Mijn agenda puilt uit dezer dagen. Als een uitgelaten kind probeer ik de verschillende tentoonstellingen en publieksmomenten met alle overige verplichtingen te combineren. Het seizoen is van start en natuurlijk niet alleen in Antwerpen, Gent of Brussel. Onder het geweld van de vele openingen in de prominente kunststeden van ons land zou je bijna vergeten dat het ook elders broeit, op eigen bodem. Bijvoorbeeld in het IKOB in Eupen, waar kunstenaar en IKOB-oprichter Francis Feidler (1950) voor het eerst een overzichtstentoonstelling heeft.
In 1993 richtte Feidler het IKOB op en tot 2012 bleef hij aan het roer staan van het museum voor hedendaagse kunst. De in Malmedy geboren kunstenaar is dan al bijna dertig jaar bezig met het maken van kunst. Althans, dat maak ik op uit de titel van de tentoonstelling die er nu aan hem geweid is, Elastikommunikation 1964-2021. De betrekking als directeur zal de nodige tijd hebben weggenomen van zijn artistieke praktijk, maar de vraag is of het directeurschap niet evenzeer een integraal onderdeel is van zijn kunstfilosofie. Want dat is één van de kentekens van Feidlers praktijk, dat ze gedragen wordt door een nadrukkelijke kunstopvatting. En deze inhoudelijke of filosofische ruggengraat wordt voor een groot gedeelte gevat in het door Feidler in goede Duitse traditie bedachte neologisme Elastikommunikation.
Maar wat houdt die visie concreet in? En is ze eigenlijk belangrijk om het werk te bekijken, te snappen misschien, als een soort toegang of sleutel? Natuurlijk vloeit elke kunst voort uit de manier waarop iemand naar de wereld kijkt. En Elastikommunikation vat inderdaad een specifiek wereldbeeld samen waarin de verhouding tussen dingen centraal staat. De dingen bestaan pas in relatie tot elkaar. Het klinkt wat spinozistisch of deleuziaans: de wereld als speelveld van krachten en energieën die met elkaar in spanning staan. Wat ik opmaak uit de perstekst en catalogus is dat elke relatie en elke vorm van communicatie tussen verschillende dingen volgens Feidler wordt gekenmerkt door een vorm van elasticiteit: dynamische krachten die een vorm van spanning creëren tussen verschillende componenten en elkaar tegelijkertijd in een bepaald evenwicht houden. En dat betreft vanzelfsprekend de relatie tussen kunstwerk en toeschouwer – bijna een tautologie.
Verspreid over beide verdiepingen van het IKOB presenteert de tentoonstelling meer dan tweehonderd werken die even verscheiden in medium als insteek zijn. Er zijn schilderijen, tekeningen, collages met tekst en foto’s, grote sculpturale montages, en een in situ installatie die Feidler speciaal voor deze tentoonstelling installeerde: een hijssysteem met een ijzeren ketting die bijeen wordt gehouden door veren uit een vrachtwagen. De tentoonstelling is in clusters ingericht, op een nevenschikkende manier die toestaat zowel tijdsvakken als type werk met elkaar te vergelijken. Wat opvalt is de consistentie van deze eclectische verzameling. Zo hangt op één muur een reeks recente schilderijen, Utopie der Gegenwart (2020-21), en op de muur die er loodrecht op volgt vroeg schilderwerk uit eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Tussen het nu en toen ligt een verschil waarvan je zo gelooft dat die door één schilderpraktijk kan worden gladgestreken – inderdaad een verschil van een kamerhoek. Ook thematisch blijkt Feidler weliswaar veelzijdig maar standvastig; de industriële spanning, het boerengeluk, de kronkels in ons denken en de elementaire natuurromantiek lopen van de begane grond mee naar de eerste verdieping.
Als je wilt kun je in elk werk de filosofie van Elastikommunikation ontdekken. Maar ik betwijfel of de idee van elastische communicatie als de filosofische achtergrond van Feidlers werk zelf onontbeerlijk is in de communicatie tussen kunstpubliek en kunstwerk. Sommige werken worden gekenmerkt door een pure interesse in de fysieke spanning die ontstaat tussen verschillende materie, zoals hout dat bijeengehouden wordt door stalen spiralen of houten kaders die met veren zijn gespannen. Andere werken vertrekken vanuit een sterk politiek engagement, zoals de Koude Oorlog waarover hij een serie schilderijen getiteld Antiatommäntel (anti-atoommantel) maakte. Of bijvoorbeeld het apartheidsregime in Zuid-Afrika (Die 12 Apostel, 1985), het Midden-Oostenconflict (Sterne im Libanon, 1984), of juist actueel de globale klimaatcrisis.
Wat mij meer intrigeert dan de filosofische achtergrond is de hoge mate van onmiddellijkheid die Feidlers werk ademt. Hij vertelt dat zijn werken nooit een langdurig creatieproces doorlopen maar binnen een zeer kort tijdsbestek tot stand komen. Zo zien de meeste werken er ook uit, en dan bedoel ik niet enkel de schetstekeningen. Niet dat Feidlers werk slordig is, maar enerzijds gaat er een ruwheid vanuit, die deels door de basale materialen wordt opgeroepen, en anderzijds betreffen de meer thematische werken steeds een ingeving die nooit pedant of didactisch wordt, hoewel soms een beetje illustratief. Daar schuwt Feidler niet voor terug. De wereld is de aanleiding, het werk een vrij directe transmissie van een idee naar een energetische uiting. In dat opzicht is het contrast tussen de vaak vrij grote dimensies van de werken en het doodle-achtige karakter ervan op zichzelf eentje vol spanning en elasticiteit.
Als kunststudent werd ik doodgegooid met de verruimde erfenis van het conceptualisme, wat simpel gezegd neerkomt op de overtuiging dat achter elk kunstwerk een idee of concept schuilgaat. Het risico, naar mijn idee, is dat je als kunstenaar maar ook als kunstliefhebber het idee kunt krijgen dat een goed kunstwerk staat of valt bij een dichtgetimmerd verhaal. Intenties, ideeën, concepten, bedoelingen. Dat goede kunst in feite niets anders is dan de illustratie van een ingenieus idee. Dat risico kan in IKOB op de loer liggen, dankzij het vele denkwerk dat Feidlers oeuvre stut. Maar zoals hij zelf aangeeft is de communicatie tussen kunstwerk en toeschouwer er juist eentje die geen voorgeschreven parcours volgt, maar ‘gebruik maakt van open ruimten’. De interpretatie hoeft dan ook nergens anders te worden gezocht dan in de producten van zijn hand, Feidlers werk is diverser dan een stroming en spreekt voor zichzelf met een rondborstig stemgeluid.