Alles over kunst

Expo  HART Nr. 198

De toekomst van de traditie

Bureau Case Design in deSingel
Pieter  T'Jonck

Praktische info

Case Design. The Craft of Collaboration tot 19 januari in deSingel, Desguinlei 25, Antwerpen. Open wo-zo van 14-19 u. www.vai.be

Op de architectuurbiënnale van Venetië in 2018 trok een project van het jonge bureau Case Design veel aandacht. Avasara, een school voor jonge vrouwen in de Indiase stad Pune, is opgetrokken met de eenvoudigste materialen en technieken. Toch is het een juweeltje, en wel doordat de architecten het maximum haalden uit de mogelijkheden van de plek en de input van alle betrokkenen. Dat trok de aandacht van het VAi, dat Case Design in België introduceert met een tentoonstelling in deSingel.

Alle rechten voorbehouden

In de bouwpraktijk vandaag blijft er weinig plaats voor de persoonlijke inbreng en ervaring van de uitvoerder. Strikte plannen, die steunen op even strikte standaarden en normen, zijn contractuele bepalingen waaraan niet te tornen valt. Improviseren op de werf is er niet meer bij, op straffe van betwistingen.
De Amerikaanse architect Samuel Barclay heeft het daar moeilijk mee. Hij merkte als projectleider bij het Indiase bureau Studio Mumbai dat het ook anders kan. Zeker in India, waar ambachtelijke kennis nog alomtegenwoordig is, en sterk verbonden met plaatselijke materialen en tradities.

Het gaat er Barclay immers niet alleen om dat bouwen eerder een juridische dan een architecturale kwestie wordt. Hij vindt zo’n manier van bouwen ook niet duurzaam, omdat ze niet toestaat te putten uit wat lokaal aan kennis en materiaal voorhanden is, bij gebrek aan standaarden.

Maar als je dat wel wil doen, moet je als architect ook anders denken. De architect is niet langer degene die alles weet en beslist, maar de leider van een ‘band’ van ‘artiesten’ die allemaal hun bijdrage leveren in het proces waarvan de architect het stramien uittekent.

Barclay stichtte in 2013 Case Design en kreeg de kans van zijn leven toen Roopa Purushothaman (die Avasara oprichtte, nvdr) hem vroeg om het gebouw voor Avasara te ontwerpen. De bouwbudgetten waren zo krap dat enkel de meest rudimentaire bouwmethoden mogelijk waren: een betonconstructie van ruw bekiste platen, kolommen en balken.

Als je de vele foto’s en studiemodellen op de tentoonstelling bestudeert, ontdek je al snel dat die eenvoud een sterk ontwerp niet belette. De school is een groep constructief verwante gebouwen die quasi losjes over het terrein verspreid zijn. Case Design streeft daarbij geen pittoreske indruk na, maar buit, behendig hoogte- en oriëntatieverschillen uit – iets wat bijvoorbeeld ook zichtbaar is in de Atheense Akropolis.

Ook technisch zitten de gebouwen zonder enige machinerie slim in elkaar. Zo is er een performante natuurlijke koeling: ondergrondse buizen voeren ’s nachts koele lucht aan, terwijl schouwen te warme lucht afzuigen door de ‘thermiek’ van bovendakse serres.

Restafval van marmer

De finesse van het gebouw blijkt niet in het minst uit de aankleding. De vloeren zijn bekleed met de Indische variant op Italiaanse terrazzo-vloeren en mozaïek. Het basismateriaal is restafval van marmer, dat in een grillig patroon of als regelmatige vlakjes ingebed wordt in gekleurde mortel en dan gepolijst. Carlo Scarpa is er niets bij.

Het meubilair is een verhaal apart. Zo zijn er prachtige bedden: ze bestaan uit een licht houten frame ,bespannen met kleurig weefwerk dat vering en matras tegelijk is. Bijzonder zijn ook de gekleurde plafonds, een ontwerp van de Deense kunstenares Malene Bach, gebaseerd op lokale pigmenten.

Onze bouwkunstige toekomst

Het is niet verwonderlijk dat Case Design na dit kleine meesterwerkje heel veel nieuwe opdrachten kreeg. Het grote verschil tussen deze expositie en die in Venetië is dat je hier ook dat meer recente werk te zien krijgt. Zo blijkt dat de school in Pune geen toevalstreffer was. Ook in het recente werk combineert het bureau eenvoudige vormen met een scherp oog voor de landschappelijke inplanting, een doordachte, lokaal verankerde materiaalkeuze en een simpele, maar toch geraffineerde afwerking. Telkens speelt een groot team van ‘verwanten’ zijn rol in de uitkomst van dat proces.

Is zo’n aanpak in België denkbaar? Wetten en praktische bezwaren staan dat nog in de weg, maar de tentoonstelling toont dat het niet ondenkbaar is. Zo organiseerde het VAi in aanloop naar de tentoonstelling een workshop met Case Design en het Brusselse BC architects & studies. Dat bureau leverde in 2018 eveneens een opmerkelijke bijdrage rond duurzaam bouwen met simpele middelen aan de biënnale. De deelnemers leerden in die workshop bouwblokken van gestampte aarde maken.

De gave resultaten zijn in de tentoonstelling te zien. Ze genereren de kennis om in Pune een ‘vredespaviljoen’ te bouwen, maar het materiaal is ook hier toepasbaar. Het ziet er allemaal onschuldig, zelfs wat naïef uit, maar toch valt dit niet te onderschatten. De roep om ‘circulair bouwen’ klinkt immers steeds luider. Dat impliceert dat we het doen met de middelen die voorhanden zijn, lokaal produceren en recycleren waar mogelijk. Deze praktijk is daar een voorbeeld van.
Het is niet ondenkbaar dat zulke voorbeelden het juridische kader doen kantelen. Twintig jaar geleden werd je ook uitgelachen als je voorstelde om in de stad hooguit 50 km per uur te rijden. Ondertussen is de limiet op veel plaatsen gezakt tot 30. Misschien is deze tentoonstelling wel een voorafspiegeling van onze bouwkundige toekomst?