In Mu.ZEE Oostende loopt een opmerkelijke expo met vooral werken op papier van Joris Ghekiere, een fantastisch kunstenaar die ons veel te vroeg ontviel. Hij maakte de tekeningen tijdens een jaar lange, memorabele reis door Azië begin jaren negentig, je ziet er zo de kiemen in van zijn latere schilderwerk.
Joris Ghekiere (1955–2016) was vooral een painter’s painter. Andere kunstenaars bewonderden zijn virtuoze werk, maar zelf was hij geen prater of druktemaker. Hij had zijn verzamelaars, maar enkele ongelukkige ervaringen met galeries – die sloten of failliet gingen – speelden hem parten in zijn loopbaan. Maar in zijn rol als docent op de kunstacademie Sint Lucas Antwerpen zou hij een sterke invloed uitoefenen op het werk van zijn studenten.
Minder bekend was dat hij niet alleen schilderde, maar ook en graag tekende. Na zijn overlijden in 2016 werden die tekeningen, die hij zelden of nooit toonde, behalve aan intimi, ontsloten door zijn partner Inge Henneman, wat leidde tot een stevige catalogus, met teksten van Ulrich Loock, Ilse Roosens, Katharine Stout, Liesje Vandenbroeck en Thibaut Verhoeven.
Liesje Vandenbroeck is ook de curator van de tentoonstelling Reizen op papier in het Oostendse Mu.ZEE. Die had al in 2020 moeten plaatsvinden, maar zoals alom bekend gooide corona roet in het eten.
De tentoonstelling toont zo’n 130 van de 170 werken die hij, naast talloze schetsen, collages en schetsboeken, maakte tijdens de memorabele reis die hij vanaf 1 augustus 1990 maakte in Azië – samen met partner Inge –, meer bepaald in de Filipijnen, Pakistan, China, India, Japan en Thailand.
Wat je in Mu.ZEE ziet is de bakermat van een kunstenaarschap. Ghekiere zoog alle inspiratie in zich op, ging soms in de leer bij plaatselijke kunstenaars en verwerkte dat allemaal in een reisdagboek op papier. En je ziet de kiemen in zijn schilderoeuvre opduiken, dat hij de jaren nadien opbouwde in zijn atelier in Klein-Willebroek, waarvan ik getuige mocht zijn in diverse atelierbezoeken. Zoal daar zijn: de rhizomen waarmee hij netwerken uittekende, de plant- en vogelmotieven die hij uitwerkte – ook later geïnspireerd door het natuurgebied Broek De Naeyer in zijn buurt – , de cirkels en ovalen die hij nadien schilderde met behulp van een draaischijf, de man met het hertengewei die op de wereld wilde inbeuken, de kegelvorm waarin hij die wereld beter wou bekijken, beluisteren en bezoeken, als versterking van de zintuigen, de kasten en laden die hij zou schilderen – soms in het water van het natuurgebied – waarin hij zijn tekeningen wellicht opborg, als goed bewaard geheim. En in die Aziëreis ontdekte hij zeker de kleur: zijn eerdere werk was redelijk donker, pas nadien kwam het soms felle coloriet.
In de tentoontelling prijkt ergens een cruciale tekst van hem, die veel verklaart: ‘Ik heb een goede oriëntatie, ben een schaker en wil overzicht en controle houden, maar toch vind ik als fervent reiziger het niet-georiënteerd zijn veel interessanter. Het nieuwsgierig betreden van vreemd en ongekend gebied.’
Wat je ziet in Oostende is een ontbolstering die de weg naar de volgende 35 jaar reveleert. Joris Ghekiere zou zijn hele verdere leven blijven zoeken naar de mogelijkheden en beperkingen van de schilderkunst. De tekeningen en schetsen zijn daar duidelijk onmisbaar in geweest. Weinigen die het wisten, zelfs zijn vrouw Inge en curator Liesje beseften het allemaal niet zo duidelijk. Uit de ladekasten kwam een schat aan herinneringen. Vanonder die door Joris zelf gekozen sluier wordt nu dus een en ander opgehelderd in Mu.ZEE. Eigenlijk was Joris Ghekiere een heremiet, van wie we het laatste nog niet gezien hebben.