Het is niet zoveel kunstenaars gegeven om schier naadloos een brug te slaan tussen engagement en sociaal-maatschappelijk bewustzijn enerzijds en uitpuring, transcendentie en poëzie anderzijds. Camiel Van Breedam (°1936, Boom) slaagt daar in. Al sinds de jaren vijftig (nog voor andere Belgische groten als Vic Gentils en Paul Van Hoeydonck) was hij de pionier van de tweede golf van assemblagekunst (na die van Duchamp, Dada, Schwitters en co, zo’n vier decennia eerder). Van Breedam knoopte er zijn eigen roots aan vast, te midden van de teleurgang van de steenbakkers in de Rupelstreek, en bouwde een heel eigen, herkenbaar oeuvre op dat lange tijd zijn culminatiepunt vond in de ‘kastjes’: subtiele en sublieme composities met arm materiaal, gevat in een toonkastje. Maar Van Breedam is ook bekend om zijn grote sculpturen in Corten-staal.
Camiel van Breedam is eenentachtig nu en heeft een tentoonstelling met 77 werken in het Gentse kunstencentrum Zebrastraat.
Dit artikel is digitaal nog niet volledig beschikbaar. We werken aan ons archief.