Na een rustpunt in januari waarin de opbouw van de expo werd aangepast en het inhouse radiostation Studio K diverse spelers uit de kunstwereld aan bod liet, ging in februari It never ends II open, het tweede deel van de tentoonstelling waarmee John Armleder gedurende acht maanden KANAL - Centre Pompidou inpalmt. Met een nieuwe reeks tentoonstellingen-binnen de tentoonstelling, installaties en een aangepaste filmselectie zet Armleder - in samenwerking met een aantal partners in crime - zijn ambitieuze plan verder om van KANAL een werkplek te maken die quasi wekelijks verandert.
De komst en opening van KANAL - Centre Pompidou, het bijhuis van het Parijse museum in Brussel, ging niet zonder slag of stoot. De organisatoren kregen bakken kritiek over zich heen, het voorstel werd weggezet als een megalomaan politiek project, een peperdure nieuwe mastodont die te weinig voeling zou hebben met het Brusselse veld en waar men van uitging dat die alleen blockbusters zou programmeren. Die kritiek lijkt de directie verder te hebben gestuwd in hun reflectie over museumwerking en welke rol KANAL daarbij kan vervullen binnen het stedelijk weefsel. De keuze om de Zwitserse kunstenaar John Armleder (1948) gedurende acht maanden carte blanche te geven was een intelligente zet om die kritiek inhoudelijk en conceptueel te pareren. Afgaande op zijn leeftijd had Armleder gemakkelijk kunnen kiezen voor een retrospectieve - gezien de beschikbare tentoonstellingsruimte van 6000 m2 zou het ongetwijfeld zijn grootste zijn tot op heden. Maar Armleder zou Armleder niet zijn mocht hij braaf doen wat van hem werd verwacht. Hij zag de uitnodiging als de perfecte kans om – zoals hij gedurende haast een halve eeuw doet – de codes en conventies van de kunstwereld in vraag te stellen. Armleder heeft niet veel op van statische, klassieke tentoonstellingen en droomde van een expo die quasi wekelijks zou veranderen. Hij ziet de expo dan ook als een platform voor samenwerkingen met kunstenaars en muzikanten die tijdens zijn lange carrière zijn pad hebben gekruist, maar evengoed voor jong talent uit Brussel en omstreken.
De expo is opgebouwd uit twee delen (september – december / februari – april) die op hun beurt zijn onderverdeeld in verschillende luiken, met performances, concerten en live events om de expo te activeren – waarvan sommige gezien de coronamaatregelen jammer genoeg niet konden doorgaan. Januari moest een rustpunt worden waarbij delen van de expo werden heropgebouwd en een state of the arts moest plaatsvinden met debatten over institutionalisering, Brussel en de rol die KANAL kan vervullen in dit hele verhaal. Ook dat is niet live kunnen doorgaan, maar heeft men handig weten op te vangen door Studio K – een radiostation dat live uitzendt vanuit het gelijkvloers. De studio is ondergebracht aan de loketten aan de ingang, die door de in Brussel woonachtige Zwitserse kunstenaar/designer Stéphane Barbier Bouvet werden ontworpen met recuperatiemateriaal van de voormalige Citroëngarage, net zoals hij heeft gedaan met het cafetaria – een reconstructie van de brasserie in Genève waar Armleder elke dag zijn koffie komt drinken. Een grote constructie van stellingen – een handelsmerk van Armleder – verbindt het gelijkvloers met de eerste verdieping. De constructie is kenmerkend voor zijn werkwijze: ze is moduleerbaar, lijkt chaotisch, maar zit wel degelijk goed in elkaar, met op elk niveau diverse attributen die een geheel vormen van contrasten: zowaar een verdoken programmaverklaring. Bovenaan de trappen verwelkomt It never ends (FS) de bezoeker, een soort mash-up van twee verschillende reeksen. Voor de schilderijen combineert hij de meest uiteenlopende soorten verf en andere chemische producten, wat zorgt voor bijzondere reacties. Door voor elk schilderij een stoel te plaatsen, transformeert hij de reeks naar zijn zogenaamde Furniture Sculptures, schilderijen met bijhorende meubelstukken - zowaar een sneer naar de manier hoe kunst vaak wordt ingezet ter decoratie van bourgeois interieurs. Ook dit is kenmerkend voor Armleder en hoe hij (ouder) werk herneemt in nieuwe constellaties. It never ends indeed.
Wat verderop zit een bibliotheek van CIVA, een tijdelijke drukkerij waar je ook workshops kan volgen en een gratis co-working ruimte. Het is – net zoals zijn oorspronkelijke idee om op het gelijkvloers een bakkerij onder te brengen aangezien daar in de buurt een gebrek aan is - een manier om leven te brengen in de brouwerij en te verhinderen dat een museum te veel op een mausoleum gaat lijken. Alleen jammer dat het geheel een nogal rommelige indruk maakt, waardoor de weliswaar functionerende openbare voorzieningen wat van hun geloofwaardigheid verliezen. Het traject van de ingang tot aan deze ruimtes, de zogenaamde publieke ruimte, is overigens gratis toegankelijk, wat de laagdrempeligheid moet garanderen alsook de functie van museum als ontmoetingsplek of laboratorium voor ideeën.
Expo binnen de expo
Naast een aantal vaste elementen die onveranderd blijven tijdens de hele expo voorziet Armleder ook verschillende tijdelijke tentoonstellingen-binnen de tentoonstelling. Knap is bijvoorbeeld de museale – maar vrij beperkte – expo met Fluxus doosjes, nu te zien in de afgesloten box waar tijdens deel 1 None of the Above, 2004-2020 plaatsvond. Dat was een heractivering van een expo die hij in 2004 in New York organiseerde met werk van een vijftigtal kunstenaars op postzegelformaat. Armleder trad naast zijn rol van kunstenaar, uitgever, galeriehouder wel vaker op als curator – wat in de jaren tachtig nog vrij ongebruikelijk was. Bovendien liet hij zich opmerken door een meer speelse en experimentele benadering. Het past binnen het gedachtegoed van Fluxus, de internationale kunststroming die de grens tussen leven en kunst wou vervagen en kunst meer toegankelijk maken. Dat blijkt ook uit de zogenaamde Flux boxes waarvan Armleder hier een vijftiental toont. Elke box fungeert haast als een mini-tentoonstelling, waarbij een kunstenaar een doos kan samenstellen en zo per post de wereld laten rondreizen. En daar zitten een aantal kunsthistorische pareltjes tussen. Zoals het kaartspel van George Maciunas uit 1967, met telkens dezelfde kaart. Of de box van Robert Filliou. Op de buitenkant hangt de sticker: ‘Thank God for modern weapons’. Erin zit dan weer een kassei met het opschrift: ‘We don’t throw stones at each other anymore’. Een verdieping hoger zit een andere white cube die speciaal werd ontworpen om te voldoen aan de klimatologische en museologische voorschriften, wat in de rest van het gebouw niet het geval is. Daar krijgt Christian Marclay, een vriend van Armleder, een mini-solotentoonstelling waarvoor twee verwante reeksen worden samengebracht. Marclay werd wereldberoemd met The Clock, een geniale video-compilatie van 24 uur met beelden uit honderden films waarop telkens een uurwerk of klok te zien is, waardoor het aangegeven tijdstip steeds real time overeenkomt. In KANAL krijgt Marclays onuitputtelijke collage- en montagedrift een andere maar enigszins vergelijkbare uitdrukking. Musical Chairs is een woordspeling waarvoor hij een reeks stoelen samenbrengt met bekleding waarop steeds een afbeelding van notenbalken is te zien. Ephemera vertrekt van een gelijkaardig principe. Het is een compilatie van muzieknoten op bankbiljetjes, verjaardagskaarten, pralines … die glashelder zijn afgedrukt – waardoor ze haast een trompe l’oeil lijken – en naar verluidt effectief kunnen gespeeld worden als een compositie. Wanneer je de ruimte verlaat en weer een flink stuk moet afleggen, af en toe een kunstwerk of installatie tegenkomend, besef je nog maar eens hoe gigantisch – en moeilijk ! - de ruimte is waardoor de expo’s vaak versnipperd overkomen – een euvel waar vooral de expo tijdens KANAL Brut onder leidde. Dat geldt hier in enigszins mindere mate gezien er bij Armleder toch een overkoepelend narratief is dat alsnog de boel wat probeert samen te houden.
De installatie Quicksand fungeert daarbij haast als een metafoor voor deze expo: op meterslange metalen rekken – uit de voormalige Citroëngarage - zijn diverse objecten uitgestald die vaak terugkeren in Armleders praktijk en in deze expo: kerstslingers – zie de verdieping met ondersteboven opgehangen kerstbomen – verlichting, planten, mislukte schilderijen die hij toch nog niet wil weggooien, enz. Het werk - dat overigens werd aangekocht voor de permanente collectie van KANAL - fungeert haast op metaforische wijze als een maquette van deze expo met haar verschillende verdiepingen, die op haar beurt de uitbreiding is van Armleders studio – bekend is dat Armleder doorgaans niet werkt in zijn studio maar de plek waar hij tentoonstelt gebruikt als tijdelijk atelier. Met de installatie stelt hij ook vragen als: wordt een object in het depot/ archief een kunstwerk van zodra het in een tentoonstellingsruimte staat? Wat maakt een kunstwerk tot een kunstwerk, een expo tot een expo? Het zijn vragen die Armleder ook hier opnieuw probeert te stellen. Maar de energie van de studiopraktijk vertalen naar een institutionele ruimte leidt vaak tot een proces van verstening. Men kan nieuwe sculpturen of tentoonstellingen blijven toevoegen of injecteren – zo is er ook nog een solo gepland van de onlangs overleden Genesis P-Orridge, met wie Armleder meer dan vijftig jaar correspondeerde en wordt de videozaal op de bovenste verdieping - waar tijdens ons bezoek een reeks Fluxus video’s te zien was - elke maand aangepast. Maar plus que ça change, plus que ça reste la même chose. Bestaande tentoonstellingsformats herzien blijkt niet evident, een tentoonstelling tot leven brengen gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het is iets waar wel meer kunstenaars zich in hebben vastgebeten. Het helpt natuurlijk ook niet dat een deel van het live aspect niet is kunnen doorgaan en grote bijeenkomsten niet mogen plaatsvinden door de coronamaatregelen. Niettemin heeft deze expo een aantal mooie momenten met zelf-referentiële of meta-reflexieve knipogen. Zo waren er in deel 1 de rode rollen tapijt die voorkwamen in La Nona Ora, de iconische foto van Maurizio Cattelan waarin de paus Johannes II door een meteoriet wordt getroffen. Armleder wist ze op een veiling op de kop te tikken en toonde ze in KANAL, opgerold en op een sokkel. Het werk in kwestie is nu vervangen door een plastiek poppetje dat de kunstenaar voorstelt – in rabiaat pak en met lange grijze paardenstaart - dat Cattelan maakte voor een expo die Armleder organiseerde met een groep studenten in Braunschweig en waarvoor auto’s werden gebruikt als drager. Het poppetje is opgehangen aan de achterruit van een wagen, wat tevens een knipoog is naar de vorige bestemming van KANAL. Het is maar een van de vele voorbeelden van deze verdoken autobiografische tentoonstelling die alsnog een retrospectief karakter heeft. Het zijn dat soort zaken die aan kracht winnen als je de tentoonstelling meermaals bezoekt. Want je effectief ook zou moeten doen, aangezien ze zo bedacht is. U heeft nog tijd tot 25 april.