De werken van de Guatemalteekse Naufus Ramírez-Figueroa combineren nauwgezet onderzoek met poëtische verbeelding en historisch bewustzijn. In M Leuven verbeeldt hij het geweld van de geschiedenis aan de hand van turbulente episodes uit zijn persoonlijke en vaderlandse historie en laat ons deze pijnlijke herinneringen ervaren op een manier die droge geschiedkundige boeken nooit zouden kunnen overbrengen. Het resultaat is een ‘ervaringsrijk’ begrip van al dat historisch geweld. Jasper Delva bezocht de tentoonstelling.
De geschiedenis van Guatemala kent heel wat tragedies. Zo was het land lang een kerngebied van de Mayabevolking, tot de Spanjaarden in 1523 een veroveringstocht startten die de inheemse beschaving zo goed als volledig met de grond gelijk maakte. Meer recent woedde een lange, bloederige burgeroorlog (1960–96). Opnieuw kreeg de Maya-bevolking het zwaar te verduren. Maar het ‘gewapende binnenlandse conflict’, zoals het militaire regime het eufemistisch omschreef, trof ook Naufus Ramírez-Figueroa (1978, Guatemala-stad) die op jonge leeftijd zijn thuisland moest ontvluchten.
In M Leuven gaat Ramírez-Figueroa aan de slag met verschillende hoofdstukken van Guatemalteekse geschiedenis. Hij doet dat middels nauwgezet onderzoek en combineert het met vaak poëtische, dromerige verbeeldingskracht. Zo hoopt hij een ruimte te creëren die toelaat om deze persoonlijke en collectieve trauma’s bespreekbaar te maken en te verwerken. Veel van deze nationale tragedies vormen namelijk geen echt onderdeel van de gedeelde geschiedenis van Guatemala. De nationale overheid doet er liever aan vergeten dan herinneren en leren van gemaakte fouten. Ook bij ons lijken ze niet gekend. Ik wist alleszins weinig over de turbulente geschiedenis van het land voor ik de expo bezocht. De individuele werken zijn daardoor sterk context-gebonden en vragen best wat achtergrondinformatie. Toch doen ze ook nadenken over vraagstukken die ook voor ons relevant zijn.
De tentoonstelling start met Cacaxte #1 (2018), een installatie en videoregistratie van de gelijknamige performance die Ramírez-Figueroa maakte toen hij in 2018 resident was in het museum. Aan de muren hangt een metalen variant van de traditionele cacaxte, een houten structuur die inheemse Maya-volkeren op de rug droegen om grote hoeveelheden goederen te vervoeren. Kleine beeldhouwwerken, representaties van historische artefacten uit diverse culturen uit Nigeria, Egypte, Guatemala en China zijn, middels de draagtouwen, verbonden met de cacaxte. Ze verwijzen naar het wereldwijde restitutieprobleem van artefacten die uit hun land van herkomst zijn verdwenen om vervolgens in Westerse musea ten tonele te verschijnen, vaak in de vorm van ‘primitieve’ of ‘tribale’ kunst.
Het is ook bij ons een gekende problematiek. Wat te doen met al de materiële herinneringen aan de Congoleze geschiedenis? Op het einde van de film suggereert Ramírez-Figueroa een antwoord. Hij maakt de cacaxte los en stalt de diverse objecten op in een museumzaal vol met andere objecten uit de M-collectie. Maar wat wil hij bereiken? Wil hij ze simpelweg in dialoog laten treden met de Westerse kunstgeschiedenis? Of wil hij deze ‘vergeten’ en vaak minderwaardig geachte artefacten verheffen tot onderdeel van de (Westerse) kunstcanon? Ik vraag me vooral af waarom deze objecten weeral verschijnen in een Westers museum. Zouden ze niet beter terugkeren naar hun plek van oorsprong? Of benadrukt Ramírez-Figueroa zo juist dat we moeten leren van onze fouten uit het verleden?
Vragen over omgaan met het verleden vormen ook de inzet van The House at Kawinal (2018). De ruimtevullende installatie bestaat uit glanzende, witte objecten. Sommigen, zoals een omgevallen driewieler, een Bialetti en een eenzame schoen, liggen verloren op de grond. Andere, zoals boeken en oude Maya-vaasjes, zijn opgesteld in kasten of dozen uit een grijs materiaal dat lijkt aangetast door erosie. Vooral vallen alienachtige figuren op. Eén ervan telt vier benen en heeft een opvallend groot hoofd. Het sculptuur doet denken aan de typische manier waarop aliens in populaire cultuur worden verbeeld. Tegelijk draagt het wezen een doek over zich heen als een soort spook. De fluogroene muren en het felwitte tl-licht versterken het buitenaardse, onwerkelijke gevoel.
Welke tragedie bracht het leven in deze kamer zo plots tot stilstand? Het programmaboekje vertelt dat Kawinal tussen de 12de en 16de eeuw een invloedrijke Maya-stad was, tot de komst van de Spaanse kolonisator. Daarna was de site vooral interessant voor archeologen, al bleven er al die tijd ook mensen wonen. Tot 1976, toen het regime besliste om een stuwdam te bouwen. De resterende bewoners, deel van het inheemse Achi Mayavolk, werden verdreven en zo’n 5000 van hen werden op (onterechte) verdenking van rebellie koelbloedig vermoord. Sindsdien ligt Kawinal zo goed als het hele jaar onder het stuwmeer. Enkel in de droge zomermaanden komen de ruïnes van de stad boven water. Misschien hebben de mensachtige figuren daarom zulke vlakke, emotieloze gezichten? Alsof ze door de erosie van het water hun menselijkheid en persoonlijkheid verloren. Alsof het regime hoopte dat het water de sporen van hun geweld zou wissen.
Meer en minder recente geschiedenissen lopen door elkaar in deze adembenemende installatie. Maar vooral toont zij hoe het gewelddadige verleden zich keer op keer lijkt te herhalen. Leren we dan niet van onze fouten? Tegelijk doet het ons stilstaan bij (bewuste) pogingen om historische wreedheden te verwijderen uit de geschiedenisboeken. The House at Kawinal is niet alleen een aanklacht, het herdenkt ook de stilte nadat het staatsgeweld de stad als een vloedgolf overspoelde.
Beide werken verbeelden het abstracte idee van ‘het geweld van de geschiedenis’ en vertalen dat naar concrete, historische scènes zonder te duidend of representatief te worden in hun beeldspraak. Het is alsof Ramírez-Figueroa de geschiedenis ‘van onder af’ wil bekijken, en dat met aandacht voor het perspectief van de ‘verslagenen’ en ‘onderdrukten’. Maar vooral wil hij ons de geschiedenis laten ervaren.
De werken doen me denken aan ideeën van Walter Benjamin. Niet alleen bekritiseerde hij dat de geschiedenis ‘geschreven’ en ‘geconstrueerd’ wordt door de ‘machtigen’. Hij toonde ook hoe we lijden aan ‘ervaringsarmoede’. Waardevolle verhalen, vaak overgeleverd van generatie op generatie, maakten plaats voor vluchtige informatie-uitwisseling die zo snel mogelijk wordt opgenomen, maar daardoor ook snel weer vergeten is. Een ‘ontspande geest’, zoals de Duitser het wel vaker wat cryptisch verwoordde, is in staat om te luisteren en geschiedenissen te herinneren, maar delft het onderspit in onze snelle en drukke tijd. De ervaring en het verhaal gingen verloren. Geschiedenis werd irrelevant. Het verleden is enkel nog een ‘nieuwsgierigheid’, niet iets waar men van kan leren.
Die historische ‘ervaringsarmoede’ komt ook aan bod in Chiperrec (2021). De titel verwijst naar de theebomen van de Chiperrec Cooperative, ’s lands belangrijkste theeproducent. Onder een miniatuurboom hangen plaatjes in reliëf die de geschiedenis van thee verbeelden: van de eerste cultivatie in China, over de Britse pogingen om een monopolie van de theehandel te verwerven, tot de import en uiteindelijke productie van thee in Guatemala, en de maatschappelijke en ecologische problemen die daarmee gepaard gingen en gaan. Er zijn ook verwijzingen naar vaak mondeling overgedragen Guatemalteekse folklore die de bescherming van de natuur oproepen. Met Chiperrec toont Ramírez-Figueroa de fragiele verbondenheid tussen mens en natuur, iets waar men zich vroeger meer van bewust leek. Met zijn dromerige, gedetailleerde installaties en sculpturen doet hij ons halthouden en traag, maar gestaag kijken, zodat we, als ontspande geesten, het verleden tot ons kunnen nemen en doorleven.
Chiperrec hangt aan een enkele ketting in de lucht en treedt zo in dialoog met twee andere installaties in de ruimte, Deus Ex Machina (2021) en Dea Ex Machina (2021). Beide verwijzen naar een stijlfiguur uit het Griekse theater waarin een god naar beneden daalt om een schijnbaar onoplosbaar probleem voor stervelingen te verhelpen. De goddelijke kracht werd in het Griekse theater vaak met touwen de scène in gevlogen. Het zichtbare hangen van het geheel suggereert een neerdalen uit de hemel. Kan enkel een goddelijke interventie ons nog vrijwaren van de nakende ecologische catastrofe? Ik zie er vooral in hoe het leren van onze gedeelde geschiedenis en verhalen een messiaanse, collectieve kracht kan doen oprijzen, net als Benjamin hoopte.
De tentoonstelling eindigt met videowerken van performances die Ramírez-Figueroa de afgelopen tien jaar maakte. Vooral Lugar de Consuelo (2020), de meest recente performance van Ramírez-Figueroa, springt in het oog. De film, een samenwerking met dichter Wingston González, is gebaseerd op het toneelstuk El Corazón del Espantapájaros. Het werd opgevoerd door een studentenvereniging van de Universidad Popular in Guatemala City ten tijde van de burgeroorlog. Het stuk zorgde voor controverse omwille zijn revolutionaire boodschap. De overheid legde het stil, bedreigde de acteurs en liet zelfs het theater in brand steken. Hoewel er amper documentatie van het oorspronkelijke stuk te vinden is, leerde Ramírez-Figueroa het kennen via zijn ooms, die er als acteurs bij betrokken waren.
Voor zijn herwerking keert hij terug naar de universiteit waar de opvoeringen plaatsvonden. Ook de personages uit het origineel zijn terug van de partij. Toch is deze film niet zomaar een herneming. Zo heeft de film, in tegenstelling tot het origineel, geen helder narratief of plot. De personages, die opvallende carnavaleske en clowneske outfits dragen, converseren niet maar reciteren gedichten van González. Tegelijk bewegen ze al dansend doorheen een trappenhal van de universiteit. De film zorgt voor een beklijvende kijkervaring. Maar vooral toont hij het belang van het leren kennen en doorgeven van ervaringen uit het verleden. Alleen zo kunnen we de spoken uit gewelddadige en pijnlijke geschiedenis een plek geven en ons bewegen richting een betere toekomst.
Na deze meeslepende tocht doorheen de turbulente geschiedenis van Guatemala blijven op weg naar huis de woorden van Walter Benjamin door mijn hoofd spoken: ‘Wat voorbij is historisch articuleren wil niet zeggen, het herkennen “zoals het eigenlijk is geweest”. Het wil zeggen, een herinnering bemachtigen zoals ze op een ogenblik van gevaar opflitst’. [1] Het zijn die ‘ervaringsrijke’ herinneringen die het werk van Ramírez-Figueroa ontlokken. Hopelijk blijven ze nu wat beter hangen.
- Benjamin, Walter (1996). Maar een storm waait uit het paradijs: Filosofische essays over taal en geschiedenis. SUN, Nijmegen, pg. 144.