaars

American Women bij La Patinoire Royale
Jeroen  Laureyns

Praktische info

American Women – The infinite journey tot 21 maart in La patinoire royale Galerie Valérie Bach, Veydtstraat 15, Sint-Gillis. Open di-za van 11-18 u. www.prvbgallery.com

In de ruimte van de prachtige overdekte koninklijke rolschaatsbaan uit 1877 waar Galerie Valérie Bach huist, presenteert de Franse journaliste, critica en tentoonstellingsmaker Marie Maertens achttien Amerikaanse kunstenaars, allemaal vrouwen.

Martha Rosler, Back Garden, from the series House Beautiful: Bringing the War Home, New Series, 2004, photomontage, ed. 6/10, © courtesy of the artist and Mitchell-Innes & Nash, New York

Alhoewel er de afgelopen tijd ook belangrijke feministes in de Arabische wereld op de voorgrond zijn gekomen, valt het op hoe Europa enkel aansluiting vindt bij een nieuwe feministische golf wanneer de wind uit het Westen waait. En dan met name de Verenigde Staten, en meer in het bijzonder New York, waar vijftien van de achttien kunstenaressen op deze expo wonen en werken. De vlam van de vrijheid laait in de Europese hoofden pas terug op wanneer New York haar toorts laat branden.

Deze tentoonstelling maakt onmiskenbaar deel uit van een nieuwe feministische golf, die haar woedekapitaal dankzij de #MeToo-beweging wist aan te dikken en is voorlopig niet te stuiten. Niet alleen hier in Brussel staan achttien vrouwelijke kunstenaars in het centrum van de aandacht, maar ook elders in binnen- en buitenland komen de feministische revisies van de 20ste eeuwse kunstgeschiedenis tot bloei.

Midden januari nog sloot de fantastische tentoonstelling van de vrijgevochten Belgische pop-art kunstenares Evelyne Axell in Namen de deuren en om het nieuwe decennium goed te beginnen opende in Frankfurt net een tentoonstelling gewijd aan 34 vrouwelijke, surrealistische kunstenaars (Fantastic Women vanaf 13 februari in de Schirn Kunsthalle), terwijl Düsseldorf in K21 de tentoonstelling I am not a Nice Girl vier Amerikaanse vrouwelijke conceptuele kunstenaars op ons afvuurt (zie recensie p. X).

Strijd voor gelijkheid

Maar goed, terug nu naar het chique deel van Brussel, waar ik in Elsene door twee schone jonge meisjes achter de balie van de galerie verwelkomd werd. (Grappig natuurlijk in een expo met een kritisch werk over de stereotiepe beeldvorming van Amerikaanse serveuses van Martha Rosler).

De tentoonstelling is niet chronologisch ingedeeld, maar kan je toch het beste samenvatten door te stellen dat hier een oudere generatie feministische kunstenaars wordt samengebracht met een jonge generatie.

Bij die oude generatie is het feminisme duidelijk aanwezig in hun werk, bij sommige kunstenaars van de jonge generatie kan je je daar vragen bij stellen. (Is hun werk feministisch? Of: moet hun werk wel feministisch zijn? Maar waarom dan enkel vrouwen als het werk niet meer feministisch is? Terwijl de werken van de oudere generatie wel allemaal uitgesproken strijden voor de gelijkheid tussen man en vrouw?)

Op de tentoonstelling word je verwelkomd door de beelden van Kiki Smith (1954): een gedrongen, bronzen vrouwelijk naakt met gesloten ogen en armen gespreid langs het lichaam verwelkomt de toeschouwer op enigmatische wijze (Standing Nude, 2005, 138 cm hoog), terwijl op dezelfde statische manier een grote realistische tekening in inkt op geschept papier van een staande naakte vrouw met armen naast haar lichaam, maar de ogen open (‘Standing Still’, 2001, 190cm) een openhartig, niet-geïdealiseerd zelfportret van de kunstenaar lijkt te zijn.

Het is meteen het meest persoonlijke werk in de tentoonstelling en past in de thematiek en geschiedenis waarin vrouwelijke kunstenaars terrein terug proberen te veroveren op de symbolische bezetting van het vrouwelijk lichaam door het aloude mannendom.

Kiki Smith hanteert een archaïsche en poëtische stijl (denk aan Chagall) die erg goed past bij de feministische thema’s in haar werk: het bronzen werk Teaching of the Snakes II (2011) waarin zes groene slangen als reusachtige grassprieten uit het gras oprijzen, laat de vrouw bewust uit beeld, maar iedereen weet natuurlijk op welk christelijk vooroordeel zij doelt.
Even feministisch zijn de bewerkte fotocollages van de vorig jaar overleden happening kunstenaar Carolee Schneemann (1939-2019) die met haar naakte lichaam in zes beschilderde foto’s over de vensterbank in een museum rolt (Forbidden Actions - Museum Window, 1979), zoals Lili Dujourie dat in haar iconische video’s Hommage à (1972), door naakt in haar bed rond te rollen, had voorgedaan.

Maar het allerstrafste zijn toch de anti-kapitalistische en pacifistische fotomontages die Martha Rosler (1943) in 2004 maakte als een kritiek op de wraakroepende, illegale bezettingsoorlog van Bush, Blair en Aznar in Irak.

Er zijn weinig kunstenaars op deze tentoonstelling die een feministische kritiek koppelen aan een dergelijke politieke kritiek. Zo laat ze in Red and White Shades (Baghdad Burning), from the series House Beautiful: Bringing the war Home een westers blond model paraderen in een standaard westerse huiskamer; in het venster op de achtergrond zien we ondertussen het beeld van een brandend Bagdad en op het bed nog een paar andere beelden van de manier waarop de VS en Groot-Brittannië de democratie naar Irak brachten – met de allerbeste bedoelingen zoals rechts beweert, in ouderwetse koloniale stijl, zoals links het zegt.

In een andere fotomontage zien we, in een prachtig aangelegde groene tuin, langs de ene kant op een tuinpad vooraan een rij mannequins defileren, terwijl op de achtergrond een groep in het zwart gesluierde vrouwen dekking lijkt te zoeken. Rosler blaast de hele stereotiepe westerse tweedeling tussen ons verlichte mensen, zij achterlijke barbaren, op.

De jongere generatie

Het beeld van de jongere generatie dat het beste aansluit bij dit emancipatorisch strijdbaar feminisme van weleer, is een compacte, harde, zwarte, tekening van Julie Curtiss (1982) waarin een vrouwelijk kapsel van lange donkere haren ingesnoerd is met een riem (Ceinturée, 2019). En haar even compacte, zwarte tekening van een Snake Boot (2019) sluit naadloos aan bij de vrouw- en slangenthematiek in het werk van Kiki Smith.

De opvallende terugkeer naar meer conventionele media zie je niet alleen bij Curtiss maar ook in de grote folkloristische schilderijen van Cassi Namoda (1988) die in de stijl van de bekende Afro-Amerikaanse schilder William Johnsons zwarte vrouwen schildert in huiselijke of cafétaferelen. Je kan evenwel nog niet zo goed vatten waar ze met haar verhaal over haar Maria-personages heen wil (Maria’s first night in the city, Maria’s second week in the city, Three Maria not so new in the city).

Mooi zijn ook de kleine kleurrijke schilderijtjes van Amy Lincoln (1981) die een beetje Ben Sledsens-gewijs ervan houdt om interieurs te bevolken met kleurrijke huiskamerplanten terwijl haar landschappen in dezelfde kleuren en schematische compositie tamelijk artificieel overkomen.

Het werk van sommige kunstenaars komt gedateerd over, zoals dat van Sara Cwynar (1985) die oude foto’s gebruikt van mannenhanden die mannendingen doen zoals bierverpakkingen aanwijzen.

Het beste werk van die jonge generatie kunstenaars is ongetwijfeld A Pressing Conference van Macon Reed (1981) die het pompeuze persdecor van de Amerikaanse president in een tekenfilm-stijl en -kleur heeft weergegeven. Zo wekt ze de indruk dat het uitoefenen van de presidentiële macht niets meer zou zijn dan een tekenfilmfantasie, waarin een blond wit jongetje met een groot gedacht van zichzelf presidentje speelt.

Je verwacht dat er in dit lege tv-decor in schreeuwerige kleuren een meester langskomt die zegt dat de speeltijd voorbij is, maar juist de volledige afwezigheid van welk personage ook, maakt dit werk spannend. We mogen het niet gedroomd hebben dat plots een Miss Piggy het in haar hoofd zou halen om het presidentiële podium te beklimmen.

Jeroen Laureyns van het Agentschap voor Geestelijke Gastarbeid