Alles over kunst

Interview  HART Nr. 206

Expo

In gesprek met Harlan Levey

Sam  Steverlynck

Praktische info

Marcin Dudek, Slash & Burn I tot 12 december 2020 in Harlan Levey Projects, Jean d’Ardennestraat 46, Elsene.
Slash & Burn II van januari 2021 tot en met juli 2021, Harlan Levey Projects, Isidoor Teirlinckstraat 65, Molenbeek. www.hl-projects.com

Om het nieuwe seizoen in te zetten, polsten we bij Harlan Levey hoe hij als galeriehouder de crisis heeft doorgemaakt, welke uitdagingen hij ziet in het veranderende kunstklimaat en naar zijn plannen om – met een paar maanden vertraging – in januari een tweede ruimte te openen in Molenbeek.

Harlan Levey & Winnie Kwok (C) Jean-Pierre Stoop

Een banale straat in Molenbeek. Op de hoek een halal frituur, wat verderop een vervallen industrieel complex. Een paar straten verder de beruchte Vierwindenstraat, waar public enemy n°1, de terroristische fundamentalist Salah Abdeslam, zich verschanste en uiteindelijk geklist werd nadat hij een té grote bestelling pizza’s plaatste. De buurt heeft een edge, die wel past bij Harlan Levey Projects die er in januari een tweede ruimte opent. De nieuwe ruimte is de kroon op zijn harde werk van het afgelopen decennium. Want Levey heeft over de jaren, op consequente wijze, zijn programma ontwikkeld zonder compromissen te sluiten en zonder financiële ondersteuning.

Sam Steverlynck: Harlan, je opende eind 2011 een ruimte. Ik herinner me hoe je programma aanvankelijk vooral gericht was op street art en graffiti …


Harlan Levey: “Samen met mijn partner, Winnie Kwok, heb ik eind 2011 een project space geopend. Maar toen vertegenwoordigden we nog geen kunstenaars. Het was een volledig ander model. We organiseerden participatieve projecten voor de Verenigde Naties of het Verbindingsbureau Brussel-Europa rond geweld tegen vrouwen of autoloze zondagen. Zo verdienden we een beetje geld. Dan ben ik tentoonstellingen beginnen te organiseren met kunstenaars met wie ik eerder had samengewerkt toen ik editor was voor Modart Magazine. Die waren meer gericht op street art en de openbare ruimte.”

SS: Hoe ben je dan naar je huidige programma geëvolueerd, dat meer conceptueel is, en maatschappelijk geëngageerd?


HL: “Voor mij was street art, urban art, of hoe je het ook wil noemen, al een vorm van maatschappelijk engagement. Aan het begin van de eeuw had je een klimaat van toenemend protest tegen Davos, de ontwikkeling van een deeleconomie, de alomtegenwoordigheid van reclame in de openbare ruimte ... Ik vond de reacties op die problematiek zeer interessant. We werkten rond die thema’s zonder het per se kunst te noemen. We wilden nadenken over hoe men zich de stad opnieuw kon toe-eigenen en deze kon heruitvinden. Het was een vorm van creatief activisme. Het werk was toen al geëngageerd, poëtisch en niet commercieel. Geleidelijk aan begon ik in mijn project space te werken met kunstenaars die rond die thema’s actief waren. Ook al is mijn werkwijze als galerie nu anders, het zijn dezelfde thema’s waar ik nu al twintig jaar rond werk.”

Marcin Dudek, Akumulator, 2013-2018. Steel, wood, medical tape, acrylic paint, mirror, neon light, paper, leather, silicon, phone, 220 x 290 x 220 cm. Installation view at Harlan Levey Projects. Courtesy the artist and Harlan Levey Projects

SS: Je was eerst actief in het centrum, dan de Louizabuurt. En binnenkort ook in Molenbeek. Vanwaar die keuze?


HL: “In het begin organiseerden we projecten in het centrum, bij Mr Ego, een skate fashion store. De eigenaar was een goede vriend. Hij liet ons zijn ruimte gebruiken zonder dat hij daar een vorm van branding voor in ruil wou. Toen hij zelf een gebouw kocht, mochten we zijn ruimte eerst zes maanden gratis gebruiken, daarna voor een schappelijke huurprijs. Daarna verhuisden we naar Elsene in een ruimte die we konden gebruiken als galerie met erboven een privéappartement. Zo moesten we maar één huur betalen. We hadden beiden een job naast de galerie, waardoor we niet per se afhankelijk waren van de verkoop. Na vijf jaar in Elsene zagen we hoe onze job geleidelijk aan veranderde. We werden zowel de agent van de kunstenaars, als curator, studioassistent, manager … Geleidelijk aan werden we een echte galerie. We namen deel aan kunstbeurzen en begonnen te verkopen. Omdat we een grotere ruimte wilden voor onze kunstenaars, trokken we naar Molenbeek waar we een flat hebben en een galerieruimte.”

SS: Hoe verschillend wordt de programmatie in Molenbeek van die in Elsene?


HL: “Marcin Dudek zal in de nieuwe ruimte een gigantische sitespecifieke sculptuur tonen, het vervolg van een expo die Out of the Frying Pan into the Fire heette en die hij toonde in Luik (een prachtige, immersieve totaalinstallatie waar de bezoeker zich een weg moest banen door een tunnel, ss). Ik denk dat het dus een tijd zal duren voor de mensen onze nieuwe ruimte volledig zullen kunnen zien (lacht). Commercieel is het een uitdaging om zo’n gigantische sitespecifieke installatie te tonen die haast onmogelijk te verkopen is. Maar ik denk dat het een grote indruk zal maken. Marcins tentoonstelling loopt van januari tot juli. Niet elke expo in Molenbeek zal zo lang duren. We zullen er niet meer dan drie per jaar organiseren. De idee daarachter is om alle curatoren en verzamelaars uit de regio de kans te bieden de expo te zien. We vinden het beter om trager en in de diepte te werken, dan snel de ene na de andere expo op te bouwen.”

SS: Is het financieel geen risico om de expo’s zo lang te laten lopen? Sommige galeries zijn van de gebruikelijke zes weken overgeschakeld naar vier om zo meer tentoonstellingen te organiseren en meer te kunnen verkopen …


HL: “Ik vind dit model juist financieel interessanter. We zijn een klein team en doen alles zelf: het concept bedenken, zaalteksten schrijven, de mailing, de accrochage ... Als elke expo maar vier weken duurt, ben je telkens al volop bezig met de volgende. Met TR Ericsson hadden we voor het eerst een tentoonstelling van september tot december. We hebben toen bijna alle werken verkocht! We kregen veel aandacht in de binnen- en buitenlandse pers, we verkochten aan verzamelaars en instellingen … Voor ons is het een veel beter model dan om de vier weken een nieuwe expo op te bouwen.”

SS: Dat idee ontstond voor Corona. Maar het past tegelijk binnen het nieuwe klimaat van vertraging en duurzaamheid?


HL: “Ja, dat klopt. Voor de tentoonstelling van Emmanuel Van der Auwera werkten we ook met dat model. Een van de redenen om de expo’s zo lang te laten lopen in de nieuwe ruimte is haar grootte. Als je een expo van museaal niveau wil opzetten, kan je dat niet elke maand doen. We hebben een slow burning approach. Dat is financieel veiliger voor ons. We groeien samen met onze kunstenaars. De meesten van hen zijn hier niet geboren, maar voor hen is Brussel thuis. De studio van Marcin en zijn vrouw Amélie Bouvier – met wie we ook samenwerken – is hier om de hoek. Voorafgaand aan Marcins tentoonstelling heb ik twee à drie studiobezoeken per week gedaan om te zien hoe zijn werk opschiet. Het is ook zeer interessant om studio visits te organiseren voor verzamelaars en curatoren.”

SS: Hoe ziet de nieuwe ruimte eruit?


HL: “De tentoonstellingsruimte omvat 250 m2 en heeft muren van 8,5 meter hoog. Op de eerste verdieping zit Nora Khachatryan, een designer uit Mechelen die heeft meegewerkt aan dit project. Hij heeft er zijn atelier en showroom. Het zorgt voor een mooie synergie en in-house tools. We zijn zeer blij met de samenwerking. Hij is niet alleen een goede vriend, maar ons cliënteel overlapt ook. In het gebouw vooraan zijn studio’s. Emmanuel Van der Auwera zit er nu. Bovenaan is er een kleine studio waar we The Penthouse Art Residency willen verderzetten (residentieproject dat plaatsvond in Hotel Bloom, ss). Ik denk dat veel mensen het niet beseffen, maar we hebben daar in vijf jaar tijd meer dan vijftig kunstenaars getoond. Het was puur filantropisch.”

SS: Terug naar Marcin Dudek, kan je iets meer vertellen over zijn tentoonstelling in september?


HL: “Marcin groeide op in een grauw woonblok in het postcommunistische Polen. Hij was een hooligan die met zijn vrienden naar voetbalwedstrijden ging om te vechten. Het werk dat hij de laatste zeven jaar maakt, gaat dan ook over toxic masculinity. Zo maakt hij onder andere werk over rampen en rellen in voetbalstadia, zoals eerder het Heizeldrama. Hier toont hij bijvoorbeeld een installatie met schilderijen met 159 panelen waarvoor hij media-afbeeldingen van de Bradford City-fire uit 1985 heeft overgezet op doek en vervolgens beschilderd en bewerkt.”

“Daarnaast brengt hij ook de installatie Akumulator. Die verwijst naar een fenomeen in Polen uit de jaren negentig toen men zelf fitnessapparaten in elkaar knutselde met gevonden DIY-materiaal. Marcin heeft indertijd ook zo’n fitnessruimte gemaakt in de kelder van het complex waar hij woonde. Hier toont hij een 1/1 replica van die ruimte waarvoor hij verschillende materialen heeft herwerkt uit eerdere tentoonstellingen. Het meest ontroerend vind ik de deur. Dat is de authentieke deur van de schoenherstelzaak van zijn vader die ook in de kelder van dat gebouw zat. Marcin werkt rond underground, en dat zowel fysiek als metaforisch. Zo zijn die DIY-gymzalen een broeihaard voor een ideologie van hooliganisme en gewelddadige subculturen.”

SS: Sinds de coronacrisis werden zowat alle beurzen stopgezet. Ook Art Brussels en Art Chicago, beurzen waaraan je normaal zou deelnemen. Volgens studies zou 50 tot 70% van de omzet van galeries gemaakt worden tijdens beurzen. Hoe ga je die verliezen compenseren?


HL: “Het klopt dat beurzen heel belangrijk voor ons zijn. Maar we hadden het geluk dat we een aantal grote werken hebben verkocht tijdens de lockdown waar voordien al afspraken over waren gemaakt. We zijn op zich niet zo bezig met onlineplatforms, maar hebben tijdens de lockdown voor het eerst een werk kunnen verkopen via zo’n platform aan mensen die we niet kenden. Met de meesten van onze klanten hebben we wel een persoonlijk contact.”

SS: Hoe zie jij de ontwikkeling in de kunstwereld? Volgens Le Journal des Arts zou één op de drie galeries failliet gaan …


HL: “Ik heb die statistieken ook gelezen, maar ik weet het niet. De meeste galeriehouders met wie ik spreek hebben gelijkaardige ervaringen als ik. Voor ons is het altijd al een strijd geweest, dus een crisis meer of minder maakt niet zo veel uit (lacht). Ik denk dat veel mensen ook stiekem een beetje opgelucht waren toen alles even stilviel. De laatste vijf jaar waren hectisch. Ik was blij dat het kalmer werd en er geen beurzen of buitenlandse trips waren. Ik denk dat een deel van de kunsthandel zal hervatten. En het digitale verhaal zal zich blijven verderzetten. De kunstwereld was zeer reactionair op het gebied van digitale technologieën. Nu vindt een snelle inhaalbeweging plaats. Maar niet zo doordacht. Ik ben benieuwd wat ervan zal komen. Maar ik heb mijn kunst liever in het echt dan digitaal (lacht).”

SS: Richt je je nu ook meer op de lokale gemeenschap dan voordien?


HL: “Wij hebben de lokale context nooit verwaarloosd! Zoals met ons Penthouse-project. We hebben een lokale focus en zijn verbonden met de community. Maar het klopt dat we niet meer zullen reizen zoals vroeger en dat shipping veel duurder zal worden. We willen onze deelnames aan beurzen vervangen door meer lokale events. Zo ben ik met een aantal andere jonge Brusselse galeries in gesprek om knowhow en tools te delen en elkaar zo meer te ondersteunen. We zijn zeer verschillend qua programma en werkwijze. We hebben een aantal instellingen gecontacteerd in Vlaanderen met de vraag of we daar tentoonstellingen met onze kunstenaars mogen samenstellen. Het is een nieuw initiatief dat getuigt van solidariteit tussen galeries.”