De in Bagdad geboren joodse kunstenaar Joseph Sassoon Semah kwam in 1981 in Amsterdam wonen, na omzwervingen via Tel Aviv, Parijs, Londen en Berlijn. Van de meest prachtige, maar soms ook beladen materialen en vormen maakt hij installaties en geeft hij performances. Drijvende kracht in zijn symbolische werk is zijn eigen leven en de verdwenen joodse cultuur van het Midden-Oosten.
Dat kunstenaar Joseph Sassoon Semah (1948, Bagdad) niet altijd de aandacht kreeg die hij verdient, zou weleens kunnen komen door de religieuze onder- en boventoon in zijn werk. Religie ligt niet goed in de moderne kunst. Want die kunst zou rationeel en universeel moeten zijn. Maar Semah, joods en geboren in Bagdad, ziet dat heel anders. De moderne kunst barst van vormen die ten minste toch familiair zijn aan aspecten van joodse religie en geschiedenis. Het duidelijkste voorbeeld is het werk van Barnett Newman. Diens abstracte schilderijen met vlakken en banen zijn in Semahs ogen te vergelijken met de stroken op het witte gebedskleed van zijn grootvader, die opperrabijn was in Bagdad. Die blauwe stroken corresponderen met het abstracte werk van Newman, meent Semah. Hij verwerkt in zijn installatie NelLAH (The closing of the gates (Open closed) uit 1987 gebedsmantels, schildersdoek en deuren. Ernaast zette hij kartonnen dozen waarin ooit Blue Band, een margarinemerk, was verpakt.
In het rationele westen – in dit geval Nederland – is religie uit de kunst gefilterd. Maar Semah ziet, benadrukt en herijkt beeldelementen die terug te leiden zijn tot religie, tot de joodse traditie. Museum De Domijnen richtte Semahs overzichtstentoonstelling Being Touched by an Angel Just Before Birth in. Het vroegste werk stamt uit de jaren zeventig, het meest recente is van vorig jaar. De tentoonstelling is onderdeel van een langer lopend project, met performances en exposities in onder meer het Joods Historisch Museum. Waar andere kunstenaars nog weleens groeispurts doormaken, is het werk van Semah enorm consistent. Zijn installaties en tekeningen zijn tegelijk tijdloos en eigentijds. Als je niet naar de titels kijkt, zou je niet weten of een werk uit de jaren zeventig is, of dat het juist het atelier van de kunstenaar heeft verlaten.
De beelden die Semah maakt zijn voetnoten bij zijn teksten. Zijn materiaalgebruik is meesterlijk: zwaar geroeste vormen in cortenstaal zijn geometrisch, maar met hun roest ook een symbool van de verglijdende tijd. Glazen platen liggen gerangschikt volgens de plattegrond van een Duitse synagoge die tijdens de Kristallnacht werd vernietigd. Ze steunen op bronzen dingo’s. Honden zijn christelijk, associeert Semah, en dingo’s zijn bijzonder, omdat ze zich juist weer ontworsteld hebben aan de mensenwereld en opnieuw wild zijn geworden.
Semah werkt veel met dierlijke elementen, legt ze op de vloer, geeft ze soms tl-balken mee. Alle objecten hebben betekenis, niet alleen in de christelijke en joodse beeldcultuur, maar ook voor de kunstenaar zelf. Zijn voetnoten zijn nooit zomaar bijzaak, maar je moet ze zien in een joodse traditie van teksten die voortborduren op de hoofdtekst, die meanderen in gedachten en aanvullingen. Zie het als de loop van een ondergrondse rivier die net zo waardevol is voor een meer, als wat zichtbaar is.
Semah buigt zich over de modernisten, kunstenaars en filosofen van het Westen. In hun denkbeelden, in hun werk, ziet Semah verwijzingen naar anti-semitisme, maar net zo goed legt hij de nadruk op de elementen van hun joodszijn. Neem het werk van Barnett Newman en Kasimir Malevitsj. Hun joodse wortels zijn nauwelijks of nooit in de officiële kunstgeschiedenis bijgeschreven. In 2015 benaderde Semah het Stedelijk Museum en wees ze op die wortels en de betekenis van hun abstracte beeldelementen in een joodse traditie. Dat zwarte vierkant van Malevitsj, dat wat de westerse kunstgeschiedenis interpreteert als de ultieme daad van abstractie, is volgens Semah een verwijzing naar het verwoesten van de Tempel in Jeruzalem. Hij kreeg gehoor en het museum paste de zaalteksten aan. Maar Semah voert niet alleen een institutionele strijd, zijn kunst is doordesemd van zijn bevindingen. Zo maakte hij delen van een religieuze, joodse tekst zwart. De pagina’s vormen een reeks van abstracte patronen. Die volgen de opmaak van de oorspronkelijke tekst: tekstblokken grijpen in een ingewikkeld patroon in elkaar.
Sporen van de joodse cultuur
Zijn sculpturen zijn altijd geladen en beladen. Een ontmoeting in de jaren zestig tussen filosoof met een naziverleden Heidegger en de dichter Celan, die Auschwitz overleefde, vangt hij in cortenstaal. Op een lange tafel staat een metalen barak, die Celan verbeeldt. Als een vervormd spiegelbeeld hangt eronder het hutje waar Heidegger zich altijd in terugtrok. Holocaust, dader en slachtoffer zijn in een vreemdsoortig evenwicht aaneengeklonken in Tracing Martin Heideggers hut and Paul Celans clouds, 2011.
De moderne kunst bekijkt Semah ook vanuit zijn perspectief. De dode haas, die Joseph Beuys in 1965 in zijn armen nam in de performance Wie mann einem Toten Hasen die Bilder erklärt, koppelt Semah aan een bijbels verhaal, namelijk de haas die Esau voor zijn vader schoot. Semah op zijn beurt maakte een reeks werken met onder meer performance, waarin hij de hazenjacht uitlegt aan een dode Duitse kunstenaar. Semah praat terug, tegen de kunst, tegen de kunstenaars die hem voor gingen. Muurelementen die doen denken aan de stapelingen van Donald Judd, zijn gevormd alsof het tefiliën zijn, de kleine zwarte blokkige symbolen die tijdens het gebed op het hoofd en rond de arm worden gedragen. Die vormen komen telkens weer terug. In een vloersculptuur zijn ze zware, ijzeren blokken geworden die ouderwetse typemachines ineengeklemd houden. Alle typemachines hebben een quertytoetsenbord, behalve een, die is Hebreeuws, volgens het tekstbordje ernaast. Maar die ene afwijkende typemachine is onvindbaar. Het zou een beeldende metafoor voor het zoeken van de sporen van de joodse cultuur in het Westen kunnen zijn.
Vormen, maten, hoeveelheden, ze verwijzen naar joodse rituelen, naar de typografie en de verhalen uit het Oude Testament en de Talmoed, naar het christendom en het jodendom. Dat spanningsveld is de wereld van Semah zelf. Zijn leven is dat van een balling. Hij werd geboren in ballingschap als Babylonische jood in Bagdad. In 1950 werden hij en zijn familie verscheept naar de toen-nog-kersverse staat Israël – hij groeide op in Jeruzalem. Na gevochten te hebben in twee oorlogen in de jaren zestig, besloot Semah naar Europa te vertrekken. Hij woonde in Berlijn, waar hij abusievelijk als Iraaks – want geboren in Bagdad – werd gezien, en in Londen en Parijs, maar belandde in 1981 in Amsterdam. Hij is altijd de gast, de buitenstaander.
Hij wil proberen de verdwenen joodse cultuur van de babylonische joden, de joodse cultuur van het Midden-Oosten, te laten bestaan in zijn kunst. Maar niet als educatief, historisch verantwoord project. Het gaat ook om de jeugdherinneringen, de inzichten en het onderzoek van Semah zelf. Onderzoek is de kern van zijn werk, maar het zorgt er ook voor dat het je soms duizelt. De feiten, vormen en associaties zijn fascinerend, maar ook lastig te volgen voor wie de beeldconnotaties niet kent, voor wie niet thuis is in de joodse cultuur, voor wie denkt dat rationaliteit en de eigen kennis voldoende handvatten bieden om de stellingen van Semah te kunnen doorgronden.
Zijn werk drijft op de kritiek op het Westen dat het de joodse wortels niet meer kent of erkent. Hij ziet het als een gesprek, met de moderne kunst zelf, met figuren als Luther, die de identiteit van het Westen zo heeft gevormd en die in hart en nieren anti-semitisch was. De kunstenaar schuwt de confrontatie met zijn omgeving, met de kunstwereld niet. Semah beantwoordde Luthers 95 stellingen met een eigen manifest, dat hij, in navolging van Luther, op kerkdeuren spijkerde, namelijk die van de Nieuwe Kerk. Op uitnodiging, uiteraard, en in een performance. Zijn antwoord op Luther hangt nu in De Domijnen. Semah beschrijft dat de kunst in het Westen een christelijke achtergrond heeft, ook al is dat verhuld. De kunstenaar wil zijn eigen wens om binnen dit westerse paradigma mee te doen, bekritiseren, stelt hij. En dat begint, lezen we helemaal onderaan, met het bevragen van de nostalgie naar het verloren paradijs, die hem al zijn leven achtervolgt, als balling.
Semah stelt vragen, schuwt niets en praat terug. Het maakt hem een compromisloze kunstenaar. Zijn vertoog is complex en zijn kunstwerken zijn prachtige metaforen. Toch is het niet zijn taak om alles uit te leggen, vindt de kunstenaar. Laat hem maar gewoon zijn gang gaan, vertelde hij de aanwezigen tijdens een klein symposium. Semah is een echte kunstenaars-kunstenaar, een specialist. Zijn terrein is hem welbekend, het is zijn eigen, deels verdwenen erfgoed. Kom je van buiten, dan is het overweldigend, imponerend, verleidelijk en prachtig. Maar wat het ook is, vrijblijvend is het nooit.