De Nederlandse kunstenaar Jacqueline de Jong is een weerspannig icoon uit de revolutionaire jaren zestig, en dat is meer en meer geweten. Ze was in Parijs een prominent lid van de Situationistische Internationale. Na haar expulsie door SI-voorman Guy Debord realiseerde ze het legendarische tijdschrift The Situationist Times en daarna posters voor mei '68. The Ultimate Kiss in het Brusselse kunstencentrum WIELS, haar eerste overzichtstentoonstelling in België, zoomt in op haar oeuvre. Het gaat van onstuimige Accidental Paintings tot het recente lockdown-schilderij Tureluurs dat een reeks over vluchtelingen inluidt. Dikwijls wervelen geweld, seks en humor door elkaar. Wat een dynamiek.
Een scherpe selectie van een vijftigtal schilderijen, enkele objecten, grafisch werk en twee tafelvitrines met het pionierende tijdschrift The Situationist Times, boeken en ook briefjes die Jacqueline de Jong en Asger Jorn uitwisselden toen ze tien jaar geliefden waren: zo ontrolt zich een energieke kunstpraktijk van zestig jaar. Het overzicht had vorig jaar moeten openen, maar werd door de lockdown uitgesteld. Jacqueline de Jong (1939, Enschede) niet alleen in de schijnwerpers zetten als historisch fenomeen, dat was altijd de bedoeling. Nu wordt haar werk nog meer in de eigentijdse context geplaatst omdat de twee andere etages zijn ingepalmd door Regenerate, een groepsexpo van twintig jongere kunstenaars over vandaag en hoe kunst de maatschappij kan revitaliseren.
WIELS pakt het slim aan om het oeuvre van Jacqueline de Jong een hedendaagse boost te geven. Je krijgt ook niet het gevoel dat het heeft te maken met het hoge tempo waarin oudere vrouwelijke kunstenaars de laatste jaren worden opgevist, zodat het wat trendy wordt. Nee, het is een oeuvre dat ertoe doet. Zowel in de kunstgeschiedenis als in deze tijd. Het blijkt uit de tentoonstelling en het boek, de meest uitgebreide monografie tot nu toe (Mercatorfonds, 2021). Allebei met de titel The Ulmitate Kiss, ontleend aan een schilderij uit 2012: een roze mannenfiguur met een groteske rode tong die op het punt staat een grijzige skeletfiguur te kussen met op de achtergrond een zwart landschap met dieren. Het lijkt een kus die leven inblaast. De bezoekerstekst interpreteert het als ‘een ultieme metafoor van de energie van de kunst en haar vermogen tot transformatie’. Een gretige of gewelddadige kus? Je weet het niet goed.
Springlevend
‘Het meest essentiële in mijn werk is om niet één enkele interpretatie te bekrachtigen, om contradictorisch te blijven en vrij van geest’, zegt De Jong in het catalogusboek. Ze loopt mee met de persrondleiding, ze fotografeert stilletjes hoe we staan te kijken en op de vraag van curator Devrim Bayar om iets te vertellen bij haar werk antwoordt ze twinkelend: ‘J’aime pas expliquer.’ Ze is een tengere dame in een vuurrode jurk en om de hals één van haar Pommes de Jong (2007-2020). Dat zijn grillige zilveren of gouden sieraden van gedroogde aardappelen met uitlopers, gekweekt in de tuin van haar huis in Frankrijk. Een tweede woonst, vroeger aangeschaft met haar in 2009 overleden man Tom Weyland.
Haar vurigheid en haar engagement is ze niet kwijtgespeeld. Het recentste schilderij in de expositie is Tureluurs, in 2020 gemaakt tijdens de eerste lockdown. Aan de ene kant een verwrongen figuur met wat prikkeldraad, aan de andere kant een grotere figuur en centraal een ingeklemde zwart-witfiguur in een kubusvorm. Zijzelf misschien, hoewel ze er altijd op hamert dat haar werk niet autobiografisch is. Dat hok is de pas geïnstalleerde lift in haar huis in Amsterdam, die in haar werk sloop. Het schilderij is de aftrap van de reeks Border Line (2020-2021). Over de vluchtelingencrisis, gebaseerd op mediabeelden van overvolle boten, Venezolaanse vluchtelingen in Colombia, het kamp Moria op het Griekse eiland Lesbos met mensen uit conflictgebieden als Syrië. ‘De onzichtbaren in de maatschappij’, verklaart ze in de catalogus. De schilderijen zijn erin afgebeeld, evenals de oorlogsreeksen Megaliths (Gulf War) (1991) en War 1914-1918 (2013-2014) die vorig jaar bij Rodolphe Janssen Gallery in Brussel te zien waren.
Omdat protesten oplaaien van onder meer Black Lives Matter en MeToo is het volgens WIELS het juiste moment voor het overzicht van Jacqueline de Jong, die nog steeds op de barricades staat. Heeft ze iets met die protestbewegingen? ‘Nee, daar erger ik mij aan’, antwoordt ze direct. ‘Je kan niet zeggen dat Black Lives Matter of MeToo onbelangrijk zijn, helemaal niet, maar het is de manier waarop. Het is nogal gevaarlijk, want het zijn dogma’s aan het worden. Vrijheid van meningsuiting houdt in dat er geen dogma’s mogen zijn. Niet in de beeldende kunst en niet in het dagelijkse leven. Mijn werk gaat niet altijd over de actualiteit. Naast het schilderij over het drama van de vluchtelingen hangen ‘aardappelwerken’.’ Het zijn twee Potato Blues-schilderijen uit 2017 en 2018, heel mixed media met zwart-witfoto's van verschrompelde kiemende aardappelen die een soort wezentjes worden.
Tegencultuur
Schilderen met waterverf deed Jacqueline de Jong al als kind, behoorlijk dwars zelfs. In het boek staat in de biografie een fotootje van Zelfportret als Papoea uit 1949. Ze was toen twee jaar terug in Nederland na de vlucht naar Zwitserland met haar moeder. Haar ouders werden na de oorlog verzamelaars van hedendaagse kunst. Zelf volgde ze in 1957 toneellessen in Parijs en daarna in Londen. Vervolgens werkte ze van 1958 tot 1960 als medewerker toegepaste kunst in het Stedelijk Museum in Amsterdam onder directeur Willem Sandberg. Toen ze schilderkunst wou volgen aan de Rijksakademie kreeg ze haar dossier ongeopend terug omdat ze een job had in het ‘rode’ Stedelijk. In feite is ze autodidact. Maar ze was omringd door toonaangevende kunstenaars, en wat later leerde ze in Parijs grafiek in het befaamde Atelier 17 van S.W. Hayter.
In 1959 werd Asger Jorn verliefd op haar en zij op hem. De Deense Cobrakunstenaar, 25 jaar ouder, was medeoprichter van de artistiek-politieke beweging Situationistische Internationale (1957-1972). In het Stedelijk maakte De Jong kennis met SI-frontman Guy Debord en SI-lid Constant. De Nederlanders werden in 1960 uit de beweging geschopt, en De Jong kreeg een brief van Debord: ‘La Hollande est à vous’. Ze verhuisde naar Parijs en keerde eind 1970 terug naar Amsterdam waar ze huwde met galeriehouder Hans Brinkman.
De wereld veranderen, daar zette ze zich voor in. De revolutionaire situationisten wilden de maatschappij hervormen door ontregelende situaties te creëren. De situationistische strategie van de ‘dérive’, intentieloos dwalen, is eigenlijk nooit uit haar kunst verdwenen. In 1962 gooide Debord alle kunstenaars uit de groep omdat kunst maken, luxewaar, niet strookte met zijn opvatting over revolutie. Prompt startte De Jong, een prille twintiger toen, met haar eerder geopperde idee: het Engelstalige transdisciplinaire tijdschrift The Situationist Times (1962-1967). Avant-gardistisch, pre-punk en uitdrukkelijk zonder copyright. Heel invloedrijk is de editie over het labyrint. Het tweede nummer, de ‘Belgische editie’, is gemaakt na een roadtrip door België met kunstenaar-fotograaf Serge Vandercam. Er verschenen zes nummers. Het zevende nummer over flipperkasten werd uiteindelijk niet gerealiseerd.
Vrijgevochten
In het Parijs van de jaren zestig bewoog Jacqueline de Jong zich ook tussen kunstenaars als Robert Filliou van Fluxus, Daniel Spoerri en Pol Bury. Haar actieradius was breed. Ze organiseerde happenings, en ze had zich op de schilderkunst gestort. Vroege werken uit 1961 zijn informeel, maar er lijken wezentjes of monstertjes te verschijnen zoals bij Jorn of Alechinsky. Een paar jaar later zijn de woelige reeksen Accidental Paintings en Suicide Paintings helemaal Jacqueline de Jong. De brutale figuratie met exuberante figuren, penissen, blote borsten is een clash van geweld, erotiek, humor en ironie. Playboy I met een autocrash, een schilderij uit 1964, hing hetzelfde jaar in een groepsexpo in Verviers tussen werk van Filliou, Arman en Manzoni. De aanleiding voor deze reeksen was een hondje dat ze zag overreden worden en een man die ze uit een raam zag vallen. Ze haalt iets uit het dagelijks leven en maakt er een soort allegorie van, dat gebeurt bijna altijd in haar kunst.
Popart, post-Cobra, bad painting, neo-expressionisme, realisme, creaturen met een vleugje Bosch of de donkerte van Goya: Jacqueline de Jong laat zich geen etiket opplakken. De frisse reeks Private Life of Cosmonauts (1966-1967) verbindt de exploratie van de ruimte met de exploratie van seksuele bevrijding. Even fris zijn erotische schilderijen als Grietjes ontstoken tandvlees (1968). Van die collageachtige montages waarin van alles tegelijk aan de hand is, het is iets dat terugkomt. Maar niet altijd. Billiards (1976-1978) zijn redelijk realistisch geschilderde biljarttafels met een vervormd perspectief, dikwijls met spelers, soms bijna abstract, en ook langgerekte schilderijen van een rechtopstaande keu. Fijntjes wordt scherpgesteld op de seksuele geladenheid van het mannenspel met termen als ‘queue’, ‘stoten’ en ‘masseren’.
Sport en spel, ongelukken, zelfmoorden, de dagboekachtige kofferdiptieken Cronique d’Amsterdam (1970-1973), moorden (Série noir, 1980-1982), een loshangend schilderij op zeildoek (1992) en zopas een reeks over het drama van vluchtelingen: er spat vrijheid vanaf en een persoonlijk engagement. De Jong staat tegenwoordig eveneens bekend als feminist, en dat is ze als mens, maar ze is en was als kunstenaar nooit bezig met feministische kunst.
‘Ik hou van gevaar. Daarom is mijn werk warm, vurig en levendig.’ De Jong zei het in 2003 in het artikel dat The Guardian publiceerde over haar overzichtstentoonstelling in het Cobra Museum in Amstelveen. Geëxposeerd heeft ze altijd, maar de internationale aandacht schoot pas echt de hoogte in toen haar archief in 2012 werd aangekocht door de Beinecke Library van de Yale University. Een solo bij Boo-Hooray in New York gaf het tijdschrift The Situationist Times nog meer een cultstatus. De laatste jaren wordt haar werk verdedigd door jonge galeries als Dürst Britt & Mayhew in Den Haag en Pippy Houldsworth in Londen. In 2018 was er een overzicht in Les Abattoirs in Toulouse, in 2019 de Franse oeuvreprijs AWARE en het overzicht Pinball Wizard in het Stedelijk Museum, en nu The Ultimate Kiss in WIELS, die later reist naar MOSTYN in Wales en Kunstmuseum Ravensburg. Een oprukkend oeuvre, waar je niet omheen kan.