In het werk van Jasmine Thomas-Girvan en Iris Kensmil worden de fragiele lagen van de tijd blootgelegd, gekenmerkt door kolonialisme en racisme. Op de tweede verdieping van Kunstinstituut Melly in Rotterdam lopen twee solotentoonstellingen van beide kunstenaars. Andrea Koll hoort hoe de stemmen van geportretteerde zwarte muzikanten in dialoog gaan met de portretten van een nieuwe generatie zwarte kunstenaars, schrijvers en activisten in Nederland.
In de tentoonstelling Bathed in Sacred Fire van Jasmine Thomas-Girvan (1961), zijn een koloniaal verleden, activistisch heden en hoopvolle toekomst secuur verwoven en met elkaar in dialoog. Als hoofdpersoon staat een glazen sculptuur op een overdadig opgedekte tafel in een bloedrode ruimte. Het menselijk figuur in glas buigt met open over zichzelf heen en kijkt, samen met ons, naar een gelaagde klokvorm vanaf diens middel. Ik zie dwars door de eerste dikke laag glas een fragiele, netvormige laag met in de kern een mat, ondoordringbaar steenvormige glazen vorm.
Het werk Dreaming Backwards (2016-2019) roept ons volgens de tentoonstellingstekst op om te kijken naar al die lagen in de sociale, historische en culturele realiteit van slavernij en een koloniale geschiedenis. Het fijne kristal, zilverwerk en delicaat beschilderde porselein waarmee de tafel is gedekt is gevuld, bedekt en gebroken met zwarte lichaamsdelen. De westerse rijkdom van blinkend zilver op de zwarte tafel wordt gecontrasteerd door de heldere kleuren van tropische bladeren die als een tafelloper over het middenstuk van de tafel liggen. Te midden van die geschiedenis van toe-eigening en koloniale vernieling, ligt de groeiende natuur die de zwarte mensfiguur al kijkend naar zichzelf, en volledig zichtbaar in het glas, boven de tafel uit tilt.
Thomas-Girvan groeide op in de stadse omgeving van Kingston, Jamaica, waar ze via haar ouderlijke tuin de stedelijke wereld kon verlaten voor een weelderig stuk natuur. Op dit moment leeft ze in Trinidad en Tobago waar ze zich nog steeds begeeft in die onuitputtelijk zone van ontdekking. Thomas-Girvan werkt met de traditionele, natuurlijke materialen zoals kalebassen, palmbladeren en veren, die ze in deze Caribische omgeving vindt.
Ze combineert de rijke traditionele materialen met elementen uit haar achtergrond als juweelontwerper. In haar werk gebruikt Thomas-Girvan nuance en schoonheid als instrumenten om de lagen van de collectieve geschiedenis van het Caribische archipelago, de Afrikaanse diaspora en een grotere Afrikaanse geschiedenis te onderzoeken en zichtbaar te maken. Met die zorgvuldige instrumenten vormt ze het metaal, brons, glas en zilver naar fijn lijnwerk of volle figuren in haar assemblages en sculpturen. De gedetailleerde kunstwerken vullen de ruimte met de liefdevolle dialoog die de kunstenaar in secure handbewegingen aangaat met het pijnlijke Caribische verleden. Zo schept Thomas-Girvan, met haar aandacht voor de gelaagdheid van de pijnplekken uit het verleden, een hoopvolle ruimte in de toekomst.
De tentoonstelling is de eerste solotentoonstelling van de kunstenaar in Europa, en vormt tevens de eerste in een programmaserie Solo Duets als onderdeel van Gatherings and Passages, een nieuwe meerjarige samenwerking van Melly met Sour Grass in Barbados. In deze samenwerking staat de hedendaagse Caribische kunst en cultuur centraal, met extra aandacht voor de koloniale geschiedenis en post-kolonialiteit. Er is in deze tentoonstelling, net als bij de geschreven poëzie op de muren, tussen de vaste vormen een dimensie die lijfelijk voelbaar is maar onzichtbaar blijft.
Op dezelfde vloer bij Kunstinstituut Melly loopt gelijktijdig de solotentoonstelling Some of my Souls van Iris Kensmil (Nederland, 1970), die Nederland in 2019 samen met Remy Jungerman vertegenwoordigde tijdens de Biënnale van Venetië. In een combinatie van oudere werken vanaf 2007 en nieuw werk wordt ook in deze tentoonstelling een hoopvol beeld geschetst van de toekomst die zijn verdieping vindt in het verleden.
Kensmil is bekend van haar portretten waarin ze de ervaring, het activisme en het intellectuele werk van zwarte mensen in de westerse wereld onderzoekt. In de intens zwart- en glanzend witgeschilderde ruimte kan ik in een zitzak de 48 zwart-wit portretten bekijken van muzikanten terwijl we luisteren naar hun muziek. We the people who are darker than blue (2011-heden) ontleent zijn titel aan Curtis Mayfield, één van de geportretteerde kunstenaars. De muziek van deze zwarte muzikanten is niet enkel entertainment, ‘ze draagt de getuigenissen van de zwarte ervaring’, aldus Kensmil.
‘It’s been a long, a long time coming, but I know a change is gonna come, oh yes it will’, zingt Sam Cooke terwijl ik verderloop naar het volgende deel van de tentoonstelling. Daar wordt de nieuwe portretserie van tot nu toe zes grote schilderijen in olieverf gepresenteerd. De portretten van vrouwen eisen hier de aandacht in de gedempte kleuren, grootsheid en het voor Kensmil tekenende sterke contrast. Zaïre, Grâce, Lisette, Naomie, Munganyende en Lakiesha werden door Kensmil gekozen omdat ieder van hun door kunst, schrijven of activisme in Nederland een ruimte creëert waarin kritisch gekeken wordt naar de opgelegde geschiedenis, en antiracisme wordt bevorderd.
Er zijn oneindig veel sporen van het koloniaal en racistisch verleden die zichtbaar en onzichtbaar doorwerken in de kunstwerken van Kensmil en Thomas-Girvan. Kensmils werk toont de gezichten van toen, nu en later, en laat daarmee vertrouwen zien in de nieuwe verhalen met hun sterke wortels in een vaak onderkend intellectueel verleden. De kunstwerken van Thomas-Girvan ontroeren me, door het verdriet en de pijn uit het verleden in het heden en de toekomst een prachtig thuis te geven. Bij beide kunstenaars zijn het deze nieuwe verhalen waarmee ik, met de galmende muziek van het verleden, de tweede verdieping verlaat.