Kleuren als entiteiten, metafysische wezens – Etel Adnan (1925-2021) koesterde een diepe empathie voor de kleuren en vormen die ze hanteerde. Het resultaat is een oeuvre van een diepzinnige vrolijkheid die bedrieglijk eenvoudig lijkt. Kleur als Taal, de tentoonstelling in het Van Gogh Museum in Amsterdam, is de eerste solotentoonstelling in Nederland van de Libanese kunstenaar, schrijver en filosoof die pas op haar achtenzeventigste doorbrak voor een groter publiek. De tentoonstelling geeft aan de hand van meer dan achtenzeventig werken inzicht in haar werk. Tegelijkertijd gaan ze de dialoog aan met tien werken van Vincent van Gogh (die een grote inspiratiebron was voor Adnan). De tentoonstelling kwam tot stand in samenwerking met de kunstenaar zelf, tot aan haar overlijden in 2021.
Adnan begon op haar vierendertigste met schilderen. Ze woonde in Californië en doceerde kunstfilosofie. Die vroegere werken zijn dichtbevolkter dan haar latere werk, wisselen geometrisch minder af maar getuigen van een feilloos gevoel voor compositie. Haar empathie voor kleur is dan al aanwezig, maar wordt nog sterker in haar latere werken. De abstracte composities worden naarmate haar oeuvre vordert ook losser en versmelten langzaam richting landschappen, waar de berg Mount Tamalpais vaak de hoofdrol speelt. Adnan keek uit op de berg vanuit haar woning in Sausolito en interpreteerde hem telkens opnieuw in haar schilderijen. Toen iemand haar vroeg wie de belangrijkste persoon was die ze ooit had ontmoet, noemde ze de Mount Tamalpais.
De fraai vormgegeven tentoonstelling forceert je nergens Van Gogh en Adnan te vergelijken. Een paar keer staan de schilderijen naast elkaar gepositioneerd en nodigen dan uit tot een dialoog tussen de twee kunstenaars. Maar de generatie-overstijgende verwantschap tussen Van Gogh en Adnan is meer van spirituele dan visuele aard: de natuur, de poëzie, schilderen als schrijven, de tegelijkertijd uitbundige en ingetogen kracht van kleur. Dat maakt de tentoonstelling juist interessant. Als je Veld met irissen in Arles (1888) vergelijkt met Zonder titel (2012), zoals die aan het begin van de expositieruimte naast elkaar hangen, dan begrijp je de vergelijking meteen, ook al zijn het totaal verschillende schilderijen – de angstloze uitbundigheid van de kleuren ontroert op een basaal, bijna kinderlijk niveau. In november 1888, het jaar waarin Van Gogh Veld met irissen schilderde, schreef hij in een brief, en ik parafraseer: je kunt poëzie maken door alleen maar de kleuren goed te schikken. Dat die opmerking valide is, bewijzen zowel Van Gogh als Adnan met hun werk.
Naast schilderijen maakte Adnan tapijten en leporello’s. Het is begrijpelijk dat Adnan zich aangetrokken voelde tot de Japanse harmonicaboeken. Als schrijver en schilder heeft de harmonie tussen beeld en taal voor haar altijd als vanzelfsprekend gevoeld. Zoals een leporello zich van boekwerk laat uitvouwen tot een canvas, zonder op te houden een boek te zijn, zo maakte Adnan werken in de leporello’s die het huwelijk tussen woorden en vormen, klanken en kleuren bevestigen. De leporello’s en tapijten brengen een welkome afwisseling aan in de tentoonstelling, maar het blijven de kleine, latere werken op canvas uit de jaren tien op de tweede verdieping die de meeste indruk maken. Het kleurgevoel van Adnan is daarin onberispelijk – het is altijd de juiste kleur, hoewel niet altijd de meest complementaire ten opzichte van de andere kleuren.
Hoe langer je naar de werken kijkt, hoe meer diepte er ontstaat. Je leest de schilderijen als gedichten. Twee ogenschijnlijk vergelijkbare vierkanten laten plotseling subtiele kleurverschillen zien, een vorm blijkt toch net wat weerbarstiger te zijn dan gedacht, de compositie dynamischer, een kleine glinstering blijkt een strookje doorschemerend canvas te zijn – de veronderstelde eenvoud daagt je uit om niet alleen te kijken, maar te zien.