De internationaal vermaarde Deense kunstenaar Joachim Koester reisde van Kopenhagen naar Gent voor de opbouw van Altered States in het Museum Dr. Guislain, zijn eerste solo in een psychiatrische context. Het is een dieptekijk op roes en verslaving, het jaarthema in de geestelijke gezondheidszorg. Een gesprek over cannabis, cocaïne en opium, beweging als psychoactief middel, lichaamsuittredingen als kind, zijn niet-aflatend engagement, zijn bijzondere fascinatie voor bewustzijnsveranderingen en ons laten delen in zijn fascinaties.
Joachim Koester: Verveling, extreme verveling (lachje), ik ben er niet direct mee bezig, maar het is ook een veranderde staat van bewustzijn. Altered states slaat niet alleen op compleet van de kaart zijn door drugs. Het is heel breed. Al zit het in veel werk, het is een uitgesproken selectie. Ik heb graag dat je een tentoonstelling ook ziet met het lichaam. Als ik me bij de opbouw een beetje misselijk voel, weet ik dat het niet goed is. Daar is niks mysterieus aan. Zien met het lichaam is een ander soort informatie die je krijgt. Beelden bevatten verhalen en hebben ook een uitwerking op je emoties en je lichaam, en er is de lichamelijke sensatie van door de ruimte bewegen.
Van Day for Night, Christiania (diareeks van de in 1970 gestichte Vrijstad Christiania in Kopenhagen) tot mijn recente microscoopbeelden van cocaïne: de selectie overloopt 25 jaar. Je vindt de geschiedenis van drugs, vooral cannabis, cocaïne en opium. Maar je ziet ook de film Reptile Brain or Reptile Body, It’s Your Animal. Ik was geïnteresseerd in de psycho-fysieke oefeningen van de Poolse theaterregisseur Jerzy Grotowski voor acteurs om in contact te komen met het reptielenbrein, het oudste en meest instinctieve deel van onze hersenen. Veel werk van mij is historisch, in de zin van archeologisch. Het verbaasde me dat het brein ook een archeologie in zich heeft. In Mexico is er een soort Grotowski-lab, daar maakte ik de film. Als je ernaar kijkt, vooral naar de vrouwelijke performer, dan zie je hoe het ene na het andere personage in haar lijkt te komen. Ik denk dat het oefeningen zijn om openheid te faciliteren.
Christine Vuegen: Ander werk is een zwart-witfoto van een zwarte spiegel in het British Museum, de magische spiegel waarmee de 16de-eeuwse humanist John Dee contact zocht met engelen. Het occulte en het esoterische komen altijd terug. Was er ooit een trigger voor die fascinatie?
JK: (lacht fijntjes) In mijn boek Bringing Something Back (2019) heb ik geschreven over mijn eerste uittredingservaringen. Ik was twaalf of dertien, en daarna heb ik het nog dikwijls gedaan. Het begon met een hard geluid en alles schudde. Ik steeg op, zweefde boven mijn bed en keek rond. Het was angstaanjagend. Gelukkig zag ik The Exorcist niet, de film die toen uitkwam, want ik was bang dat ik bezeten was. Ik wist het toen niet, maar het was een heel klassieke uit- en intredingservaring. Bij het terugkomen zat ik in een buis, als een waterglijbaan. Ik ging enorm snel en probeerde het te stoppen. Uiteindelijk lag ik met een schok weer in bed. En de seconde erna was ik ontgoocheld omdat ik benieuwd was waar ik zou uitgekomen zijn, in wat voor landschap of plaats. Daar komt mijn nieuwsgierigheid vandaan en mijn eigen exploratie van dit territorium. Er zijn nog interesses die teruggaan tot mijn jeugd. Als tiener wandelde ik in Christiania, ik kweekte cannabis in de tuin van mijn ouders, ik las Carlos Castaneda en ik ontdekte Aleister Crowley. Ze kwamen pas veel later in mijn kunst.
CV: De fotoreeks Morning of the Magicians (2005) en de video op twee monitoren met een jonge vrouw die Sympathy for the Devil van The Rolling Stones drumt in een verwilderde tuin tonen de villa van de Britse occultist Aleister Crowley en zijn volgelingen in Sicilië. Hoe beland je bij de onderwerpen in je kunst?
JK: Uit nieuwsgierigheid, echt uit nieuwsgierigheid. Als het om plaatsen gaat, ben ik nieuwsgierig hoe het voelt om daar te zijn. Al lijkt het werk simpel, niet meer dan foto’s ervan, het is maar de top van de ijsberg. Ik doe veel en lang research. Soms raak ik gewoon heel geïntrigeerd door iets en begin ik erin te graven. Soms komt het van wat ik zelf praktiseer. Ik heb heel wat vechtkunsten beoefend en yoga en meditatieve technieken. Mensen wijzen me ook op dingen. Een vriend van een vriend kende iemand die de Abbey of Thelema van Aleister Crowley in de Siciliaanse kustplaats Cefalù vroeger had gezien. Ik heb flink moeten zoeken toen ik er in 2005 was. Nu ik de foto’s terugzag, hoorde ik bijna de vogels daar. Het is een magische plek. Het voelt alsof je in een vergeten tijd bent, een sluis tussen tijden. Dat probeerde ik te capteren in het werk, denk ik. Er komt veel in samen, niet alleen Crowley en de cultus daar. De beroemde experimentele cineast Kenneth Anger filmde er in de jaren vijftig een documentaire. De sponsor was Alfred Kinsey, die de menselijke seksualiteit in kaart bracht. Anger legde de muurschilderingen bloot onder de gewitte muren. In de Room of Nightmares, beschilderd met demonen, kregen nieuwe discipelen een drugscocktail om, zoals het later heette, door te breken naar de andere kant. Crowley komt uit de 19de eeuw en werd in de jaren zestig door David Bowie en The Beatles geïntroduceerd als een held van de tegencultuur. Hij maakt de overgang van geheime cultussen naar de vercommercialisering in de 20ste eeuw. Vandaag kan je een boek over tarotkaarten kopen in de supermarkt.
CV: Heb je zelf geëxperimenteerd met drugs voor trips naar andere werelden?
JK: Ik heb veel experimenten gedaan. Maar werk maken onder invloed, zoals Michaux, dat heb ik nooit gedaan. Het is meer de reflectie erover die invloed had op mijn werk. Ik zei al dat er veel ‘altered states’ zijn. Ik boks tegenwoordig, en de trainingen zijn best zwaar. Wat me altijd verbaast, en waar ik zo blij mee ben, is dat het mijn geest compleet leegmaakt. Yoga doet dat niet.
CV: The Hashish Club (2009) is een onderdompelende installatie. De legendarische Club des Hashischins in het 19de-eeuwse Parijs werd bezocht door schrijvers als Baudelaire en psychiater Moreau, die het medicinale effect van drugs onderzocht. Hoe en waarom maakte je het werk?
JK: Van de clublocatie bestaat geen foto. Ik vond een gedetailleerde beschrijving en iemand hielp me om in de archieven van Parijs een foto uit dezelfde tijd te zoeken die ermee overeenkomt. De film is die foto met eroverheen geprojecteerde cannabisbladeren, als een vreemd manuscript. Perzische lampen en groen licht evoceren de sfeer van de club, waar de leden oosterse kleding droegen. Ik denk dat ze erg geïnspireerd waren door de mythe van de ‘hashshashin’. Volgens deze mythe van Marco Polo liet de middeleeuwse krijgsheer Hassan-i Sabbah in Iran zijn discipelen onder invloed van hasjiesj ontwaken in zijn tuin om hen het paradijs te tonen na de dood. Daarna gaf hij hen hasjiesj om ten strijde te trekken. Zijn hoofdkwartier, de burcht Alamoet, heb ik in 2009 gefotografeerd. Het woord ‘assassin’ komt van ‘hashshashin’. De kunstenaars en schrijvers van de hasjiesjclub wilden de burgerlijke esthetiek vermoorden, denk ik. Daar ontkiemde volgens mij het idee dat kunst maken onder invloed een subversieve act is. Vooral in rock-’n-roll en de muziek is de connectie tussen drugs en subversieve kunst niet weg te denken.
Drugs zijn interessant omdat ze onze geest en ons bewustzijn veranderen, en omdat ze een koloniale geschiedenis hebben. Zeker cannabis, cocaïne en opium. Het is koopwaar, een manier om geld te verdienen, maar het kan ook een roes verwekken en verslaving. Ik ben geïnteresseerd in de historische perceptie op de roes, omdat ze zo sterk is verbonden met het koloniale verleden. Kolonialen zagen inheemse mensen op cocabladeren kauwen en dachten: misschien kunnen we het synthetiseren en aan soldaten of slaven geven. Er is een gruwelijk verhaal over slaven die kauwend op cocabladeren afzagen in mijnen. Dat was de koloniale omgang met drugs.
CV: Zijn de recente microscoopfoto’s van cocaïne een soort condensatie van heel die geschiedenis?
JK: De geschiedenis, maar ook hoe het vandaag wordt geproduceerd. Het is straatcocaïne, een simulacrum bijna van cocaïne. De beelden zijn gemaakt met een SEM, een Scanning Electron Microscope, en daarvoor moet de substantie met goud worden bedekt. Cocaïne en goud moest ik effectief samenbrengen, het was een vreemde alchemie. Wat je ziet, is een angstaanjagende wereld, koud en ijzig, een woestenij. Al die ondergrondse lagen verwijzen bijna direct naar de economie, die enorme ondergrondse economie. Mexico en andere Zuid-Amerikaanse landen gaan eraan kapot, en misschien zelfs Nederland. Het beeld komt voor je ogen bijna tot leven. Het wordt een portaal naar al die werelden. Microbeelden van cannabis zijn een meer vriendelijke wereld. Ze zien eruit als een fluitspeler of een elfje. Soms zijn het heel klassieke zwart-witbeelden, maar er zijn ook kleurenfoto’s van cannabis. Ik voel dat ik aan het veranderen ben. Ik heb meer honger naar kleuren.
CV: In de 16mm-film To Navigate, in a Genuine Way, in the Unknown necessitates an Attitude of Daring, but Not One of Recklessness (Movements Generated from the Magical Passes of Carlos Castaneda (2009) voert een mimespeler met zijn handen magische bewegingen uit, zoals Castaneda ze beschreef. Zijn boeken bleken later geen waargebeurde verhalen. De sobere film in zwart-wit doorprikt ergens de mythe. Maar als je blijft kijken, wordt het best hypnotisch. Tegelijk zit er een droge humor in, iets absurds.
JK: Ik ben blij dat je het opmerkt, want ik vind dat er een komisch potentieel kan zijn in mijn werk. Daar hou ik van, maar ik heb graag dat het subtiel blijft. Ik denk over alle kunstenaars als charlatans. Castaneda was een charlatan, Crowley was een charlatan, kennelijk ben ik aangetrokken door de figuur van de charlatan. Misschien omwille van het idee van overtuigen, maar niet noodzakelijk bewijzen. Aan de film is ook iets overtuigends (lachje). Je bent overtuigd dat de bewegingen een betekenis hebben.
CV: Als kunstenaar ben je dus niet meer dan een charlatan?
JK: (grinnikt) Ik zou niet zeggen dat ik alleen maar een charlatan ben. Weet je, ik ben docent aan de kunstacademie in Malmö. Als ik de studenten een goede opleiding geef, ben ik geslaagd als leraar. De rol van kunstenaar is dubieuzer en gecompliceerder dan leraar zijn of dokter. Het is meer een grijze zone. Ik hou ervan dat het niet helemaal duidelijk is wat ik doe.
CV: Je kunstpraktijk omschreef je ooit als een vorm van ghost hunting. Gaat dat nog op?
JK: Ik denk van wel, tot op zekere hoogte. Ik ben gewoon geïnteresseerd in nieuwe dingen. Nu doe ik veel onderzoek naar de geheugenkunst, iets onthouden door zich kamers in te beelden met scenario’s. Het leunt dicht aan bij wat ik al doe en bij hoe we onszelf en ons levensverhaal zien. Want we herinneren ons dingen via beelden en emoties, niet via algoritmes. We hebben nieuwe manieren nodig om over onszelf te denken en hoe we onze maatschappij structureren. Het mag dan niet expliciet zijn, die agenda is er altijd in mijn kunstpraktijk. We kunnen vandaag zo veel oplossen, we zijn zo ver gekomen, en we staan zo ver van oplossingen voor belangrijke kwesties zoals het milieu of onrecht. Mijn interesse voor onderwerpen in mijn werk is een middel om grondbeginselen te vinden, die we misschien kunnen ontwikkelen om alles te herschikken en een andere fase in te gaan in ons denken over oplossingen voor waar we vandaag staan.
CV: Is het ook een zoektocht om bevrijding of misschien magie teweeg te brengen?
JK: Een denkverandering, daar zou ik al gelukkig mee zijn. Het is fascinerend dat ons denken een fysiek spoor nalaat. Meestal is de materialisatie ontnuchterend, bijna als een kater (lachje). Daar heb ik geen probleem mee. We dromen grote dingen, zoals de droom van vrijheid in Christiania, en we worden wakker in de ontnuchterende realiteit waar we alleen kleine dingen kunnen veranderen. Ik probeer werk te maken dat je niet snel verteert. Er zit weerstand in. Het gaat de ene en de andere kant uit. Er wordt iets getoond en iets niet getoond. Het openbaart zich niet echt volledig, dat is voor mij heel belangrijk. Ik denk dat ik iets vind dat analoog is aan magie. Niet hetzelfde, maar iets gelijkaardigs. Als de bezoeker een aantal van mijn fascinaties deelt, dat zou de magie ervan zijn. Het is een nogal ouderwetse kijk op kunst, maar dat is wat ik probeer. Ik was heel gefascineerd door die dingen, en ik inviteer de bezoeker om daarin mee te gaan.