Benoît Piéron vindt in ziekte een vorm van subversieve inspiratie. Als kind werd hij via een besmette bloedtransfusie blootgesteld aan hiv/aids; als volwassene overleefde hij kanker. Piérons traumatische opnames in het ziekenhuis bepalen zijn kunst. Het duidelijkst komt dat tot uiting in zijn herhaalde gebruik van pastelkleurige ziekenhuislakens. In Slumber Party, zijn tentoonstelling bij Chisenhale Gallery, zijn deze lakens samengevoegd tot een fragiel ogend baldakijn dat in een hoek van de ruimte staat opgesteld. Ze worden ondersteund door een buitenmaatse houten tafelpoot en vormen zo een reusachtige versie van de forten die we met behulp van dekens bouwden als kind, toen sommigen van ons met hun vrienden pyjamafeestjes hielden, als we het geluk hadden niet ziek te zijn. Op de vloer tollen een reeks noodlampjes met verschillende snelheden. Op sommige lakens zijn vlekken te zien, sporen die patiënten hebben achtergelaten en die de wasserij van het ziekenhuis er niet helemaal uit heeft kunnen verwijderen. ‘Het materiaal is geladen’, zegt Piéron. ‘Dit is niet mijn stem. Het zijn de vorige gebruikers van de lakens die spreken.’ Piéron heeft het ook over zijn artistieke schatplichtigheid aan Félix González-Torres, die aan aids overleed en zijn ziekte vastlegde in zijn kunst. Er is een gedeelde lichtheid in de manier waarop beide kunstenaars deze ernstige onderwerpen behandelen: Piérons luchtige installatie van stof en licht weerspiegelt Gonzalez-Torres’ elegante gebruik van gordijnen en lichtshows, zijn foto’s van vogels in volle vlucht. Een opgezette vampiervleermuis met de naam Monique bewaakt de ingang van de galerie, als een schattige maar sinistere schildwacht in de bekende pastelkleuren. Aan de binnenkant van een van haar oren zijn in stof gedrukte woorden zichtbaar: FOR HOSPITAL USE ONLY. Gelukkig gehoorzaamde haar maker niet aan die richtlijn en hergebruikte hij het materiaal voor een van zijn kleine subversieve daden tegen zowel de instelling als de ziektes die er huizen.