Alles over kunst

Events | Interview

Expo

Parerga & Philomena: Jorik Dzobava

Praktische info

Parerga & Philomena: Jorik Dzobava
Opening 3 maart 2021 van 14u tot 20u
Van 4 tot 26 maart van dinsdag tot vrijdag van 14u tot 18u
GOWIE, Kleine Markt 7–9, 2000 Antwerpen

HART verwelkomt in haar ruimte GOWIE Parerga & Philomena. Negen solo’s aaneengeregen. Samengebracht door Hans Theys. De tentoonstellingen openen elke eerste woensdag van de maand, bij de verschijning van een nieuw HART-nummer. De tentoonstelling van Jorik Dzobava is de eerste in de reeks.

Hans Theys

Uit de groene Kaukasus een nieuwe wind
Gesprek met Jorik Dzobava


Graag bericht ik u over het prille bestaan en de eerste voortgebrachte schilderingen van Jorik Dzobava, geboren in de Kaukasus op 31 december 1994 en zes jaar later in ons land gearriveerd. Drie jaar geleden zag ik voor het eerst de bijzondere gevoeligheid van deze kunstenaar, zijn gevoel voor kleur en atmosfeer, zijn vermogen te stoppen wanneer een schilderij zich heeft aangediend én zijn vermogen verschillende onderdelen van een schilderij telkens anders op te lossen, en wel zodanig dat zijn intenties met de factuur leesbaar blijven (iets dat hij heeft geleerd van zijn leermeester Serge El Moussaoui). Zo mooi is de factuur van sommige schilderijen, dat deze schilder om het even wat kan schilderen en doordrenken van een oude, degelijke weemoed of laten opschrikken in een nieuw bestaan gevlochten van kleur en ritme. Een schilderij naar een gravure bevat onverwacht veel kleur en sensualiteit of wordt omgezet naar een wereld die bestaat uit gradaties van groen. De wereld is eigenlijk geschapen om uit te monden in schilderijen, dat zie je hier, Mallarmé had gelijk.

Onlangs zag ik een videofilm die je maakte toen je zeventien was. We zien je daarin je slaapkamer stofzuigen. We horen een fragment uit de ‘Valse sentimentale’ van Tchaikovski en we lezen de volgende onderschriften: ‘Op 31 december 1994 in Kislovodsk, Rusland, ben ik ter wereld gekomen: Gueorgui Vyecheslavovich Dzobava (Jorik). Tijdens de bevalling werd ik gewurgd door de navelstreng. En toen liep het allemaal mis: cynisme, irrationaliteit, romantiek, individualisme. Op vijfjarige leeftijd verhuisde ik met mijn moeder naar België. Alles lieten we achter voor een beter leven, om in dit rotland terecht te komen, waar iedereen klaagt en zaagt. En waar ik hoogstens zal eindigen als een prestigieuze kuisvrouw. Met een paar schilderijen en tekeningen. Niets maakt het nog uit.’ Bestaat er dan toch zoiets als een Russische ziel, zoals de mythomaan Gogol beweerde?


Jorik Dzobava: De streek waar ik vandaan kom, wordt beschouwd als een idyllische plek, waar musici, dichters, kunstenaars en Vladimir Poetin inspiratie komen zoeken. De grote romantische dichter Lermontov kwam er schrijven. Soljenitsin is er geboren. Het is er groen. Je hebt er bergen, grazige weiden en paarden. Een reguliere rechtspraak hebben ze niet nodig, de mannen hebben altijd een mes of een revolver bij, bij voorkeur zichtbaar onder hun broeksriem. Er wordt dan ook veel gemoord. Verder hebben we ook mooie watervallen en heilzame bronnen, waar mensen komen kuren.

Hoe ben je ertoe gekomen Spinoza te lezen?


Dzobava: De eerste keer was ik zestien of zeventien, maar toen was het nog te moeilijk. Ik had gehoord dat hij schreef over een ander soort van God. Geen heersende God die boven onze hoofden zweeft, maar meer een wereldlijke kracht. Dat sprak mij aan. Jaren later bevond ik mij in de Kaukasus en had ik alleen de ‘Ethica’ bij. Ik ben achterin begonnen. Dat leek mij logisch, omdat Spinoza een Hebreeër was. En inderdaad is het vijfde hoofdstuk veel toegankelijker dan het eerste, dat abstracter is. Ik heb veel gehad aan zijn kenschetsing van alle emoties die verdriet veroorzaken, maar ik heb ook veel gelachen, bijvoorbeeld als hij de zwakke punten van de stoïcijnen beschrijft. Maar het belangrijkste, voor mij, was het beeld dat hij oproept van een rekbare tijd en ruimte, van de daaruit voortvloeiende betrekkelijkheid van onze waarnemingen én ons daarmee samenhangende vermogen dingen uit te denken die heel paradoxaal kunnen zijn.

Je hebt ook een portret gemaakt van de opgebaarde Victor Hugo.


Dzobava: Ik hou van zijn boek over Shakespeare. Bijvoorbeeld omwille van de manier waarop hij personages uit de Bijbel benadert, als helden die echt geleefd hebben en in opstand kwamen.

Waarom hou je zoveel van het werk van David Teniers?


Dzobava: Er zit een soort van levenslust of enthousiasme in zijn schilderijen. Een soort van blijdschap in de overvloed. Zijn verbeelding is bijzonder. Bijna alle schilderijen zitten vol details, kleine monstertjes bijvoorbeeld, met nauwkeurig opgeroepen pootjes, die niet echt nodig lijken voor het beeld, maar die hij lijkt te schilderen omdat hij er zin in heeft. In het interieur van de alchemist, bijvoorbeeld, staan er veel meer potjes dan nodig zijn om het beeld en de sfeer op te roepen, en allemaal zijn ze voorzien van een fijntjes aangebrachte hoogglans. Je voelt een soort van ijver, die vervuld is van plezier. Tegelijk hou ik van de sfeer die wordt aangestuurd door het licht en de weersomstandigheden en de manier waarop die worden omgezet in een kleurtemperatuur. Ik probeer iets soortgelijks te doen. Ik zou willen dat er een wind waait door mijn schilderijen… Ik vind alle schilderijen van Teniers mooi. Dikwijls gaat het om dezelfde taferelen, maar altijd onder een ander licht, een andere hemel die een soort van gemoedsgesteldheid aangeeft. Hij houdt van details, maar soms zie je ook sporen van een heerlijke gemakzucht, bijvoorbeeld als hij een vogel met een paar streken aangeeft.

Je vindt luiheid fascinerend.


Dzobava: De ogenschijnlijke luiheid komt natuurlijk voort uit de perceptie van de toeschouwer. De buurvrouwen van Chardin vonden hem heel lui, omdat hij zo lang deed over één schilderijtje. Maar hij had die tijd nodig om tot die prachtige, rokerige effecten te komen.

Je gebruikt vaak groen. Soms moduleer je zelfs uitsluitend met verschillende soorten groen. Hoe ben je daartoe gekomen?


Dzobava: Ik ben dol op phtalogroen. Dat is een synthetische kleur zoals Pruissisch blauw of Engels rood. Als je die kleur gebruikt in een mengsel, bijvoorbeeld om bruin te maken, blijft ze altijd doorschemeren. Ze is heel dominant. Als je een rood voorwerp wil weergeven en je mengt een beetje phtalogroen door het rood, dan krijg je door de complementariteit een soort van optische werking, een illusie van naar buiten stralend licht.

Maar je bent phtalogroen ook gaan gebruiken om verschillende waarden van dezelfde toon groen te maken?


Dzobava: Ja.

Wil je nog iets vertellen over Antoon van Dyck?


Dzobava: Mijn lievelingsschilderij is het portret van de twee jonge Stuarts dat zich in de National Gallery bevindt. (‘Lord John Stuart en zijn broer Lord Bernard Stuart’, ca 1638.) Een reproductie van dit schilderij heeft jarenlang in mijn slaapkamer gehangen. Ik vind het een grappig schilderij.

Waarom?


Dzobava: Die jongens pronken. Ze lijken te poseren in Vogue. Weinig later zijn ze allebei op het slagveld gestorven. Waarschijnlijk zaten ze ook op hun paarden te pronken. Dat zei mijn moeder ook over mij: ‘Met u kunnen we niet naar de oorlog.’ Ik hou ook van de miezerig geschilderde, theatrale, bijna abstracte achtergrond die een ruimte suggereert zonder een precieze setting te creëren. Van Dyck moet zich daarmee geamuseerd hebben. Hij maakte die portretten ook heel snel. Hij maakte een tekening, ging uitgebreid lunchen of dineren en liet daarna de kledingstukken opsturen om ze gedetailleerd te kunnen weergeven. Soms zijn Van Dycks schilderijen heel vlak. Als er zich op de achtergrond een landschap bevindt, dan lijkt het vaak op een decor. Tegelijk hangt er iets elektrisch in die schilderijen, je voelt het soort van triomfgevoel dat je soms kan overvallen als je een mooie kamer betreedt. Kijk, deze hond vlijt zijn kop op de welving die het kruis van zijn meester zowel verbergt als accentueert. Wist je dat ze die cullezakken ook gebruikten om snoep in te verstoppen?

Je schildert graag dieren. Vorig jaar schilderde je het paard van je leraar vrije grafiek aan de academie van Berchem en een hondje dat je hebt gekopieerd van een schilderij van Jan Steen. Dit jaar schilderde je de overleden poes van topmodel Ingrid Depuydt, een varken dat in een burgerlijk interieur een schaal met hapjes aangereikt krijgt, een eend en een ekster.


Dzobava: Als je iemand in Rusland op straat een schilderij ziet verkopen, staat er altijd een landschap met zonsondergang op, maar ook een beer. Het dier maakt het schilderij toegankelijk voor de toeschouwer. Mijn moeder houdt niet van Cézanne, maar ze kan wel zeer uitbundig schateren bij het zien van een hondje met wankele beentjes of vreemde kleertjes. Misschien zijn die dingen samengekomen in mijn schilderijen.


Dit interview werd opgetekend naar aanleiding van de expo in Haecken & Ooghen en Casa Portiera

© Jorik Dzobava