Brussels Gallery Weekend ging donderdag met veel fanfare van start, het evenement viert dit jaar zijn vijftienjarige jubileum, en er valt meer te zien en te doen dan in welke vorige editie dan ook (ziehier meer tips voor het weekend van de redactie van dit blad). Naast nieuwe initiatieven zoals Sculpture Factory, keert ook Generation Brussels dit jaar terug: het programma dat jong, aanstormend Brussels talent op de kaart zet in de vorm van een grootschalige tentoonstelling. Door in Brussel gevestigde kunstenaars die nog niet door een galerie zijn vertegenwoordigd in de kijker te zetten, zorgt Generation Brussels sinds 2018 voor een verkwikkende aanvulling op de artistieke en commerciële feestelijkheden die door heel de stad het begin van het nieuwe artistiek seizoen inluiden.
Deze editie is samengesteld door Belgische kunsthistorica en curator Maud Salembier (tegenwoordig zelfstandig curator bij LaSpore), en draait rond het thema ‘care', of zorg. Daarbij maakte Salembier een selectie van kunstenaars wier werk op de een of andere manier te maken heeft met 'zorg voor anderen, onderlinge afhankelijkheid, relaties met het individu en/of zijn omgeving, maar ook de notie van kwetsbaarheid van leven en materie'. Het thema wordt eerder breed opgevat, wat soms voor een gebrek aan focus zorgt, maar ook aangename verrassingen oplevert.
Wat me onmiddellijk aan deze tentoonstelling bevalt: de kunstenaars hebben veel ruimte gekregen. In de spelonkachtige zalen van L'imprimerie (de voormalige drukkerij van de Belgische nationale bank) ontvouwt zich een expo van uiteenlopende media en schaal, waarbij de entree boven op een trap meteen een indrukwekkend overzicht biedt. In de zijkamers en kleine hoekjes zijn intrigerende genezingskamers en immersieve video-installaties te beleven, en aan het eind van de lange zaal bevindt zich een tijdelijke zine- en boekenwinkel.
Sommige werken slagen er beter dan andere in de ruimte te vullen, zoals de knallende koppen uit papier-maché van de Belgisch-Turkse kunstenaar Shen Özdemir (1996), maar er is ook veel werk dat een close-up, bijna microscopische benadering beloont – ik denk aan de betoverende, organische schilderijen van het Muesli Collective, of de spiegelplaten van de Brusselse kunstenaar Marion Séhier (1987) met hun donkere, resin-achtige glans.
Performances zijn er ook, gedurende heel het weekend. Spa for Spirits (het project van kunstenaarsduo Ellen Vanderstraeten en Leonie Buysse) maken interactieve voorstellingen en werken samen met lichaamstherapeuten, architecten en dramaturgen. Voor Generation Brussels hebben ze een zijkamer van L’imprimerie in een ‘experimenteel wellness-centrum’ omgetoverd dat het midden houdt tussen nachtmerrie en sprookjesland. Het vormt de setting voor een performatieve verwezenlijking van ‘zorg’, het zorgen met en voor het publiek, dat af en toe zachtjes bij de hand wordt genomen. De combinatie van het droomachtige decor en de herkenbare, zelfs banale handelingen heeft een vervreemdend effect, waardoor alledaagse acties – iemand voeden, of instoppen in een kussenhoop – in een ander daglicht komen te staan. Losgekoppeld van elke huishoudelijke context (mede dankzij de harlekijnachtige kostuums), komt het ritualistische aspect van de handelingen sterk naar voren – wat betekent dat die eerst en vooral zichtbaar worden. Het geheel heeft iets weg van melanie bonajo, maar dan met een vleugje Matthew Barney.
Dat vormt weer een contrast met de trage, afstandelijk performance van Mary Szydlowska (1993), getiteld LEAKS, die ‘de wereldwijde overgang van alledaagse schoonmaakpraktijken naar desinfectieregimes in de post-pandemische wereld’ onderzoekt aan de hand van lichamelijke toestanden. Het schoonmaken lijkt in deze performance een daad van verzet te zijn, maar verzet tegen wie of wat? Het zou een verwijt aan het neoliberaal dictaat van productiviteit en zelfbewaking kunnen zijn, maar tegelijk voelt het als een verzet tegen het eigen lichaam – de gepijnigde, extreem vertraagde handelingen tonen een kwetsbaarheid die op elk moment in een explosieve woede zou kunnen omslaan.
Andere werken herinneren eraan dat zorg tegelijk gewoon plezier kan zijn, dat plezier evengoed een vorm van care is. Dat gevoel had ik bij de aquareltekeningen en sculpturen van Maya de Mondragon (1987), die met hun combinatie van virtuositeit en speelsheid een hoogtepunt van de tentoonstelling vormen. Het rijke universum dat Mondragons figuren bewonen, barstend van pathos en originaliteit, biedt bijna een soort esthetisch toevluchtsoord. Hetzelfde mag ook gelden voor de onversierd mooie katoendraadwerken van Veerle Melis (1990). Terwijl textielwerk makkelijk in het kader van ‘zorg’ wordt ondergebracht, waren het juist deze werken die me soms visueel het meest aanspraken, los van elke maatschappelijke relevantie.
De onderwerpkeuze voor deze editie van Generation Brussels mag dan uiteindelijk niet bepaald origineel zijn – ‘zorg’ is zo alomtegenwoordig als discursief en curatorieel aandachtspunt, zelfs vóór covid, dat je je kunt afvragen of de relevantie van de term niet al helemaal is uitgehold – maar in ten minste één opzicht is het raak. Voor zo’n groep kunstenaars, waaronder velen hun carrière in een post-pandemische, door inflatie en oorlog geteisterde wereld hebben gelanceerd, in een politiek klimaat waar de bestaansreden van de kunsten bovendien voortdurend in vraag wordt gesteld – daar is zorg geen louter academische kwestie meer, maar een alledaagse realiteit.
Of dit altijd boeiende kunst oplevert, is een andere vraag. Verfrissend, schitterend en zoekend is deze tentoonstelling wel. Dat het zo uiteenlopend is qua stijl, toon en aanpak (een generatie heeft nooit maar één stem), en, ja, soms van kwaliteit, hoort daar uiteraard bij. Niets opbeurender dan een kijkje in de toekomst van een veelbelovende groep kunstenaars, al zijn de uitdagingen waarvoor ze staan allesbehalve gering.
Op zondagavond zal aan een van de kunstenaars de Prix Centre/Komett worden uitgereikt. De prijs is het resultaat is van een samenwerking tussen het Centre Wallonie-Bruxelles/Parijs en de in Lyon gevestigde vereniging KOMMET.