De biënnale van Lyon wordt beschouwd als een van de belangrijkste biënnales ter wereld. In tegenstelling tot die van Venetië hier geen decadente feestjes of yachten, maar een internationale tentoonstelling met daarnaast ook Veduta, een experimenteel programma in verschillende wijken, en Résonance dat meer dan 260 tentoonstellingen omvat in de wijde regio Rhônes Alpes. Deze vijftiende editie vormt een kantelmoment in haar geschiedenis: Thierry Raspail, oprichter en artistiek directeur, geeft de fakkel door aan Isabelle Bertolotti; de site La Sucrière, aan de rand van de Saône, wordt omgeruild voor usines Fagor, een oude fabriek van wastobben in de wijk Gerland. De macLyon is, net zoals de vorige edities, de tweede locatie van de biënnale. Maar deze editie is ontgoochelend: ondanks de keuze om beroep te doen op minder bekende kunstenaars, krijg je als bezoeker niet het gevoel boeiende ontdekkingen te doen.

Zeven curatoren…
Jean de Loisy, oorspronkelijk aangesteld als curator van deze editie, werd ondertussen tot directeur benoemd van de Ecole nationale supérieure des beaux-arts de Paris. Hij gaf zijn taak door aan zeven jonge curatoren van het Palais de Tokyo: Daria de Beauvais, Adélaïde Blanc, Yoann Gourel, Matthieu Lelièvre, Vittoria Matarrese, Claire Moulène en Hugo Vitrani. De zeven curatoren hebben geen thema vastgelegd. Ze hebben alleen een titel ontleend aan een gedicht van de Amerikaanse schrijver Raymond Carver: Là où les eaux se mêlent (Where water comes together with other water). Het is een rechtstreekse verwijzing naar de geografische ligging van de stad op de plaats waar de Rhône en Saône samenkomen. Maar de zeven curatoren roepen ook de notie van het landschap op. Ze zouden ook nog een relatie hebben kunnen leggen (en verder uitwerken) met het concept van de ‘vloeibare moderniteit’ dat werd bedacht door de socioloog Zygmunt Bauman om de overgang van onze maatschappij te omschrijven van het solide tijdperk van producenten naar het vloeibare tijdperk van de consumenten. Het ‘vloeibare leven’ (titel van een van de werken van Bauman) is bruisend, dobberend, onstabiel en steeds veranderend.
De curatoren hebben de titel meegegeven aan de kunstenaars en hen gevraagd rekening te houden met de geschiedenis en architectuur van de locaties (waarvan alleen al de afmetingen opmerkelijk zijn). Op dezelfde manier hebben ze samen een vijftigtal kunstenaars uitgekozen – de meesten niet zo bekend – uit alle continenten, zonder een scene, territorium of generatie te willen representeren. De site van de Halles des Usines Fagor (29.000 m2 tentoonstellingsoppervlakte) bestaat uit vier hallen. Ook daar hebben de curatoren gekozen om niet tussenbeide te komen. De volumes werden niet aangepast en je kan er ook nog sporen zien op de grond (getuigen van noeste arbeid) en tags (getuigen van de verloedering van de plek). In de eerste hal die ongeveer de helft van de tentoonstellingsruimte bedraagt, bezorgt de gigantische schaal je hoofdpijn en moeten de werken, zelfs de monumentale, het onderspit delven en slagen ze er niet in om een band aan te gaan met de architectuur. Het is moeilijk om verbanden te vinden tussen beide en om interactie te bewerkstelligen tussen de werken en de toeschouwers. Het foldertje aan de ingang, de titel- en tekstbordjes bij elk werk en de tekst van de curatoren bieden geen hulp, aangezien ze geschreven zijn in een pretentieus jargon, met weinig zeggende pseudo-intellectuele zinnen.
... en de werken
Wat de curatoriële mankementen ook mogen zijn, een biënnale draait uiteindelijk vooral om de kunstenaars. Sommigen hebben zich laten inspireren door de arbeid in een fabriek, zoals Stephen Powers op de voorgevel, de tentoonstelling Bureau des pleurs die werd samengesteld door een collectief van jonge kunstenaars uit Lyon, of de mooie geluidsinstallatie van de Française Marie Reinert met allerlei geluiden van industriële arbeid.


Het IAC de Villeurbanne maakt voortaan ook deel uit van de biënnale. Installaties van jonge kunstenaars volgen elkaar braaf op van zaal tot zaal. Hun werk is divers maar zorgt desondanks voor een gevoel van déjà vu (in het beste geval). Er spreekt een behoorlijk depressieve visie op de wereld uit.