Onder de titel Le souffle de l’architecte staat in Parijs een grote tentoonstelling van de Indiase sterarchitect Bijoy Jain / Studio Mumbai. In de vier zalen van de Fondation Cartier — maar evengoed in de museumtuin — ontwikkelt Bijoy Jain (Mumbai, 1965) een parcours van mentale ruimtes die aangeven dat we in zijn ontwerpwereld welkom zijn en ons in een vriendelijke omgeving bevinden. Als publiek — en meer nog als gast — mogen we, als het van Jain afhangt, rustig vertragen, uitademen, stil worden, eventueel mediteren. Als we al de adem van deze architect met een zeer persoonlijke signatuur in onze nek voelen, dan is dit vanuit een groot gevoel van veiligheid. Bij de Fondation Cartier nodigt Bijoy Jain ons uit voor een fysieke en emotionele ervaring van ruimte en tijd. ‘Ik heb me de ruimte van de Fondation Cartier als locus van een beschaving in beweging voorgesteld’, zegt de architect, ‘in een onbestemd tijdperk.’ De Indiër beschouwt onze materiële wereld als palimpsest van onze culturele evolutie.
De tentoonstelling Le souffle de l’architecte bevat een rits aan architecturale fragmenten, objecten, meubels en maquettes. De leefruimtes, artisanale voorwerpen (tere keramische vazen of nog een gong), het zitmeubilair en het tweedimensionele werk aan de muur of op de grond, zijn afwisselend robuust of efemeer. De gebruikte materialen zijn onder meer water, pigment, hout (bamboe), aarde en steen. Uitdrukkelijk immersief en sterk appellerend aan onze zintuigen, situeert de presentatie zich op de grens tussen kunst, design en architectuur. In Parijs omringt de architect zich met de kunstenaars Alev Ebüzziya Siesbye (1938, Istanbul, leeft en werkt in Parijs sinds 1987) en Hu Liu (1982, Xinyang), die respectievelijk met keramiek en zwarte monochrome tekeningen aan de presentatie deelnemen.
De voorstellen van Bijoy Jain / Studio Mumbai zijn introvert, verstild en elegant. Er waait een wind doorheen het materiaal en de vorm. Jain noemt water, lucht en licht als bepalende elementen binnen zijn voorstellen. Zijn architectuur is meer dan gemiddeld geaard. Tezamen met de inbedding van het oeuvre in de rijke Indiase cultuur, is deze aarding misschien wel het aantrekkelijkste aspect van dit oeuvre, dat duidelijk nog niet over zijn hoogtepunt heen is. Ook prettig is het feit dat Jain de materiële wereld als positief ervaart, eerder dan problematisch.
Met Le souffle de l’architecte lijkt Bijoy Jain een lans te willen breken voor een intuïtieve, sensoriële en zo natuurlijk mogelijke benadering van de gebouwde omgeving, wars van technologische hoogstandjes en van het grote gebaar, en met beperking van processen van extractie. Jain definieert zijn architectuur als ‘een alchimie tussen elementen die elkaar aantrekken en eenzelfde expressie uitstralen. Er is een beweging van binnen naar buiten en omgekeerd.’ Als zijn werk zovelen aanspreekt en inspireert, is dat omdat Jain een van de weinige architecten is die functionaliteit weet te overstijgen en een zekere spiritualiteit injecteert in architectuur en design, zoals Koen Van Synghel in Pompidou op Klara zei. Of in de woorden van Bijoy Jain zelf: ‘Stilte bezit een geluid, dat wij in onszelf ervaren. Het is het geluid van onze ademhaling, synchroon in ieder van ons. Stilte, tijd en ruimte bezitten eeuwigheidswaarde, net zoals water, lucht en licht, onze elementaire constructie.’