Tijdens de tien jaar dat Hélène Amouzou in ons land op asiel wachtte, portretteerde ze zichzelf via analoge zwart-witfoto’s. Het resultaat is een reeks beelden die getuigen van een hoge gevoeligheid, zowel op het vlak van persoonlijke kwetsbaarheid als in termen van een langdurige blootstelling aan licht en hoge sluitertijden. Een overeenstemming die niet toevallig is. De in Togo geboren kunstenaar maakte de zelfportretten in 2004, toen ze video en fotografie studeerde in de Academie voor Tekenen en Visuele Kunsten in Sint-Jans-Molenbeek, waar ze nog steeds woont en werkt. Wat een verplichte oefening was die ze met voorbehoud benaderde, bleek nauw aan te sluiten bij haar worsteling met vrijheid, stigmatisering, veiligheid en burgerschap. Die onzekerheid en ontworteling vertaalt Amouzou door het gebruik van onscherpte, eigen aan de langzame methode van fotografie, en de beperkte middelen waarmee de foto’s tot stand kwamen. De schimmige aanwezigheid van haar lichaam of het witte waas van haar contouren in een bijna lege zolderkamer, verwijzen naar de onzekere status van een zogeheten illegale immigrante. Een jurk of een koffer roept noties van bestemming en vervreemding op, van ontheemding en ballingschap.
Bij Autograph in Londen wordt Amouzou’s evocatieve portrettenreeks voor het eerst getoond in de UK. Voyages blikt terug op de voorbije vijftien jaar en toont ook Amouzou's recentste werk Entre temps, Togo (2020-2021), een verslag van de reis naar haar thuisland na meer dan een kwarteeuw. Het toont niet enkel haar Togolese vrienden en familie, maar is opnieuw een zelfportret van een vrouw die schippert tussen twee thuisbestemmingen. ‘Zelf-portretteren is als een manier van schrijven zonder woorden,’ zegt Amouzou, ‘mijn doel is om de diepste delen van mezelf te onthullen.’