De tweeëntwintigste editie van het Courtisane festival in Gent is dit jaar een reis van hier naar daar, van onderweg en tussenin. Het programma bestaat uit recente en herontdekte films die door de tijd heen met elkaar spreken. Oude films zijn hier geen vergeten stemmen, maar levende wezens die meepraten vanuit het verleden. Dit is des te meer een genoegen wanneer makers met oud én nieuw werk op het festival aanwezig zijn. Donderdag presenteerde Trinh T. Minh-ha haar laatste film in levende lijven. Britte van Meurs bezocht de openingsdag.
Na een treinreis vol mailtjes en telefoongesprekken stap ik de bioscoopzaal in. De donkere ruimte voert me weg naar het platteland van Iran in de jaren negentig. Kiarostami’s And life goes on (1992) glijdt door het gebied dat twee jaar eerder door een zware aardbeving getroffen werd.
Ik ben een beetje te laat. De gele auto rijdt al als ik ga zitten. Door het raam schuiven dorpen in hopen gruis voorbij. Een regisseur is op zoek naar twee jongens uit zijn laatste film die in één van de getroffen dorpen wonen. Op de achterbank zit zijn zoon – veel te wijs voor zijn leeftijd zoals kinderen dat kunnen zijn en tegelijkertijd met een kindse nieuwsgierigheid. Af en toe stoppen ze en vragen ze de weg. Naarmate we verder het getroffen gebied in rijden worden de stops frequenter en de gesprekken langer. We maken kennis met het leven dat verder gaat na de dood via gesprekken over kapotte televisies, gestorven familieleden, een antenne voor een voetbalwedstrijd, een toiletpot en kinderen die het WK willen zien. Langzaamaan begint een onstilbaar enthousiasme voor het leven door de brokken puin heen te schijnen.
‘Making films is about being in a place,’ klinkt Margaret Taits stem in de volgende film. In Luke Fowlers hommage aan Schotlands bekendste filmmaker, zoeken we naar de ideeën voor een nooit gerealiseerde film waarin Tait haar thuisland had willen portretteren.
Haar woorden doen me denken dat dat misschien de kracht is van Kiarostami’s meanderende beelden. De manier waarop hij het leven portretteert door daar te zijn, stil te zitten naast mensen. Een volledige aanwezigheid die ik soms vergeefs zoek in de vluchtigheid van mijn eigen dagen.
Elke film die ik hier zie legt een nieuwe laag op de voorgaande film. Elke maker, elke taal, elke vorm schijnt een nieuwe kleur op dat wat er eerder voorbijkwam. Trinh T. Minh-ha legt het laatste laagje van de dag. Ze is deze week in Gent om haar nieuwste film What about China (2022) te tonen. Het is een film over China’s ene en vele gezichten. Met beelden die ze maakte in de jaren negentig op het Chinese platteland en Engelssprekende stemmen van anderen en haarzelf schildert ze een portret van iets dat zich niet in eenheid laat vangen.
Minh-ha geeft een introductie. Haar stem is verassend zacht. Hoewel ik achterin de zaal zit, maakt haar aanwezigheid grote indruk op me. Misschien is het de standvastigheid, het vertrouwen dat ze uitstraalt in een stem die zo zacht is, die me doet denken dat er een mooi persoon voor ons staat.
Ze heeft haar films nooit willen definiëren als documentaire, experimenteel of fictie, vertelt ze. Je openen en de wereld naar je toe laten komen, dat is wat we documentaire noemen. Beginnen vanuit jezelf en dat naar de wereld toe openen, dat is wat we fictie noemen. Een film is altijd een mengsel van beiden, zegt ze.
Ik moet denken aan de ogen van de regisseur in Iran waar de dag mee begon. Aan hoe hij de wereld naar ons toe laat komen door te kijken, te luisteren en te voelen. Dat we begrijpen wat Kiarostami filmt, omdat we naar die ogen kijken.
Het festival loopt nog het hele weekend met vele andere films die naar het onderweg en het tussenin voeren. Er is een retrospectief van het werk van Robert Kramer en Trinh T. Minh-ha; er zijn verschillende Belgische premières waaronder de nieuwste film van Hannes Verhoustraete. En op zaterdag vindt er een gesprek met Trinh T. Minh-ha plaats en is er een grote selectie aan kortfilms.