Op 6 september jl. opende het Bruges Art Institute - de jongste incarnatie van Jan De Cock’s droom om in de kunstopleiding het meester-leerling model te doen herleven. Het instituut is gevestigd in een historisch pand aan de Spinolarei. Er is werk te bekijken van beeldhouwer De Cock, maar ook schilderijen waaraan hij en landschapsschilder Jean-Marie Bytebier hebben samengewerkt. Bytebier en Jan De Cock schilderen, naast hun eigen werk, namelijk sinds enige tijd ook samen, op hetzelfde doek.
Er is nauwelijks een vreemder duo van kunstenaars te bedenken dan de flamboyante Jan De Cock, bekend als maker van sculpturen en installaties, en de bedachtzame landschapsschilder Jean-Marie Bytebier. Ze lijken water en vuur qua temperament én qua artistieke insteek. En toch slagen zij erin om samen te werken. In de inkom- en traphal van het instituut is er werk van hen te bekijken en de, misschien beste, werken zijn te bekijken op de eerste en tweede verdieping, temidden de planken en tafels vol kunstboeken, tijdschriften, werken en studies voor werken waarmee het grote kunstenaarsatelier volgestouwd werd.
Samen schilderen is een oude praktijk - de jonge Rubens en oude Jan Breugel hebben nog samen werk gemaakt - die echter haaks staat op het individualisme en de afgunst in de kunstwereld van vandaag. Hoewel, beklemtoont Jan De Cock, kunstenaars in feite àltijd ‘samenwerken’ via het imiteren van of zich afzetten tegen hun grote voorbeelden of tegenpolen. Al gebeurt dat natuurlijk zelden of nooit op hetzelfde doek, zoals hier.
Jean-Marie Bytebier vertelt dat hij en Jan De Cock kennis maakten tijdens een tentoonstelling in het museum van Elsene en hoe het klikte tussen beide. “Wij hebben allebei een voorliefde voor film en ook onze manier van kijken is parallel. Het enige waar wij sterk in verschillen is ons persoonlijk karakter en de wijze waarop wij met ons werk omgaan”, vertelt Bytebier. Jan heeft mij later opgebeld met de vraag: “ik zou graag leren schilderen, zie je het zitten om samen te werken.” Ik heb er lang over nagedacht, omdat ik weet dat Jan een grote loyaliteit maar ook een grote persoonlijkheid heeft. Hij heeft mij toen uitgenodigd naar Ivrea in de Valle d’Aoste. Daar keken wij op tegen de hoge Alpen.”
Roze radicaliteit
Een doek in de inkomhal getuigt van hun verblijf in Ivrea waar ze zijn beginnen samenschilderen: een sobere geschilderde achtergrond van Bytebier toont de pieken van de Alpen. Ze worden opgelicht door fell roze accenten aangebracht door Jan De Cock die in het midden van het doek samenkomen in een bundel van een fel roze kleur.
“Ik schrok er even van, geeft Bytebier toe, het werk heeft een bepaalde radicaliteit. Maar ik heb in de Alpen inderdaad weiden met dat soort fel roze of paarse kleur bloemen gezien. - Wij hebben vervolgens veel gecorrespondeerd, thema’s uitgewisseld, lange avonden samengezeten over de vraag hoe wij dat ideële landschap samen in beeld zouden brengen. En hoe dat zich tegenover ons beider oeuvre zou verhouden. Want het is niet mijn of Jans werk, het is ons werk. Het moeilijke was om zo te schilderen dat er geen elementen in zaten die mij deden zeggen: nu is het van mij. Jan heeft zijn deel ingevuld door storende elementen in te brengen, of een tweede laag aan te brengen zonder dat het landschap daarbij decor werd. Vaak heb ik achteraf het doek nog opgeschilderd. De vraag was telkens: wat heeft het werk nodig om een soort van crisis te veroorzaken bij de kijker, in positieve zin dan. Dat is het ideale landschap: waar de kijker zich vragen bij stelt, en niet ziet, niet doorheeft waar hij naar aan het kijken is.”
Twee of drie
“De ontmoeting heeft bij allebei, in ons eigen oeuvre, iets teweeg gebracht”, vertelt Bytebier. “De kern ligt voor mij in de vrijheid die wij namen, de vrijheid om samen te willen werken. “
De Cock: “Wat voor mij zeer belangrijk is aan deze samenwerking is dat ik zeer erg geïnteresseerd ben om de dingen naast mekaar te plaatsen, om een continuïteit te genereren. In plaats van vormen zich te laten ontwikkelen in de ruimte, moest ik nu lagen op elkaar plaatsen. Dat was nieuw voor mij. Niet toevallig ben ik ook in mijn sculpturen meer en meer de materie aan het plooien en aan het evolueren naar een soort bas-reliëf.
Bytebier: “Ik daarentegen ben een ‘op elkaar’-kunstenaar die ervan droomt om schilderijen naast mekaar te plaatsen. Hoe zet je werken naast mekaar zodat ze elkaar beïnvloeden en versterken? Ik hang vast aan het twee-dimensionale maar droom van het inzetten van het drie-dimensionale van een werk. Terwijl het bij Jan juist het omgekeerde is. Maar wat wij gemeen hebben en wat ons ook samen heeft gebracht, is het verlangen: hij om het twee-dimensionale op te zoeken, ik het drie-dimensionale.”