Bij binnenkomst dwarrelt een eenzaam confettiblad naar beneden. Als het feest is in Kunsthal Gent ben ik aan de vroege kant. Ik heb het eerste tijdslot van de dag gereserveerd om de nieuwe presentaties van respectievelijk Martin Belou en Ritsart Gobyn te bekijken en ik ben de eerste bezoeker. Toch voelt het alsof ik een ruimte binnenstap die nog moet bekomen na een lange nacht. Alsof er een zware wedstrijd is gespeeld en het zweet nog in de atmosfeer hangt. Dat heeft misschien te maken met het doorlopende tentoonstellingsprogramma Endless Exhibition (2018 – ∞), dat Kunsthal Gent hanteert om met de tijdsdimensie van een tentoonstelling te experimenteren.
Sinds 2018 wordt naar het concept van Prem Krishnamurthy’s Endless Exhibition de ruimte van Kunsthal Gent langzaam gevuld en vormgegeven door langdurige projecten en kunstwerken waaraan voortdurend gewerkt wordt. Op de lijst van deelnemende kunstenaars of samenwerkingen is Belou inmiddels nummer dertien. Tussen het blauwe hekwerk dat Thomas Min en Egon van Herreweghe stukje bij beetje demonteren en de video’s van Joëlle Tuerlinckx, heeft Belou een prominente plek verworven: Remuer Ciel et Terre bestaat onder andere uit drie witte constructies, die ieder op hun manier iets weg hebben van een archeologische vondst, als waren het primitieve overblijfselen uit de oudheid. Een ruïne, een fontein, brokstukken gips en fijne details – ze drukken hun stempel op de omgeving doordat hun primitieve gedaanten sterk contrasteren met het ornamentele binnenwerk van de kerk.
De geschiedenis is de locatie waar het heden in verder leeft. Dat bewijst het voormalige klooster dat dienstdoet als geraamte voor stellages en bouwwerken die grof zijn opgetrokken uit hout, gips, leem, koper, water enzovoort. Maar dit geldt evenzogoed voor de installaties van Belou, die lijken te wachten op hun ingebruikname. In de geest van een doorlopende tentoonstelling ontwikkelde Belou de werken met het idee om er in de toekomst andere kunstenaars uit te nodigen, evenementen te organiseren, muziek te laten klinken, met vuur te spelen. Belou wil hemel en aarde in beweging zetten. Beide grootheden zijn present en de schijnwerper staat al gericht, maar voor beweging zijn mensen nodig, vooralsnog de opvallende afwezigen. De ingrediënten zijn geprepareerd, nu kan er gekookt worden.
Hoewel de schilderijen van Gobyn in principe geen onderdeel uitmaken van de lange baan, maar juist beantwoorden aan het tijdelijke karakter van een klassieke tentoonstelling, staat het werk desalniettemin letterlijk op de pijlers die tot stand kwamen binnen het kader van de Endless Exhibition. In drie etappes ontwierp Olivier Goethals een zwevend houten platform in de hoge kerkzaal. Dat biedt een alternatief perspectief op de werken die vormgeven aan het interieur, terwijl je vanaf de loopbrug het nieuwgebouwde paviljoen bereikt waar het tiental schilderwerken hangt die samen Memories of things to be done vormen.
Ook Gobyns werk draagt, schildermatig, de sporen van de tijd. De buitenkant van het paviljoen waarbinnen zijn schilderijen hangen heeft Gobyn op zo’n manier beschilderd dat het geheel nog in opbouw lijkt, als onafgewerkte maar voorbewerkte gipsplaten. Zijn schilderijen zijn in dat opzicht niet minder onaf. Stukjes tape, snippers van foto’s of andere afbeeldingen en verfspatten lijken sporen van een niet-afgerond proces, inderdaad, alsof ze doen denken aan dingen die nog moeten gebeuren. Houten latten functioneren provisoir als lijst, een schilderij staat nog op de grond. Maar in tegenstelling tot de werken van Belou wachten Gobyns schilderijen niet op een letterlijke voortzetting. De onafheid is natuurlijk opzettelijk, en dat dwingt je nog eens goed te kijken.
In Kunsthal Gent wordt onophoudelijk gewerkt. Binnen de context van een eindeloze tentoonstelling creëert dat juist een gevoel van tijdelijkheid, maar dan op een manier dat je het gevoel krijgt dat er cultureel iets op het spel staat, dat ons nog van alles te wachten staat in een periode die wellicht minder tijdelijk is dan we aanvankelijk hoopten. En de confetti? Dat bleek een restant van een performance van kunstenaarscollectief Apparatus 22, meer dan een jaar geleden. Alsof niks voorgoed verdwijnt.