Alles over kunst

Interview  HART Nr. 214

Expo

Portret van de kunstenaar als hooligan

In gesprek met Marcin Dudek
Sam  Steverlynck

Praktische info

Marcin Dudek, Slash & Burn II tot 31 juli in Harvan Levey Projects, Isidoor Teirlinckstraat 65, Brussel. Louter op afspraak. www.hl-projects.com

Het werd gepland, verschoven, uitgesteld en opnieuw ingepland maar nu is het eindelijk zover: de gloednieuwe tweede ruimte van Harlan Levey in Molenbeek is open voor het publiek. De Poolse kunstenaar Marcin Dudek mocht het nieuwe gebouw inhuldigen, net zoals hij dat eerder deed met de ruimte aan de Louizalaan in 2015. Ook nu bakent Dudek zijn territorium af en moet de maagdelijk witte white cube eraan geloven. Een autobiografische verwijzing naar zijn verleden als hooligan.

Foto Jean-Pierre Stoop

De voorgevel van de nieuwe galerie, in de Vierwindenstraat in Molenbeek, de straat waar de terrorist Salah Abdeslam werd geklist, laat niet vermoeden wat zich achter dit typisch Belgische arbeidershuisje verschuilt. Zodra je je door een gang hebt gewurmd, kom je uit in een kleine open ruimte die uitgeeft op een fraaie, gloednieuwe tentoonstellingsruimte van 250 m2 met hoge plafonds. De galerie is haast volledig ingenomen door een gigantische installatie waar je doorheen kan wandelen. Ze is gemaakt met meer dan driehonderd oude jassen die Dudek aan elkaar heeft gestikt tot een immense, doorwandelbare structuur.

Sam Steverlynck: Bomberjacks keren vaak terug in je werk. Het is een verwijzing naar de jassen die hooligans dragen. Waarom heb je voor deze installatie voor normale jassen gekozen?

Marcin Dudek: Ik wou de thematiek wat opentrekken, ze universeler maken. Het zijn ook dit soort (sport)jasjes die de jongeren hier in Molenbeek dragen. Ik wou van het autobiografische naar het universele gaan. Het zijn jasjes uit tweedehandswinkels. Ik heb ze jarenlang verzameld. Ze werden massaal in het voormalige Oostblok gedumpt, vooral vanuit Duitsland. Ik vind het interessant om te werken met verwaarloosd materiaal. Ik ben zelf opgegroeid in een verwaarloosd deel van de wereld, in de buitenwijken van Krakau. Die jassen zijn een soort metafoor, net zoals mijn statuut in deze wereld.

Courtesy Harlan Levey Projects, foto’s Damon De Backer.

SS: Maar wat heb je specifiek met die bomberjacks?

MD: In de jaren 90 waren die jasjes deel van een subcultuur. Het was een manier voor fans en supporters om samen te komen rond een gemeenschappelijke identiteit. Ik droeg die omdat ik ook probeerde deel te worden van een groep, ik wou ergens bij horen. Ik heb levendige herinneringen aan die periode. Voor mij was die jas haast een tweede huid, een reddingsboei. Normaal is zo’n jas zwart aan de buitenkant, maar wij droegen die binnenstebuiten. Dat betekende dat we klaar waren om te vechten. We provoceerden de politie. Er heerste altijd een ongelofelijke spanning in het stadion. Je zag honderden van die jasjes door het stadion bewegen. Het was zeer indrukwekkend. De eerste internationale match die ik bijwoonde was in 1993 toen Polen tegen Engeland speelde. Het was een unieke ervaring om door 60.000 mensen te worden omgeven. Als een collective body dat de hele ruimte inpalmt. De massa zien bewegen, en zoveel mensen in oranje … dat is een herinnering die me de volgende zeven jaar is bijgebleven. En mijn werk sterk heeft beïnvloed.

SS: Het is een installatie die je kan betreden. Dat doet me denken aan de eerste installatie die ik van jou heb gezien op de groepstentoonstelling Out of the Frying Pan bij Espace Uhoda in Luik in 2007.

MD: Dat is lang geleden! De installatie bestond uit een zwart schilderij dat aan een wand hing. Ik had een gat in dat schilderij gesneden en zo een tunnel gemaakt die naar de kelder leidde, als een overgangsruimte. Met dat werk wou ik de tweedimensionaliteit van schilderkunst in vraag stellen. Het was het eerste werk in een reeks van tunnelinstallaties.

SS: Het ging over een tunnelervaring maar met een totaal andere benadering dan hier?

MD: Ja, mijn werk is geëvolueerd. Ik heb er een aantal autobiografische elementen aan toegevoegd. Vanaf 2013 was ik klaar om het meer te hebben over mijn privéleven en thema’s zoals subculturen, groepsidentiteit, hooliganisme en crowdcontrol.

SS: Een ander werk rond tunnels was in de Verbeke Foundation in Kemzeke in 2014. Je maakte er een tunnel die het beklemmende gevoel opriep van loopgraven of tunnels van gevangenen …

MD: Inderdaad. Cathedral of Human Labour maakte deel uit van een reeks over ondergrondse architectuur. Ik heb de tunnel gemaakt met zestig ton hout die ik uit de Antwerpse haven heb gerecupereerd. Het heeft me meer dan zes maanden gekost om die tunnel te maken!

Courtesy Harlan Levey Projects, foto’s Damon De Backer.

SS: In die werken rond tunnels komt het idee van claustrofobie terug. Zoals in de expo die je had opgezet rond het Heizeldrama bij Harlan in 2015. Probeer je dat gevoel van beklemming, van in een tunnel te zitten of te worden opgeslorpt door een massa in een voetbalstadion, fysiek te vertalen naar de toeschouwer?

MD: Het gaat om het effect van de dominantie van de massa. Door de massa voel je je samengedrukt maar tegelijk larger than yourself. Ik ben opgegroeid in een sociale flat in Polen. Het waren plekken waar soms negen mensen samenhokten op 40 vierkante meter. Dat verklaart de notie van claustrofobie in mijn werk.

SS: Nu we het toch hebben over die expo over het Heizeldrama: toen deed je ook een performance waarin je de ingang van de galerie openbrak en je je met je geel geverfde bomberjack tegen de muren drukte en zo sporen naliet. Hier doe je iets gelijkaardigs?

MD: Voor de opening van die ruimte gebruikte ik mijn bomberjack als een spons. Ik had die beschilderd met verschillende lagen oranje verf en liet sporen na om mijn territorium af te bakenen. Het ging om het oproepen van een massa. Wat ik hier heb gedaan is anders. Deze keer heb ik gebruik gemaakt van Bengaals vuur. Het verwijst opnieuw naar voetbalstadia waar fans sfeer proberen te creëren. Ik heb een traject proberen te maken door de verschillende ruimtes met elkaar te verbinden met het spoor van die rook. Ik hou van het idee om een white cube onmiddellijk te besmeuren. Het leidt tot een conversatie.

SS: Vooral wanneer die gloednieuw is, zoals hier …

MD: De schilder was nog maar net klaar met de muur toen ik hem zei wat ik van plan was en dat we hem opnieuw nodig zouden hebben om het te overschilderen. Maar hij leek het wel leuk te vinden. Toen ik die performance uitvoerde, waren de toeschouwers volledig opgeladen. Het voelde als een bevrijding.

SS: Wat ik ook zo fascinerend vind aan je performances: you’re in a league of your own. Je hebt gebroken met het milieu van hooliganisme, maar lijkt nu een ploeg op jezelf, een eigen beweging?

MD: Het komt van het idee: hoe kan ik al die herinneringen en ervaringen in de massa vertalen naar één enkel lichaam. Het was interessant om haast een emotionele bubbel te creëren, gecondenseerd in één lichaam waarin ik de massa en haar gedrag probeer na te bootsen. Het is niet evident om ruimte te creëren met één lichaam. Het is moeilijk, want je hebt meer macht in groep. Het is haast zoals de positionering van de kunstenaar die alleen werkt in zijn studio. Er is een groot verschil tussen deel zijn van de massa als supporter en alleen in je studio geconfronteerd worden met je werk.
Ik vraag geen andere mensen om voor mij te performen. Ik wil de volledige verantwoordelijkheid. Ik heb verleden jaar in Boekarest geprobeerd om te werken met een performer. Maar het verliep niet echt zoals ik had gehoopt.

SS: Kan je iets meer zeggen over deze drie werken op canvas waarin de vorm van een bomberjack terugkeert?

Courtesy Harlan Levey Projects, foto’s Damon De Backer.

MD: Deze reeks heet Passage. Het zijn drie werken op groot formaat die telkens een ander verhaal vertellen. Op het eerste zie je drie vormen van zo’n jas, haast gestapeld als een totem. Het werk drukt het idee uit van het escaleren van lichaam en geest. Waar het hoofd zit, heb ik het beeld gebruikt van een flashlight in een stadion. Het is haast een monument voor een supporter. Ik ben ervoor in mijn archief gedoken. Ik heb gewerkt met medische tape die sporters gebruiken om hun wonden te omwikkelen. Het is een soort katoen dat ik verf, snij en aan de drager toevoeg. Het is een heel lang proces. Als je dichterbij komt, zie je heel veel details uit mijn archief die ik heb toegepast op het oppervlak van de jas. De jas is haast een archief dat alle herinneringen en emoties bevat. Ik gebruik die foto’s ook als confrontatie, om het geheugen te stimuleren, als een herinnering aan een specifiek moment. Ik gebruik altijd foto’s van events waar ik zelf bij was. Hier was ik aan het lopen en werd ik achternagezeten door politie, hier zie je een bendeleider die zijn achterwerk toont. Het is de klassieke manier om je disrespect te tonen aan de supporters van het andere team of de politie. Het maakt deel uit van hun taal.

In de tweede versie zie je twee contouren van de jas die duidelijker zijn. Deze jas bevindt zich in transformatie, hij gaat van zwart naar oranje en is binnenstebuiten gekeerd. Het oranje is zoals het materiaal van de lichamen, het overstijgt de lichamelijkheid.

Het gaat over het ervaren van het elevated body wanneer je je in groepsgeweld bevindt. Ik hou van het idee van een explosie van energie, zoals bij rook. Ik heb dit stuk dan ook in brand gestoken. Je kan ook verschillende emblemen herkennen van andere clubs die ik hier heb samengebracht. Het is haast zoals een leren jas van een rocker met allerlei badges.

Het laatste werk is een compressie van de vorige twee. Het gaat over het worstelen met herinneringen. Ik heb het boek Analysing Memory gelezen en was geïnteresseerd in traumatische herinneringen en hoe het brein die verwerkt. Ik ging in op het idee van herinneringen uitwissen en ze overschrijven. Elementen uit het verleden wissen en er een nieuwe narratief op bouwen.

SS: Enerzijds vond je bij die hooligans een vorm van community, anderzijds gaat het natuurlijk wel om toxic masculinity.

Courtesy Harlan Levey Projects, foto’s Damon De Backer.

MD: Het zijn jonge mensen in een kwetsbare positie die op zoek zijn naar een plek. We groeiden op in de jaren negentig in een periode van transitie, in een klimaat van armoede. Rond mijn twaalfde/dertiende raakte ik betrokken bij hun activiteiten, we gingen vaak op stap. Geleidelijk aan werd ik steeds meer betrokken. Rond 1997/98 begon het uit de hand te lopen en begaf ik me in de buurt van criminele activiteiten. Het was een turbulente periode in mijn leven. We waren allemaal verbonden, het stadion was de ontmoetingsplek voor alle groepen uit verschillende sociale klassen. Het bracht een vorm van veiligheid. Maar uiteraard moesten we er wel een grote prijs voor betalen. We leefden altijd met het gevoel dat we elk moment konden worden gearresteerd.

SS: Kan je iets meer vertellen over de transformatieve kracht van kunst? Soms maak je het werk zelf, soms gebruik je readymades. Zo toonde je in september bij Harlan DIY fitnessapparaten in de kelder van de sociale flat waar je woonde die door bewoners in elkaar werden gestoken met geïmproviseerde elementen?

MD: Ik ben wantrouwig ten opzichte van de homogeniteit van nieuw materiaal. Het mist elementen van de geschiedenis, maar is ook anti-readymade. Het verwijst naar een economische strijd, omdat we ons geen nieuw materiaal konden veroorloven. Daarom vond ik een eigen wereld uit die ik zelf in elkaar knutselde met restmateriaal, een beetje zoals men in Cuba doet. Ik ben geobsedeerd door recycleren. Verschillende elementen in mijn werk keren dan ook steeds terug. De gymzaal is altijd in mijn hoofd gebleven. Dat fitnesstoestel ben ik in Polen gaan oppikken uit de kelder. Het is een replica op schaal 1:1. Hetzelfde geldt voor deze installatie. Het materiaal vertoont sporen van gebruik. En dat is belangrijk voor mij.