Lucy McKenzie woont en werkt sinds 2006 in Brussel en heeft nu haar eerste solo-expo in België. Het monumentale Buildings in Belgium, Buildings in Oil, Buildings in Silk toont een trompe-l’oeil vol decoratieve en historische details op maat van de ruimte van La Verrière, de kunstgalerie van de Fondation d’entreprise Hermès. De Schotse werpt hier, toepasselijker wijze, een kritische blik op de door mannen gedomineerde modegeschiedenis. Deze tour de force vormt het sluitstuk van de cyclus ‘Matters of Concern | Matières à panser’ van curator Guillaume Désanges, die onlangs de overstap maakte naar het Parijse Palais de Tokyo.
Loop je via de winkel van Hèrmes La Verrière binnen, dan kan je niet anders dan overweldigd worden door het werk van Lucy McKenzie. Veertien handgeschilderde canvassen bedekken, van de vloer tot aan het plafond, drie van de muren van de kleine white cube van de Fondation d’entreprise Hermès. Samen vormen ze een grootse trompe-l’oeil, inclusief deuropeningen, ventilatoren, houtwerk en stellingen, vol met taferelen in verfijnde tonen en kleuren die verwijzen naar de gekende maar ook vergeten geschiedenis van de mode. Het geheel heeft wat weg van een fresco die doet denken aan een bibliotheek, maar dan in de stijl van Mexicaanse en Sovjet muralisten.
Het werk bestaat uit drie delen. Een eerste bevindt zich op de centrale muur, die in tweeën is opgedeeld door een grote, geschilderde deur. Wie de geschiedenis kent, of het uitstekende boekje erop naslaat, herkent heel wat figuren. Aan de linkerzijde vind je Adolf Loos, beschermfiguur van het Weense modernisme. Hij houdt een pop in zijn handen, een meer dan duidelijke kritiek op zijn afgekapte visie op de vrouw. Rechts van hem, op een ander paneel, geeft Georg Simmel les aan een groep studenten. De woorden ‘Fashion History’, onderaan het canvas, en de krijttekeningen van kledingstukken als het korset, die lange tijd vrouwen letterlijk in een keurslijf dwong, spreken opnieuw boekdelen.
Er valt nog meer op. Naast Loos zie ik een wat surrealistisch tafereel. Le Corbusier en Coco Chanel knippen de vlechten van een Oekraïense vrouw in traditionele klederdracht. Het is alsof ze haar klaar maken voor een vlucht voorwaarts, een one-way-ticket richting moderniteit. In de achtergrond bestuderen wetenschappers een vrouw met kind in de keuken. Ze doet, uiteraard, de afwas.
Rechts van de geschilderde deur krijg je een andere, meer geëmancipeerde blik op de modegeschiedenis. Madeleine Vionnet, een bekende Franse naaister en modepionier, houdt een mannelijke pop vast. Ze wordt omringd door andere vrouwen die samen aan een tafel zitten. Die zijn me onbekend, maar het boekje brengt soelaas. Ik zie hedendaagse ontwerpers als Véronique Branquinho, Bonnie Cashin, Lucy McKenzie zelf en haar partner Beca Lipscomb. Onderaan staan de woorden ‘Neoclassic undistorted’, een verwijzing naar de bevrijdende kledingstijl van Vionnet die afweek van de veelal door mannen gedomineerde modecanon. Het symboliseert op treffende wijze een vaak ontbrekende blik op mode die de rol van vrouwen erkent.
Het feit dat beide delen in eenzelfde figuratieve stijl geschilderd zijn doet op het eerste gezicht vermoeden dat het hier over een historische beschouwing gaat, een blik die waarneemt en niet oordeelt. Toch kan ik me niet van indruk ontdoen dat de compositie van deze centrale muur wat weg heeft van een Laatste Oordeel, met links een hel en rechts een hemel, of dat vermoed ik toch. Het toont vooral de subtiele manier waarop McKenzie omgaat met geschiedenis. Ze lijkt afstandelijk te observeren, maar door haar keuzes in wie en wat ze afbeeldt heeft ze meteen kritiek op en vult ze het bestaande, onvolledige narratief aan.
Draai je een kwartslag, dan kom je terecht in een heel ander tafereel, de modegeschiedenis van de Sovjet-Unie die gedomineerd werd door totalitaire propaganda. Dat laatste springt meteen in het oog door een portret van Jozef Stalin. De vijf delen, met onderschriften als ‘House of Protoypes’ en ‘Approval of the Committee’, tonen het verhaal van een restrictief systeem waarbij ideologische conformiteit geen ruimte liet voor inspiratie en vrijheid. Toch zit er ook hoop vervat in dit historisch overzicht, met de laatste scène, getiteld ‘Private solutions’, die mensen toont die de gestandaardiseerde kleding aanpassen en dus eigen maken. De werken op deze muur balanceren zo tussen commentaar op een beperkend systeem en eerbetoon aan de vindingrijkheid en vrijheid van gewone burgers die in zo’n systeem moeten leven.
De derde en laatste muur is opnieuw opvallend anders. Deze bestaat uit een wereldkaart met links de woorden ‘Invitation au voyage’. Ik zie vrouwen die kleren maken, een mannelijke figuur die veel wegheeft van een hedendaagse hipster en mij doet denken aan de Amerikaanse schrijver David Foster Wallace, een stelling met schilders en een reusachtige, boos kijkende kat. Het geheel voelt subjectiever, persoonlijker. Ik vraag me af wat dit voorstelt. De geschilderde werkmannen die zelf aan het schilderen zijn – een duidelijke verwijzing naar het werk van Diego Rivera – doen vermoeden dat het gaat over een nog te ontwikkelen ruimte. Waar de vorige muren vooral tonen dat vrouwen op een welbepaalde manier deel uitmaakten van een door mannen geregeerd systeem, doet deze muur, samen met het linkerdeel van het centrale canvas, dromen van een plek die vormgegeven wordt door vrouwen zelf.
Centraal in de zaal vind je ook nog een kamerscherm met een heuvellandschap en glazen vitrine op een zwart marmeren sokkel. Op de vitrine staan de woorden ‘Atelier E.B.’. Een wit hemd, een rooskleurige broek en een zwart vest hangen met zijden draden in de lucht. McKenzie maakte de kleren zelf. Des te langer ik naar de tegelijk sierlijke en nonchalante stukken kijk, des te moeilijker ik het vind te bepalen voor wie ze zijn, wie ze dragen zal. Een man? Een vrouw? Allebei? De maakster zelf? Iedereen die er zich goed in voelt? Het is alsof de Schotse de resultaten toont van haar ideale werkplek, een plek die kleding voortbrengt die niet getekend is door dwingende normen.
Buildings in Belgium, Buildings in Oil, Buildings in Silk is als een diorama van de premissen van de cinema die zich voor je ogen ontvouwt: de modegeschiedenis uit de boeken ontmoet hier de gemarginaliseerde en ondergewaardeerde verhalen. Subtiel stelt Lucy McKenzie de tegenstrijdigheden, blinde vlekken en schaduwkanten van die geschiedenis aan de kaak en opent zo de weg naar een nieuwe, feministische, en meer volledige blik op het verleden. Het geheel vormt een rijke mise-en-abyme die toont en verbergt, en die schommelt tussen protest en verzoening, kritiek en beschouwing.