Het werk van Neïl Beloufa (1985, Parijs) is als een neuraal netwerk. Zijn multimediale praktijk is kritisch en neemt absurditeiten in de cultuur van het geglobaliseerde westen op de korrel, met ruimtelijke installaties die onze bewegingen subtiel dicteren. We worden bewust zelfbewust gemaakt. In zijn dubbeltentoonstelling bij Mendes Wood DM en C L E A R I N G in Brussel is het niet anders. Twee verschillende ervaringen die ons confronteren met de economie van exclusiviteit. De pandemie wordt opgeworpen als de rode draad die beide tentoonstellingen thematisch verbindt, hoewel dat slechts een excuus lijkt om Beloufa’s kritiek op de digitale (kunst)markt een platform te geven. Zeynep Kubat ging voor ons kijken.
Mijn naam is Tomi Klemp, mijn identiteitsbewijs een QR-code. Ik kan mijn $and stock-credits vergokken in de speelhal. Mijn lichaam is gereduceerd tot een gedigitaliseerde code, nog eentje bovenop mijn bestaande CST, en mijn hoofd staat op een scorebord. Zal ik blut naar huis gaan, of weet ik mijn tokens in waarde te verhogen door ze om te wisselen voor een kunstwerk en een NFT?
Pandemic Pandemonium in C L E A R I N G is geen tentoonstelling, maar een statement. De ruimte is ingericht met installaties die een speelhal nabootsen. Het tijdperk van de passieve toeschouwer is voorbij: om de kunst te kunnen ervaren moet je meespelen. Een vereiste die past bij een realiteit die door mediatheoretici wordt omschreven als ‘gamified’. Een term die beschrijft hoe alles wat we doen steeds meer de logica van videospellen volgt om ‘gebruikers’ aan te trekken, mensen aan te sporen om te werken zodat ze kunnen consumeren, en hen te behoeden voor inactiviteit. In het spel van Beloufa is de inkomprijs van tien euro per persoon al een eerste obstakel. Het is zover, dacht ik: het grootkapitalisme heeft zich als Tetsuo, het nucleaire pezige vetmonster in de Japanse film Akira (1988), vastgehecht aan iets wat commerciële galeries publieke waarde geeft: hun kosteloze gastvrijheid.
Ik ontvang mijn spelidentiteit, Tomi Klemp, op een foldertje met een QR-code die ik bij elk spel moet scannen. Toeschouwers met een cryptowallet kunnen hun geld digitaal beheren en inwisselen voor een NFT. Je kan meer $and stocks winnen door vragen juist te beantwoorden aan de spelmachines. Met foute antwoorden verlies je geld. Bovendien wordt de munteenheid aan 50% belast, waardoor de waarde exponentieel daalt eens je verliest. Net zoals op de aandelenmarkt, word je aangespoord om risicovol gedrag te vertonen. Riskeer alles, speel vals of ‘HODL’![*] Eerlijke bezoekers zoeken de antwoorden in de afleveringen van Beloufa’s videoreeks Screen-Talk (2014-20), een angstaanjagend vooruitziende soapopera over een pandemie die mensen dwingt om enkel via Skype te communiceren. Slinkse bezoekers gaan naar Cheat Island, een interactieve speelgrond in het midden van de tentoonstellingsruimte, waar alle antwoorden letterlijk te rapen vallen.
De tentoonstelling geeft goed weer hoe problemen uit de echte wereld getransponeerd worden naar de digitale wereld. In de Screen-Talk-reeks is er geen sprake van een echte pandemie, maar van psychosomatische massahysterie. ‘Mental health became a tool of our neoliberal era,’ verklaart een dokter. Bovendien wordt de pandemische wereld bevolkt door toxische mannen. Een dokter heeft een affaire met zijn jonge assistente. Nadat zij iets rapporteert aan een groep experten, zegt de dokter: ‘I screen grabbed her.’ Zijn collega antwoordt: ‘I’d grab more than her screen.’ De dokter medicaliseert het normale gedrag van zijn vrouw, die hij opsluit onder het mom dat ze patient zero is, als ‘agrorefusal’. Hun zoon stuurt agressieve berichten naar vreemden om naaktfoto’s op te eisen. In de tentoonstelling staan robots die je aanspreken met zinnen die bezoekers kunnen doorsturen via hun QR-codes, wat ‘vrije meningsuiting’ plots een gevaarlijke zone maakt.
Overal word ik herinnerd aan de problematische cultuur dat aan de basis ligt van de NFT-economie en het metaversum, waar de eerste dagen na haar bestaan al een vrouw is verkracht en hate speech tegen geracialiseerde mensen dagelijkse kost is. Beloufa noemde zijn werk weliswaar Digital Mourning, maar in plaats van rouw voel ik eerder frustratie over deze snelle verspreiding van seksisme, racisme en onbegrip in de digitale wereld.
De interessante kritiek die vervat zit in Beloufa’s werk wordt echter ondermijnd door het spelgehalte. Ik zou me kunnen focussen op de vergelijking tussen de cryptomarkt en de kunstmarkt, de kritiek op megalomane PR-bureau’s die mensen met dure tickets wijsmaken dat elke ‘experience’ een kunstervaring is, maar de onhandige joysticks en klavieren, roepende stemmen en bewegingsgevoelige camera’s leiden me af. Tijdens je bezoek laat je overal sporen van data achter, die volgens de galerie en het bedrijf dat de Web3-toepassingen maakte voor de expo, worden verzameld om toekomstige engagementen tussen de kunstenaar, zijn werk en de toeschouwer te verzekeren. Wat dit precies betekent, is onduidelijk. Ik voel me constant gesurveilleerd, zelfs na het verlaten van de galerie.
De tentoonstelling Remotely Speaking bij Mendes Wood DM zet het verhaal van de pandemie dan weer op een andere manier in. Hier worden we geconfronteerd met onze sociale ontkoppeling tijdens de lockdown. Bas-reliëfs, vervaardigd uit kleurrijk leder dat ons herinnert aan onze iPad-hoezen, tonen ons een dubbelbeeld. Op het eerste plan zien we mensen die verloren zijn in de diepe eenzaamheid van hun scherm. Op het tweede plan zien we het reliëf, dat ons de angstwekkende gezichten, de spoken achter de schermen, toont. We zien feestende gezichten, grijnzende piraten, gestoorde digitale chirurgen die klaarstaan om onze sociale lobotomie af te ronden.
Toch is de pandemie een bliksemafleider van het echte onderwerp. Eigenlijk staat het mogelijke verlies van de legitimatie van kunst centraal. Het mooiste element aan deze tentoonstelling is dat we de klachten rechtstreeks ontvangen van de kunstwerken zelf. Dat biedt een uitzonderlijk perspectief op onze relatie tot creaties zonder zeggingskracht, via het artistieke medium. De reliëfs komen tot leven en beschuldigen Beloufa van nalatigheid, onthullen de uitsluitingsmechanismen van de elitaire galerie en protesteren tegen hun digitale existentie. ‘We are not digital!,’ scanderen ze in de gang. Ondertussen speculeren ze beneden over welke champagne er geserveerd zal worden tijdens de VIP-vernissage. Ze becommentariëren de rol van de bezoeker in de galerie-context als het koor in een Griekse komedie.
Wij willen allemaal exclusief behandeld worden, dus de kunstwerken hebben een geheim feestje voor ons georganiseerd in een achterkamertje. Daar is het feestje al uitgestorven, maar alle bas-reliëfs zijn te knock-out om de muziek uit te zetten. Ze hangen scheef aan de muur en liggen half op de grond te slapen. Opvallend is de afwezigheid van de menselijke figuren op het eerste plan van de bas-reliëfs in deze werken. Hebben de schermen ons al opgeslokt, waardoor de kunstwerken tot leven konden komen in de verlaten kamers van onze post-pandemische wereld? Kan het metaversum pas tot leven komen als we onze realiteit volledig durven verlaten?
In een videowerk brengt een kunstwerk een dramatisch verslag over galeriemedewerkers die een dakloze man verjaagden van de vernissage. Achteraf bleek het de Amerikaanse actiefilmheld Vin Diesel te zijn, een gretige klant. Het kunstwerk wordt gestraft voor deze confessie en wordt met bubbelplastic het zwijgen opgelegd. Het werk wordt ingepakt voor transport naar deze tentoonstelling: de cirkel is bijna rond. Tijdens de pijnlijke rit in de vrachtwagen wordt het werk aangemoedigd door een ander kunstwerk: ‘You can handle it. You must suffer for the cause.’ Maar wat is dat doel dan? Er is geen creatie zonder pijn, zegt het werk. De remnanten van het geheime feestje in de achterkamer en de referenties aan een excellent privé-diner voor de opening vertellen echter een ander verhaal.
Zowel de kunstwereld als de digitale wereld worden gekenmerkt door absurde machtsrelaties. Hun winstmarges zijn afhankelijk van een economie van exclusiviteit. Champagne, VIP-diners, de ‘gewone’ bezoekers minder aanbieden dan gasten op de klantenlijst. Al deze elementen dragen bij aan zo’n economie, bedenk ik me, terwijl ik Instagramverhalen bekijk van kennissen die wel uitgenodigd waren op dat notoire privé-diner, IRL. In de digitale wereld is het niet anders: de snelheid waarmee je moet delen wat je doet op sociale media, de speciale beloningen in ruil voor het minten van NFT’s, de toegang tot extra content als je Patreon wordt van een maker of de toegang tot exclusieve chatgroepen op Discord die je enkel via andere VIP-leden kan verkrijgen. Ironisch genoeg verhoogt naast het exclusiviteitsprincipe ook institutionele kritiek de waarde van zowel kunstwerken als de plek waarin het getoond wordt, een gouden geschenk van Beloufa aan beide galeries.
Beide exposities hebben gemene delers, maar staan ook los van elkaar. Ze zijn zoals Wintermute en Neuromancer, de twee AI-wederhelften die naar elkaar op zoek zijn in William Gibson’s beroemde science-fictionroman uit 1984, Neuromancer. Anders dan de twee AI-breinen, slagen de twee exposities er niet in om elkaar op zo’n manier aan te vullen tot een superbrein, dat één en alles wordt. Het neuraal netwerk van Beloufa blijft te gespleten over de beide locaties en zijn uitgebreide installaties bezitten te veel verschillende elementen om de rizoom te laten rijpen tot een overzichtelijk verhaal dat alle bezoekers kunnen begrijpen. Terwijl de ‘experience’ van Pandemic Pandemonium vooral een gimmick blijkt te zijn, is er veel meer plaats voor kritische reflectie en comic relief in de tentoonstelling Remotely Speaking. Twee karakters, die ook een verschillend publiek kunnen aantrekken. Aan de toeschouwer om te beslissen waar hedendaagse kunst voor hen vooral over moet gaan.
*Reddit-taal gebaseerd op de onjuiste spelling van een dronken gebruiker. De afkorting staat voor ‘Hold On To Dear Life’, wat verwijst naar een behoudsgezinde investeringstactiek in cryptocurrencies.