Alles over kunst

Expo

Een bescheiden utopie der dingen (en de vele valkuilen erheen)

Design Fest Gent
Max  Borka

Praktische info

Design Fest Gent, nog tot en met 1 mei, www.designfestgent.be

‘Be Wild, Act & Change’ schreeuwt het kleurrijke motto van Design Fest Gent, een gloednieuwe biënnale die zich tien dagen lang over de Gentse binnenstad spreidt, en ‘onderzoekende, experimentele en activistische’ antwoorden op de heersende crisis wil formuleren. Een even noodzakelijk als schitterend initiatief, en hopelijk zijn het dus maar de onvermijdelijke kinderziektes die ervoor hebben gezorgd dat de wat wankele utopie die in deze eerste uitgave wordt uitgedragen op een al te smalle basis rust, en dat ook de bezoekers die het evenement wil uitdagen al te zeer aan hun lot worden overgelaten.

‘Duurzaamheid’ luidt het ordewoord van deze nul-editie. Een complex, en naargelang de omstandigheden steeds wisselend, maar daardoor voor ontwerpers zo boeiend gegeven, dat in de eerste plaats op de klimaatcrisis wil inspelen. Ietwat kort door de bocht kan men daarbij stellen dat het een heel andere vorm van design betreft dan degene waarmee de meesten van ons vertrouwd zijn. Niet langer gaat het om het behartigen van de belangen van de industrie, en de natte droom om gelijk wat aan gelijk wie op gelijk welke manier te verkopen. Wars van elke commercie staan de problemen van een gemeenschap of een leefomgeving centraal, en de wil om die uit de wereld te helpen. Als daar nog objecten of producten bij komen kijken kan dat, maar ze zijn niet langer een basisvoorwaarde. Integendeel: als het even kan, moeten ze geweerd, al was het maar om de ecologische voetafdruk te minimaliseren.

Vijf jaar terug kon men in België met de grootste moeite een handvol ontwerpers vinden die voluit voor duurzaam design kozen. Vandaag zijn ze niet meer te tellen. Ze behoren haast allemaal tot een nieuwe generatie. De hoogste tijd dat hen een podium werd geboden. Curator Siegrid Demyttenaere, wiens parcours de afgelopen decennia van de krant De Morgen over DAMn° magazine en het KASK tot tentoonstellingen als Kleureyck in het Design Museum Gent leidde, zegt – bijgestaan door niet minder dan zes co-curatoren – ‘duurzaamheid in al haar facetten’ uit te willen spitten in deze biënnale, waarin datzelfde museum, onder aanvoering van Katrien Laporte, als centraal platform en motor van het geheel fungeert.

En ik zeg het met grote tegenzin, maar het resultaat valt ietwat tegen. De nadruk in de projecten van de paar honderden ontwerpers die bij elkaar werden gebracht, blijft immers – zoals in het dolgedraaide old skool design waarvan deze biënnale zich uitdrukkelijk wil onderscheiden – nagenoeg exclusief op objecten liggen, met dit verschil dat gefocust wordt op het aanwenden en ontwikkelen van alternatieve en ecologische meer verantwoorde materialen – van algen en hennep, over koffiedik, bananen, en mosselschelpen, tot bacteriën, schimmels, (riool)wateren ander fijnstof – alweer om de voetafdruk van deze objecten zo klein mogelijk te houden.

Wat echter in het parcours veel minder aan bod komt zijn de productiemethodes die de brug tussen deze materialen en objecten slaan, en de levensduur en de maatschappelijke impact van een object kunnen maximaliseren, door – om slechts een voorbeeld te geven – de voorgeprogrammeerde ‘obsolescence’ te neutraliseren, een aspect dat minstens zo belangrijk is als de materiaalkeuze. Planned obsolescence, of ingebouwde en voortijdige afbraak, is een onlosmakelijk met de opkomst van de consumptiemaatschappij verbonden strategie die van een object een tikkende tijdbom maakt, en er – vooral in tijden van crisis en dalende verkoop – voor moet zorgen dat een product het voortijdig begeeft of uit zwang raakt, en reparatie en een tweede leven ontzegd wordt, zodat de consument zich hoe dan ook verplicht ziet om ter vervanging een nieuw product aan te schaffen. Hoe wijdverbreid dit fenomeen nog steeds is, mag onder meer blijken uit het succes van Apple, waarvan de stichter, Steve Jobs, er vóór alles op stond een voor de gebruiker gesloten product af te leveren. Dat laat zich onmogelijk herstellen, laat staan recycleren, zodat het hele apparaat moet worden vervangen zodra slechts één enkele functie het begeeft – een credo dat in het bedrijf tot vandaag overeind is gebleven.

Mede hierdoor figureren de iPhone en iPad vandaag wereldwijd in de top 10 van de bestverkopende producten, en berokkenen ze navenant ook onnoemelijk veel schade. De Nederlandse Fairphone, die nagenoeg op alle vlakken een duurzaam alternatief tracht te bieden en daarbij ook commercieel aardig scoort, is een schoolvoorbeeld van een product dat toont dat het ook anders kan, door onder meer de in een smartphone aangewende bloedmaterialen te bannen, die door sociale onderdrukking worden verkregen, en een modulaire aanpak waarbij één functie simpelweg kan worden vervangen als die het begeeft, zodat niet de hele telefoon ingeruild moet worden.

Op deze biënnale had die Fairphone met tal van soortgelijke producten als ijkpunt kunnen figureren dat aan de leek niet alleen duidelijk kon maken dat men wel degelijk naar een duurzame utopie kan opklimmen, mits men over de nodige flexibiliteit beschikt en in staat is de nodige compromissen te aanvaarden. Want niet voor niets is de Fairphone intussen reeds aan zijn vierde verbeterde uitgave toe: de weg naar de utopie is lang, en ligt bezaaid met wolfijzers en schietgeweren. Het is pas na flink wat trial and error dat je in buurt komt van de top, die je sowieso nooit helemaal bereiken kan, omdat een utopie nu eenmaal een utopie is, een niet te verwezenlijken droom. En met één enkele sprong, van de basis naar de top, of van materiaal naar kant en klaar product, lukt het nooit. Nog voor geen meter.

Om wat voor reden dan ook hebben de organisatoren van deze biënnale er evenwel voor gekozen projecten die deze long and winding road naar duurzaam design en de vele bommen en granaten onderweg illustreren, niet in de selectie op te nemen, en zich vrijwel uitsluitend op een next generation van designers te oriënteren, meer bepaald op studenten uit de Gentse partnerscholen, waarvan het onderzoek zich veelal nog in de kinderschoenen bevindt, en niet verder dan materiaalonderzoek reikt. Dat tal van deze projecten op zachte materialen als textiel en technieken als weven focussen is allicht geen toeval. Net als de ‘vervrouwelijking’ van het designersgild, die zich ook op deze biënnale laat gelden, illustreert het een totaal nieuwe visie die zich ook in tal van andere maatschappelijke geledingen doorzet, en de waarden van weleer grondig ondersteboven heeft gegooid. Voorbij is bijvoorbeeld de tijd van de sterontwerper, die in splendid isolation vanuit een ivoren toren kon decreteren wat het beste was voor de consument. In de plaats ervan kwam het collectief, waarin een vrijwel anonieme groep ontwerpers in samenwerking met experten en gebruikers niet langer top-down maar bottom-up, als gelijken, en vaak in de meest letterlijke zin van het woord uit losse eindjes oplossingen weeft, die heel flexibel op de nieuwe noden kunnen inspelen.

Eén van de prioriteiten die de organisatoren van deze biënnale zich hebben gesteld is om als een matchmaker te fungeren die dit soort van samenwerkingen bevordert, ook met bedrijven en instellingen, waardoor experimenten zich in objecten kunnen omzetten. Maar dat is vaak nog toekomstmuziek. En in afwachting moet de bezoeker van deze biënnale het stellen met een schier eindeloze staalkaart aan materialen, in een eternal repeat, en laboratoriumexperimenten die het stadium van het prille onderzoek nog niet overschreden hebben. Als er al eens een resultaat te zien is – lees: object – behoort dat (zelfs bij een doorwinterd ontwerper als Jasper Morrison) – steevast tot de categorie meest simpele producten; een krukje, tegel, tapijt, of vaas – dingen waarbij men zich afvraagt waar al die herrie nu voor nodig was. Slechts bij hoge uitzondering reikt het resultaat wat verder, zoals bij de cello die de Belg Tim Duerinck in een combinatie van ambacht en high tech uit een vergeten materiaal als vlas wist te vervaardigen, of het project van Dries Verbruggen’s Studio Unfold, en hun Atlas of Lost Finds collective, dat door middel van een wereldwijd digitaal platform en keramische 3D printing een Felideo Stirrup Bottle of precolumbiaanse hoefijzerfles en andere verloren gedane pronkstukken van het door een brand geteisterde Braziliaanse Museu Nacional in Rio de Janeiro nieuw leven inblaast.

Natuurlijk zijn er de zaalteksten. En bovendien is er het uitvoerige en wel heel gedurfde programma met workshops en lezingen. Maar of dat alles naast de reeds geïnitieerden ook de argeloze bezoekers overtuigen kan? Of een flukse wandeling doorheen de biënnale hen integendeel niet in hun vooroordeel zal sterken dat al dat gedoe rond duurzaamheid slechts een ver-van-mijn-bed show is, die in de overgrote meerderheid van de gevallen een wat wankele vaas of krukje kan opleveren? Ik vrees dat optie twee het met glans zal halen. Wat jammer is, omdat het uiteindelijk toch de bedoeling was een dialoog met het publiek aan te gaan, en hen – de slogan achterna – als herboren Nieuwe Wilden de stad in te jagen. En al evenzeer is het om die reden spijtig dat er niet één project in het programma zit dat daadwerkelijk op de noden van de stad Gent en zijn bewoners inspeelt.

Tijdens zijn openingsrede van de Biënnale schetste Reon Brand met verve een wild toekomstbeeld waarin de mens als boosdoener van het podium wordt verdreven, en de natuur het van hem overneemt. Tot na afloop de vraag kwam hoe hij dit politiek dacht te realiseren. Daar had de Director Design Research bij Philips niet meteen een antwoord op. Utopie, allemaal goed en wel, zelfs als het om een heel bescheiden Utopie gaat, die zich alleen maar met objecten inlaat, maar onderweg wachten al die bommen en granaten, die samen met je mooie materialen ook al je goede intenties aan flarden blazen. Al te veel naïviteit is dan niet echt aangeraden. Vraag dat maar aan Dave Hakkens, die ongeveer gelijktijdig met Fairphone een prachtig modulair alternatief voor de Smartphone had uitgedacht met zijn Phonebloks, maar er uiteindelijk na eindeloos geharrewar met Google en andere Motorola’s en Philips’en de brui aan gaf.

Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert
Design Fest Gent, foto Kevin Faingnaert