Elf potloodafdrukken op papier van bomen of boomschors, getiteld shedding (2020), zijn telkens aan slechts twee punten opgehangen, precies in het midden, waardoor de hoekjes wapperen in de wind die door de ruimte waait. De werken van Heide Hinrichs in KIOSK ogen liefdevol, zorgvuldig, geconcentreerd en toch ook onaf. Neem de twee sculpturen midden in de ruimte, dicke freunde (2020). Als twee dansers zonder hoofd zijn de levensgrote figuren ingepakt met jute draad, minutieus vastgezet met spelden. Tegelijkertijd lijken de kleine uitsteeksels die onder het touw uitkomen te willen zeggen dat ze net niet helemaal passen.
Bovendien lijken haar werken een achterliggende dimensie te bewaren, een geschiedenis die zich toont doordat ze opgesloten blijft in het werk. Het verleent haar werk een bepaalde dichtheid die desondanks geen obstakel vormt, maar eerder een supplement is. Een zwaarte die gestalte krijgt in de lichtheid en eenvoud van de materialen, en de zorgvuldigheid waarmee de materialen lijken te zijn behandeld. Het werk kent een densiteit zonder dat het hermetisch wordt.
We hebben afgesproken in het Josaphatpark in Schaarbeek. We lopen meerdere rondjes en ons gesprek wordt zo nu en dan onderbroken door voorbijkomende wandelstokken, de geur van verse wafels, kinderen in elektrische autoapparaten en ratten die het pad oversteken. De cirkel is een vorm die veel terugkomt in haar werk. En we cirkelen dan ook om verschillende concepten heen die betrekking hebben op haar werk: echo’s, sporen, referenties, overgangen.
Bas Blaasse: Gelijktijdig met ringing critical forests in KIOSK maakt Inscriptions (2006-2020) deel uit van Risquons-Tout in WIELS. Ik begreep uit de begeleidende tekst dat hetzelfde werk initieel juist het uitgangspunt zou zijn voor de tentoonstelling in Gent. Wat is er gebeurd?
Heide Hinrichs: “De tentoonstelling in KIOSK stond oorspronkelijk voor midden april gepland, maar werd uitgesteld vanwege de coronapandemie. Inscriptions zou normaal gesproken in de ruimte zijn opgehangen, en niet aan de muur zoals nu het geval is in WIELS. Het plan voor KIOSK was aanvankelijk dus helemaal anders. Eind maart kwam toen de uitnodiging van WIELS terwijl inmiddels duidelijk was dat de tentoonstelling in KIOSK werd uitgesteld. Toen ben ik een nieuw plan gaan ontwikkelen, waar ik achteraf gezien heel blij mee ben. De presentatie gaat nu veel meer in op de ruimte.”
BB: Veel van je werken keren weer in verschillende presentaties. Soms komen werken dan weer speciaal tot stand voor een ruimte. Hoe zie je de relatie tussen verschillende werken en hun status binnen een tentoonstelling?
HH: “Ik bekijk werken niet echt als autonoom. Maar ze kunnen in verschillende combinaties wel op zichzelf bestaan. De werken spreken met elkaar en tussen hen worden gedachten als het ware verder ontwikkeld. Het zijn bouwstenen om een verhaal te vormen dat groeit. Af en toe zijn werken site-specific, maar niet altijd. De tekeningen van Inscriptions hingen bijvoorbeeld eerder dit jaar in de Beeler Gallery van het Columbus College of Art and Design in Ohio. Hun positie was gerelateerd aan de opstelling van de rekken in de bibliotheek onder de tentoonstellingsruimte. Het tapijt van living room (2020) is daarentegen allesbehalve site-specific. Ik was op zoek naar een manier om veren in de grond te kunnen steken, maar dan wel een grond die mobiel, verplaatsbaar was, en stuitte op dit tapijt in het huis van mijn ouders.”
BB: Veel van je werken wekken bij mij de indruk alsof ze tot stilstand zijn gekomen gedurende een proces. Alsof ze onvoltooid zijn en toch af. Ze houden het midden tussen stilstand en beweging, waardoor ze iets tijdloos hebben zonder dat ze uitgepraat zijn. Het vormt eerder een punt in een beweging.
HH: “Mooi als die indruk ontstaat. In mijn werk zit een permanente ontwikkeling. Toonmomenten vragen om iets af te sluiten, om een beslissing te nemen over iets dat anders in de lucht blijft zweven. Zo’n beslissing komt dus in relatie tot de ruimte of omgeving tot stand.”
BB: Je werk doet me denken aan een soort grensgebied, tussen beweging en stilstand, maar ook tussen binnen en buiten, zeker toen ik de jute draad van ringing critical forests (2020) zag, die via het venster naar buiten aan een boom is gespannen.
HH: “Er is vaak een verbinding met buiten, en andersom. De tentoonstelling is geen afgezonderde ruimte. In KIOSK leidt de draad van het haakwerk van ringing critical forests naar een kastanjeboom buiten. In de Beeler Gallery was er een touw dat het plafond van de tentoonstellingsruimte met de vloer van de bibliotheek een verdieping lager verbond.”
BB: Je werk lijkt weinig buiten zichzelf nodig te hebben. Ik krijg het idee dat er een geheel eigen universum schuilgaat achter je werk, vol referenties en verhalen, dat desondanks voelbaar verscholen blijft. Hetzelfde gevoel krijg ik bij de titels van je werk. Welke functie hebben zij?
HH: “De titels werken op verschillende manieren. Ik vind het moeilijk wanneer een titel iets helemaal vastzet. Een titel zou idealiter een verdere ruimte moeten openen. Hij moet een toegang verlenen zonder dat die wordt beperkt tot die ene deur. Vaak wordt de opmerking gemaakt dat het lastig is om de juiste woorden te vinden bij mijn werk, dat mijn werk niet gemakkelijk woorden toestaat. En dat is wel goed zo. De referenties in de titels en de werken vormen een laag die aanwezig is, maar ze zijn niet noodzakelijk om het werk te bekijken. Wat dat betreft bestaat het werk onafhankelijk van de oorsprong, of inspiratiebron.”
BB: Welke rol speelt theorie in je werk?
HH: “Misschien moet ik daar geen antwoord op geven (glimlacht).”
BB: Wat betreft de relatie tussen tekst en jouw beeldende werk schreef je eens dat je werken een driedimensionale vertaalslag zijn van teksten.
HH: “Dat klopt. Een werk, een beeld voegt iets toe aan de wereld van de taal en wordt zo onderdeel van een ander waarnemingsregister. Het idee dat taal ook een driedimensionale vorm kent is een beeld dat in verschillende sculpturen terugkomt. Het projectiescherm van the floor’s ghost (2020) is bijvoorbeeld door twee keramieken objecten op de vloer opgespannen. De klei heb ik vormgegeven met mijn mond, waar je normaal taal mee vormt.”
BB: Onder de titel Fragments épars schrijft Simon Delobel gedurende de duur van de tentoonstelling teksten die reageren op het werk. Hoe was de samenwerking met hem?
HH: “We hadden nooit eerder samengewerkt, maar we zijn elkaar wel af en toe tegengekomen. Het was een heel aangename en positieve ervaring. Simon heeft zich helemaal achter het project gezet en heel veel steun gegeven. Er was enorm veel vertrouwen. En het was wederzijds.”
BB: Je woont nu sinds vijf jaar permanent in Brussel. Simon schrijft dat je woonplek een grote invloed heeft op je werk. Op welke manier heeft Brussel een stempel op je werk gedrukt?
HH: “Wonen en werken zijn niet gescheiden, en in die zin gerelateerd. De tekeningen die in the floor’s ghost te zien zijn heten Übergang. Die tekeningen hebben heel letterlijk betrekking op de houten vloer van het appartement, op de overgang van de eerste naar de tweede ruimte, waar het patroon in het parket verandert.”
BB: Naast een inspiratiebron schept je omgeving condities.
HH: “Ja. Een andere ontwikkeling is dat ik de laatste jaren veel meer tekenwerk heb gemaakt. En dat heeft niet alleen met mijn leefomgeving te maken, maar ook zeker met het lichaam. De laatste jaren ben ik dingen gaan maken die simpelweg eenvoudiger zijn, lichter.”
BB: Welke rol speelt het lichaam in jouw werk? Ik heb namelijk het idee dat het lichaam ook een soort afwezige is. Er zijn sporen van menselijke activiteiten in je werk, maar de werken lijken ook bijna achtergelaten op een plek waar geen mens zich nog begeeft.
HH: “Alle werken komen voort uit processen die ik zelf kan voltrekken. De werken die ik maak zijn met andere woorden gerelateerd aan de maat van het lichaam, aan technieken die ik kan uitvoeren. De frottages [de potloodafdrukken van verschillende boomschorsen] van shedding zijn bijvoorbeeld een proces dat heel lichamelijk is. Je staat of zit de hele tijd voor de boom terwijl je een afdruk maakt.”
BB: Wat staat er de komende tijd nog op de agenda?
HH: “Ik ben bezig met een publicatie, shelf documents, practice in a library, die uit het collaboratief project second shelf voortkomt. Die zal normaal gesproken op 9 januari in WIELS gepresenteerd worden.”
Na een uur cirkelen stoppen we de opname om nog een koffie te drinken voordat de horeca zijn deuren voor enkele weken sluit. Maar we zijn nog niet uitgepraat. We hebben het bijvoorbeeld niet gehad over de titel ringing critical forests. Ook daar zit een verhaal achter, een inspiratiebron, meerdere auteurs. Maar misschien mag iedereen de betekenis ervan zelf invullen bij het bekijken van een tentoonstelling die in kleine gebaren een hele wereld herbergt.