Gaat kunst niet over de mogelijkheid de werkelijkheid radicaal anders waar te nemen? Marc De Bliecks tentoonstelling betreden in het met diffuus daglicht gevulde herenhuis van Annie Gentils Gallery is als kijker die mogelijkheid aangeboden krijgen.
Zwart-wit beelden aan de muren vormen één totaalinstallatie. Mistige boslandschappen, een illusionistisch rococoplafond, een weelderig boeket namaaklelies wisselen af met een imposante rotspartij, ingekaderd of los op de muur geprikt in verschillende formaten, geprint op gevouwen Japans papier.
Een optisch vibrerend patroon van vierkantjes in wit over gradaties van grijs tot zwart keert in verschillende formaten terug in de ruimte. Ik weet niet wat ik zie. Pixels, maar is het een foto? Met die kortsluiting in het brein begint het avontuur van het kijken. Het is een schilderij, een raster ingevuld met foto-inkt volgens een strikt mathematische, vooraf bepaalde formule. Zo zet Marc De Blieck me meteen op het verkeerde been. Wat verwacht ik te zien en waar kijk ik naar? Naast het abstracte schilderij hangen twee kleine foto’s: The Best Horse of the Year 2009 en Trace #1.
Het overbelicht wit paard bibbert onscherp boven zijn schaduw en de lichtvlekken op de boomstam lossen de vaste contour op in ‘lichtende pixels’. Zo capteert het geopend vizier van de camera zonder onderscheid naar onderwerp of waarde alle schakeringen van licht op het sensitief oppervlak. Al het concrete wordt abstract in mechanische lichtmeting en grafische registratie. En zo kan ik het schilderij en de fotografische afbeelding op elkaar betrekken, want het technisch beeld verschijnt volgens Marc De Blieck als ‘abstracte interface’, iets met zijn eigen logica.
Waar ik eerst zocht naar een verhaal word ik teruggeworpen op het pure kijken. En daarom heet de tentoonstelling — net als bijna alle werken — Trace, want, zo zegt Marc De Blieck, “zij zijn het resultaat van procedures. Het zijn sporen, zij kunnen niet als een schriftuur gelezen worden. Het heeft veel met de black box van de fotografie te maken, met een magisch spel dat men nooit kan beheersen. Het krijgt pas betekenis als men het samen speelt”.
Het aloude ideaal in de kunst van het verdwijnen van de auteur en het opgeven van controle in het maakproces krijgt in het spel met het fotografisch apparaat alle kans. Wat voorafging aan het beeld is niet van belang, niet de intenties van de fotograaf, niet diens standpunt, niet het concept. Het detail doet het concept verdwijnen. Met de dood van de auteur wordt de kijker geboren, dixit Roland Barthes. Het is zoals Susan Sontag schreef in Tegen Interpretatie: we moeten de vorm van beelden niet willen vertalen naar hun inhoud, de betekenis ligt in haar oppervlak, we hebben nood aan een erotiek van de kunst, niet aan een hermeneutiek. En dus sta ik met mijn mond vol tanden te kijken naar die monumentale, nauwgezet gemaakte foto’s van museale display’s op de eerste verdieping.
Of het nu gaat om een historische verzameling optische meetinstrumenten, dan wel het danseresje van Degas in een zaal met sculpturen van Rodin: ik verlies mezelf in de waanzinnig precieze beschrijving van alle details en texturen, die overal even scherp zijn, in een onmogelijke ruimte van vluchtlijnen en parallelle vlakken, vervormde perspectieven, spiegelingen en reflecties, schaduwen en verdubbelingen. Marc De Blieck beheerst het spel van de fotografische technologie meesterlijk maar gebruikt het tegen zichzelf. Ook hier veroorzaakt hij een kortsluiting. De optische effecten door het gebruik van de extreme groothoeklens en het 19de-eeuwse systeem van de fotogrammetrie die voorwerpen en ruimtes nauwkeurig opmeet via het samenbrengen van een veelheid van opnames volgens vooraf bepaalde standpunten, dienen geen wetenschappelijk of narratief doel. Ze leiden enkel tot vreemde beelden die niet lijken te kloppen, tot unieke manieren van kijken naar wat altijd al te kijk werd aangeboden in Musea, volgens De Lijst van Werelderfgoed.
Dus als ik daar sta te kijken naar de danseres van Degas in haar museumglazen kast, met haar gesloten ogen en op haar rok de reflectie van het verstrengeld liefdespaar van Rodin, in die immense geplooide, gebogen ruimte vol sculpturen, dan vervlechten herinneringen, associaties en mentale indrukken zich en smelten ze samen tot één perceptueel veld dat meer gescand dan gelezen kan worden. Er gaan bommetjes af in mijn hoofd.
Een groot met bloemen gedecoreerd frame omkadert een gapend zwart gat. Een onvoltooid historisch schilderij? ‘Een zuigend vacuüm’, de lens van de ondoorgrondelijke black box. Gaat kunst niet over een leegte waarin we willen opgaan, het verlangen naar wat voorafgaat en voorbij gaat aan de taal en het begrijpen?
Terug naar het gelijkvloers. Geen historische monumenten maar eeuwenoude bomen in de zon, gefilterd licht dat zélf zichtbaar wordt. Ze staan trouwens ook op diezelfde Erfgoedlijst. Het Japans papier is monumentaal en gevouwen, het zijn collages van meerdere prints. Langs de naden worden stroken gespiegeld en verplaatst, zo zijn er wonderlijk genoeg plots twee zonnen in het bos.
‘Wat is fotografie, eigenlijk?’ vraagt Marc De Blieck zich af in zijn even onleesbare als lucide en lyrische doctoraatsstudie Bewaar als afbeelding uit 2019. Een veld van mogelijkheden wanneer men haar redeloosheid aanvaardt. Er gaat een grote vrijgevigheid en vrijheid uit van deze tentoonstelling wanneer men zich kan verliezen in het veld van lichtende pixels.
Verschillende citaten in dit artikel zijn ontleend aan Marc De Blieck, Bewaar als afbeelding, een doctoraatsstudie door een kunstenaar, LUCA School of Arts, 2019.