Alles over kunst

Interview

Expo

Het Nieuwe Geniaal

Een gesprek met Pierre Muylle
Bas  Blaasse

Praktische info

Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, van 16 oktober 2021 tot 9 januari 2022, www.cultuurcentrum.mechelen.be

In CC Mechelen loopt Het Nieuwe Geniaal. Ter gelegenheid van hun tienjarig bestaan vroeg Studio Borgerstein aan Pierre Muylle een tentoonstelling te organiseren. Dat is een tentoonstelling geworden waarin de grens tussen zogenaamde outsiderkunst en het conventionele centrum van de hedendaagse beeldende kunst een snijvlak wordt. Werken van bekende en onbekende kunstenaars hangen door elkaar in een deftige presentatie met aandacht voor detail. De namen hangen er niet onder maar vind je enkel terug op een plattegrond. Een aanleiding om kennis te maken met curator en kenner van outsiderkunst, Pierre Muylle.

Bas Blaasse: Is de situatie rondom de acceptatie van outsiderkunst nu anders dan toen je begon?

Pierre Muylle: In 2001 gaf Chris Dercon een lezing tijdens een symposium over outsider art georganiseerd door atelier Heerenplaats in Rotterdam. Dercon had net gekozen om het werk van Ben Augustus te tonen in de grote Bosch tentoonstelling. Uit het publiek kwam de vraag hoe kunstenaars met een verstandelijke beperking een plaats konden verwerven in het kunstgebeuren. ‘De deuren staan open,’ antwoordde Dercon, ‘kom binnen en verwerf je plaats. Nooit eerder in de kunstgeschiedenis zijn er zo weinig obstakels opgeworpen als nu.’ Surfend op de opwinding die toen door de zaal ging sprak ik daar voor het eerst Luc Vandierendonck en Bart Vandevijver. Een jaar later zouden we vzw Wit.h oprichten om die open deur definitief in te trappen. Zij bewijzen daar elke dag dat ‘outsiders’ niet ‘outside’ hoeven te zijn. In die twintig jaar is veel veranderd. De beweging is inderdaad op gang gezet en de grote diversiteit aan stemmen en kunstenaars is niet langer terug te vinden in de vele benamingen van splintergroepen buiten het reguliere kunstenveld maar op plaatsen die, wat Dercon er ook van moge zeggen, toen nog potdicht waren. Het samenbrengen van al die werken die in heel verschillende contexten zijn ontstaan in een tentoonstelling als Het Nieuwe Geniaal hoort nu tot de mogelijkheden maar dat was het toen nog helemaal niet.

BB: Misschien moeten we eens bij het begin beginnen. Wat doe je eigenlijk?

PM: Ik ben freelance curator en ik werk ook halftijds voor De Rode Antraciet, een organisatie die het culturele aanbod voor gedetineerden in Vlaanderen en Brussel verzorgt. Als curator bestaat mijn praktijk enerzijds uit een mix van vragen en opdrachten, zoals de vraag waaruit deze tentoonstelling [Het nieuwe Geniaal, BB] is ontstaan, om een tentoonstelling te maken voor het tienjarig bestaan van Studio Borgerstein in het Cultuurcentrum Mechelen. Maar anderzijds werk ik even vaak aan eigen projecten en ga op zoek naar manieren om die te realiseren.

BB: Kun je een voorbeeld geven?

PM: Ik heb een project gedaan tijdens een residentie in 2018 bij Les Ballets C de la B, het dansgezelschap uit Gent van Alain Platel. Daar waren er samenwerkingsresidenties. En met hun hulp heb ik een project kunnen maken getiteld Zaher, waarvoor ik vaak naar Palestina ben getrokken en daar mensen heb ontmoet en objecten heb gevonden waarover ik iets wilde vertellen. Het idee was om een tentoonstelling te maken in de letterlijke zin van het woord: tentoonstellen. Voor die tentoonstelling zat ik op een krukje, omringd met gesloten dozen waar ik telkens objecten uit pakte. Bij het uitpakken vertelde ik dan een verhaal verbonden aan dat object of de mensen die het mij hadden gegeven aan een twintigtal mensen die rond mij zaten. Op die manier bouwde ik een tentoonstelling op met een publiek erbij, maar zodra het gedaan was, was de tentoonstelling niet meer te zien. Ik heb het project later voor BOZAR nog een keer uitgevoerd met nieuwe objecten en verhalen, omdat ik de andere objecten ondertussen teruggebracht had.

BB: Over wat voor objecten en verhalen hebben we het?

PM: Er zitten bijvoorbeeld schriftjes bij uit de bibliotheek van Nablus, uit een boekencollectie van de gevangenis die dateert uit de tijd dat Nablus nog door Israël bezet was. Dat waren handgeschreven nummers van een soort ‘ledenblad’ van een van de eerste verzetsbewegingen van Palestina. En toen het Israëlische leger vertrok uit de stad na de Oslo-akkoorden zijn die boeken daar gebleven. Je kan ze nog altijd raadplegen in een afzonderlijke sectie van de openbare bibliotheek, als een tijdscapsule waar die bijzondere periode nog altijd tastbaar aanwezig lijkt.

BB: Dus dat waren schriften van politieke gevangenen die in de gevangenis werden gemaakt?

PM: Ja. Doordat Israël bijna alle mannen van Nablus gevangen hadden gezet, brachten ze eigenlijk alle mannen van de verzetsbewegingen die voordien los van elkaar bestonden samen. Dus de eerste keer dat ze zich echt konden organiseren was in de gevangenis. Bovendien hebben ze op die manier ook de plaats van de vrouwen binnen dat verzet versterkt. Nablus is een stad met een ongelooflijke strijdlust waar ze een grote prijs voor hebben betaald. De wonden zijn nog zichtbaar in de stad en in de verhalen van de mensen.

BB: Nu geef je eigenlijk een voorbeeld van hoe het tentoonstellen van Zaher dan in z’n werk gaat. Je vertelt een verhaal, historisch, politiek of persoonlijk aan de hand van een ding. Hoe ontstond dit project? Hoe ontstond het idee om verhalen te vertellen aan de hand van objecten?

PM: Dat is een heel verhaal. Ik heb Alain Platel in 2016 gevraagd om een collectiepresentatie te maken voor het Madmusée waar ik toen werkte [tegenwoordig Trinkhall Museum] in Luik, een museum gewijd aan kunstenaars met een beperking. En hij heeft daar alle portretten van de collectie getoond plus een werk van Berlinde De Bruyckere, Per Benedetto (2009). Dat werk bestaat uit een oude kast waarop een lichaam in was ligt. Toen het werk geplaatst werd, en de kisten waarin het vervoerd was opengingen, lag het lichaam daar ondersteund door allerlei kussens. Ik zat met Alain op een bankje te kijken hoe de mensen die het werk installeerden heel voorzichtig het lichaam optilden en op de kast zetten. En toen die handeling voorbij was keken Alain en ik elkaar aan – we hadden allebei het gevoel dat we iets ongelofelijks mooi hadden meegemaakt, live, alsof we naar een performance hadden zitten kijken of een korte dansvoorstelling. Later, na mijn periode in Luik, vroeg hij mij wat ik wilde doen. En ik vertelde dat ik iets zou willen doen met wat we daar hadden meegemaakt, met het live meemaken met een vertoning van iets. Nu is tentoonstelling vaak een ruimtelijke organisatie die je moet loslaten zodra die ingericht is, wat soms frustrerend is. Ik wilde iets doen met het live aspect.

BB: En hoe kwam je dan in Palestina terecht? Heb je een persoonlijke relatie tot het conflict dat daar woedt?

PM: Alain Platel bracht mij in contact met Hildegard de Vuyst, die het Under Construction-festival organiseerde tussen Vlaamse en Palestijnse kunstenaars. Zij was ook verantwoordelijk voor de co-labo residenties bij de balletten. En zo kwam ik in Palestina terecht, zonder te weten wat ik daar precies ging doen.

BB: Maar wel met de insteek om op zoek te gaan naar objecten en verhalen?

PM: Ja. En door heel veel tijd te verliezen en veel Zaher [backgammon] te spelen en veel goede koffie te drinken, raak je op een gegeven moment in gesprek met mensen. Maar ik wist op dat moment niet waar ik naar op zoek was.

BB: Laten we het dan hebben over wat je hier in Mechelen hebt gedaan. Hoe is de interesse ontstaan in outsider kunst?

PM: Twintig jaar geleden was ik programmamedewerker van Brugge 2002, dat van Brugge de culturele hoofdstad van Europa moest maken. Daarvoor nodigde ik Carine Fol uit om Kanttekening te maken, een residentie met kunstenaars met een beperking en reguliere kunstenaars. Dat was mijn eerste kennismaking met die kunstenaars en de ateliers waar ze veelal werken. Later heb ik in het SMAK gewerkt en ben vervolgens zeven jaar directeur geweest van Madmusée om de collectie uit te breiden en te professionaliseren. Zeven jaar lang heb ik daar enorm veel geleerd. Ik heb geprobeerd om dat niet als een geïsoleerde wereld te zien maar te benaderen als een wereld onder andere werelden.

BB: Wat was het uitgangspunt van Het Nieuwe Geniaal? De vraag om een presentatie te maken kwam vanuit Studio Borgerstein.

PM: Toen Studio Borgerstein met de vraag kwam om een tentoonstelling te maken naar aanleiding van hun tienjarig bestaan, heb ik gelijk de wens uitgesproken een tentoonstelling te maken die niet alleen de nadruk legde op hun studio of het lokale.

BB: Is dit een presentatie die voortkomt uit een gevoel van urgentie? Bijvoorbeeld omdat kunstenaars met een beperking nog te weinig worden geïntegreerd in een breder discours van de hedendaagse beeldende kunst? Een duidelijk statement is namelijk dat je bekende kunstenaars tentoonstelt naast onbekende kunstenaars, zonder naamkaartjes.

PM: Het is een uitnodiging om te kijken. En aandachtiger te zijn. Dat komt zowel het werk van iemand als Walter Swennen ten goede als het werk van Alessandra Michelangelo. Door die werken samen te plaatsen hoop ik dat je uitgenodigd wordt om je niet in te stellen op de naam, maar dat je ook merkt dat er in de ruimte bepaalde verbindingen ontstaan. Eigenlijk is het uitgangspunt een gesprek geweest met iemand die duidelijk thuis is in de hedendaagse kunstwereld. Zijn overtuiging was dat je kunstenaars met een beperking eigenlijk niet als kunstenaars kunt beschouwen, omdat ze geen discours hebben waarmee ze zich positioneren in de wereld. Dat is een uitspraak die mij vaak is blijven achtervolgen, omdat ik uit alle projecten die ik heb gedaan en ervaringen die ik heb opgedaan gezien heb dat er een begrip bestaat tussen makers waar geen of bijna geen woorden of discours voor nodig zijn. Een schilder of tekenaar begrijpt heel goed wat er in een tekening gebeurt. Ik vind het problematisch dat wat hier gebeurt [in Het Nieuwe Geniaal, BB], enkel maar zou kunnen bestaan als het voor een deel vervangen of ondersteund zou worden door een gesproken of een geschreven discours. Daarmee wil ik niet zeggen dat alle kunst visueel moet zijn. Het denken dat in deze tentoonstelling centraal staat is er een die vanuit de creatie begint en niet vanuit een discours.

BB: Is dat een uitspraak over de hedendaagse kunst, over de status en de manier waarop het discours functioneert? Of ‘niet’ functioneert?

PM: Ja, maar ik wil die uitspraak niet opdringen aan bijvoorbeeld de bekendere kunstenaars die ik hier toon. Ik heb met alle kunstenaars persoonlijke gesprekken gevoerd en gemerkt dat die benadering van hun werk hen ook zelf interesseert.

BB: Iedereen die een tentoonstelling komt bekijken zal op de een of andere manier de visuele kwaliteiten van een werk bekijken. Maar het discours waarover je spreekt speelt waarschijnlijk wel heel vaak een rol in de waardering van kunst en om de plaats van een kunstenaar of tentoonstelling te bepalen. Het Nieuwe Geniaal rekent onder de deelnemers bijvoorbeeld namen als Walter Swennen, Luc Tuymans, Berlinde De Bruyckere, Johan Tahon, Sofie Vanderlinden, Ellen Schroven, Sacha Eckes of Mark Manders. Wat hoop je te bereiken bij het publiek die deze tentoonstelling komt bekijken?

PM: Dat het discours volgt aan het kijken. Dat is dus geen pleidooi om het discours af te schaffen, maar wel om dat discours te verbinden met de creatie. Aan de handeling die eraan voorafgaat, het schilderen, het tekenen. Die handeling kent een weg en draagt het denken in zich en is even belangrijk.

BB: Doe ik een werk onrecht toe als ik bepaalde werken lees in de context van mentale beperkingen? Dat is ook een discours dat ik meeneem. En daarmee kan het voor de hand liggen om sommige werken te lezen als de uiting van een mentale toestand.

PM: Iedereen maakt associaties bij het kijken naar beelden. Maar ik vind het heel verengend als je van het interpreteren en bekijken van een kunstwerk een psychoanalyse zou maken. Er is zeker een analyse te maken van een tekening, maar die ligt niet aan de oorsprong van die tekening. Dat is iets wat er achteraf door een toeschouwer op wordt geprojecteerd.

BB: Wat ik goed vind aan de tentoonstelling is dat het geen exhibitionisme is van 'de' kunstenaar met een beperking.

PM: Ik heb geprobeerd om niet de zoveelste tentoonstelling te maken die de nadruk legt op het feit dat we naar het werk kijken van kunstenaars met een beperking. Ik heb het op dezelfde manier gepresenteerd als elke andere hedendaagse kunsttentoonstelling gepresenteerd zou kunnen worden.

BB: Dat brengt me op de titel. Hoe zit het eigenlijk daarmee? Want dat lijkt me wel nogal een statement: het 'nieuwe geniaal'.

PM: Op een gegeven moment moet er een titel komen. Toen hebben we gebrainstormd tijdens een van de voorbije golven van corona, toen er veel over het ‘nieuwe normaal’ werd gesproken. De titel is daar eigenlijk ook een knipoog naar. Ik was toen niet zeker of dat een goede of passende titel zou zijn. Maar nu de tentoonstelling er is vind ik de titel wel passen, zonder dat die pretendeert dat in deze tentoonstelling een nieuwe standaard wordt gezet en de hele geschiedenis degradeert tot minder. Dat is niet de toon die erachter zit.

BB: Maar het leest wel een beetje als een gewichtige uitspraak: wat hier te zien is, is belangrijk. Tegelijkertijd is dat misschien ook wel het geval?

PM: Zelf zou ik nooit iets geniaal noemen. In die zin is het wel echt een knipoog.

BB: En een ondermijning? Het geniale refereert ook sterk aan een soort kunstenaarscultus. Terwijl je in deze tentoonstelling eigenlijk kunst toont ‘ondanks’ of los van de kunstenaar.

PM: In het verleden bestond vaak de reflex om kunst van kunstenaars met een beperking binnen de hedendaagse kunst te presenteren als iets ongelofelijks. Iets dat wij als gewone mensen niet zouden kunnen begrijpen. En dat is natuurlijk een enorm romantische kunstenaarsmythe die daarmee versterkt wordt. En dat heeft vaak de inclusie van kunstenaars met een beperking in de weg gestaan. Ofwel zijn ze niet gek genoeg. Ofwel worden ze getoond omdat ze ‘gek’ zijn. Als je de titel ziet dan hoop ik dat je begrijpt dat die ironisch is.

Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, foto Jo Op De Beeck
Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, foto Jo Op De Beeck
Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, foto Jo Op De Beeck
Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, foto Jo Op De Beeck
Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, foto Jo Op De Beeck
Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, foto Jo Op De Beeck
Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, foto Jo Op De Beeck
Het Nieuwe Geniaal, CC Mechelen, foto Jo Op De Beeck