‘Yes, the empire is sick, and, what is worse, it is trying to become accustomed to its sores. This is the aim of my explorations: examining the traces of happiness still to be glimpsed, I gauge its short supply. If you want to know how much darkness there is around you, you must sharpen your eyes, peering at the faint lights in the distance.’
Italo Calvino, ‘Le città invisibili’ (1972)
Ik ben een simpele jongen. Zeker, ik geniet bepaalde privileges, al weet ik soms niet goed wat ermee te doen. Materialistisch ben ik hoogstens in filosofische zin, en dat zie ik als een intellectuele troostprijs. Ik wil zeggen, ik ben op weinig materieels gesteld. Getallen met meer dan drie nullen zie ik meestal niet op mijn rekening, en dat is met dank aan de Belgische belastingen. Vergeetachtig ben ik, dat ook. Gelukkig heb ik zorgzame vrienden in Venetië, waardoor mijn paraplu zich intussen in Berlijn bevindt, mijn boek in Rotterdam en mijn sjaal in Wenen. Maar goed, ter zake: ik ben een simpele jongen, zoals ik al zei. Ik kijk daarom telkens weer met grote ogen naar de privéclubs, luxejachten en cruiseschepen in de Dogenstad, en naar de haastige doortocht van de mondiale jetset voor de tweejaarlijkse hoogmis van de hedendaagse kunst. Ook na vijf edities blijf ik het een merkwaardig sociologisch tafereel vinden.
Pieter VERMEULEN
Dit artikel is digitaal nog niet volledig beschikbaar. We werken aan ons archief.